In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 februari 2016 uitspraak gedaan in een vaderschapskwestie. De man heeft de stelling van de vrouw, dat hij de verwekker is van de minderjarige, niet betwist. De rechtbank heeft eerder, op 26 mei 2015, een deskundigenonderzoek bevolen om te bepalen of de man de verwekker van de minderjarige is. De man heeft echter geweigerd mee te werken aan dit onderzoek, wat de rechtbank ertoe heeft gebracht te concluderen dat hij geacht wordt de verwekker te zijn. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator tot gerechtelijke vaststelling van de man als vader van de minderjarige toegewezen.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man verantwoordelijk is voor de kosten van het DNA-onderzoek, die door de rechtbank zijn voorgeschoten. De kosten bedragen € 100,--, en de rechtbank heeft bepaald dat deze door de man, als de in het ongelijk gestelde partij, moeten worden voldaan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak. De griffier heeft partijen geïnformeerd over de procedure voor het indienen van hoger beroep en de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.