Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[verzoeker 1] , wonende te [woonplaats] ,
[verzoeker 2], wonende te [woonplaats] ,
[verzoeker 3], wonende te [woonplaats] ,
1.[verweerder] , wonende te [woonplaats] ,
Stichting Bewind, Executele, Curatele en Volmacht mr. T.A.S. Brouns,
procederende in persoon,
belanghebbende,
gemachtigde: mr. F. Huisman.
1.De procedure1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 juli 2016;- het verweerschrift van [verweerder] , ingekomen ter griffie op 30 augustus 2016;- de aanvullende producties van [verweerder] , ingekomen ter griffie op 28 oktober 2016;- de wijziging van het verzoek, ingekomen op 31 oktober 2016;- het verweer naar aanleiding van de wijziging van het verzoek van [verweerder] , ingekomen ter griffie op 3 november 2016;- het verweer van Brouns, ingekomen ter griffie op 9 november 2016;- het standpunt van [belanghebbende] , ingekomen ter griffie op 3 november 2016;- de reactie van [belanghebbende] , ingekomen ter griffie op 9 november 2016;- de mondelinge behandeling ter zitting van 17 november 2016 waarvan een verkort proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten2.1. Uit het huwelijk van [naam 1] en [naam 2] zijn vier kinderen geboren: [verzoeker 1] , [naam 3] , [verweerder] en [belanghebbende] . [naam 3] is overleden en heeft twee kinderen achtergelaten: [verzoeker 2] en [verzoeker 3] .
€ 9.378,70 voor het houden van de administratie. De zaak is bij deze rechtbank geregistreerd onder kenmerk 5098796 / CV 16-4534. [verweerder] heeft zich in deze procedure gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3] die bezwaar hebben tegen de (hoogte van) de vorderingen, hebben gevorderd dat zij zich in deze procedure mogen voegen, maar dat verzoek is afgewezen. In deze zaak is op 6 december 2016 vonnis gewezen.
3.De verzoeken en het verweer3.1. [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3] verzoeken de kantonrechter, na wijziging van hun oorspronkelijke verzoek primair, verkort weergegeven, voor recht te verklaren dat de taak van de executeurs is beëindigd, en veroordeling van de executeurs om de nalatenschap aan de erfgenamen ter beschikking te stellen, veroordeling van de executeurs tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de erfgenamen en om te bepalen dat de executeurs in hoedanigheid van gewezen executeurs nog slechts een aantal in het dictum genoemde werkzaamheden mogen verrichten. Zij leggen hieraan ten grondslag dat de nalatenschap zich in een eenvoudig en overzichtelijk stadium bevindt en dat enkel nog de incassoprocedure van [belanghebbende] en [naam 4] aan de orde is, die naar verwachting geen verder vervolg zal krijgen. Voor zover de kantonrechter oordeelt dat de taak van executeurs nog niet is geëindigd, handhaven zij hun oorspronkelijke verzoek en verzoeken zij de kantonrechter te bepalen dat de twee executeurs met onmiddellijke ingang worden ontslagen wegens gewichtige redenen, een derde-executeur te benoemen en te bepalen dat de executeurs als gewezen executeurs nog slechts beperkte, in het dictum genoemde, werkzaamheden mogen verrichten. Zij stellen hiertoe dat sprake is van een diepgaand, niet aanstonds weg te nemen wantrouwen in de executeurs welke mede is ontstaan door het overschrijden van de bevoegdheden van executeur [verweerder] . Verzoekers hebben in hun verzoekschrift een aantal voorbeelden aangedragen op grond waarvan hun vertrouwen is beschaamd. Zo stellen zij dat sprake is van een schijn van belangenverstrengeling omdat [verweerder] , ondanks hun bezwaren, zich in de procedure van [belanghebbende] en [naam 4] heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank waardoor de vorderingen zullen worden toegewezen. Verder stellen zij dat [verweerder] in strijd met zijn bevoegdheid hen de woning heeft toegedeeld en [verzoeker 1] heeft gedagvaard wegens een vermeende geldlening. Inmiddels is de situatie volgens verzoekers volledig uit de hand gelopen waardoor de feitelijke afwikkeling van de nalatenschap naar de achtergrond dreigt te verschuiven en deze afwikkeling onnodig wordt vertraagd.3.2. [verweerder] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken. Hij voert hiertoe, samengevat weergegeven het volgende aan. Hij betwist dat de nalatenschap zou zijn afgewikkeld omdat er nog een bezwaarschriftprocedure tegen de aanslag erfbelasting loopt, er in de incassoprocedure van [naam 4] en [belanghebbende] nog geen vonnis is gewezen en ook de incassoprocedure tegen [verzoeker 1] nog geen beslissing is genomen door de kantonrechter in Eindhoven. Verder is de woning nog niet verkocht waardoor deze nog beheerd moet worden en niet verdeeld kan worden. Ook is er nog geen uitsluitsel over de afwikkeling van de kwestie inzake het handelen van verzoekers waarvoor zij door [verweerder] aansprakelijk zijn gesteld. Ook is er in de tuchtprocedure tegen de voorganger van mr. Ebbeng nog geen uitspraak gedaan. [verweerder] betwist dat sprake is van gewichtige redenen die zijn ontslag rechtvaardigen.3.3. Brouns voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Hij sluit zich aan bij wat [verweerder] heeft aangevoerd. [verweerder] voert zijn taak uitstekend uit, hij verleent de relevante informatie over de afwikkeling van de nalatenschap, streeft naar een voorspoedige afwikkeling ervan en legt rekening en verantwoording af, aldus Brouns. Verder hebben verzoekers kanttekeningen geplaatst bij administratieve handelingen tijdens het leven van de erflater, maar dat strekt zich niet uit tot de executele.
4.De beoordeling4.1. De kantonrechter stelt voorop dat op grond van artikel 3:302 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), een verklaring voor recht, gelet op het systeem van de wet zoals vervat in artikel 78 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, (hierna: Rv), bij dagvaarding moet worden ingeleid en niet, zoals in de onderhavige zaak wat het primaire verzoek is gedaan, bij verzoekschrift. De kantonrechter zal de zaak wat betreft dit onderdeel daarom op grond van artikel 69 Rv verwijzen naar de dagvaardingsprocedure in de stand waarin het geding zich bevindt. Omdat op dit moment geen aanleiding bestaat om te oordelen dat de zaak tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoort, wordt de zaak in zoverre verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. De kantonrechter zal bevelen dat de procedure voor wat betreft dit onderdeel wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure en in dat verband tevens een dag bepalen waarop de zaak op de rol zal komen. De kantonrechter zal partijen daarbij in de gelegenheid stellen hun stellingen aan de voor de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels aan te passen.
28 december 2016te 10.00 uur,