ECLI:NL:RBNNE:2016:550

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
15 februari 2016
Zaaknummer
C/18/151981/FA RK 14-3009
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaderlijke vaststelling en DNA-onderzoek in vaderschapskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 februari 2016 uitspraak gedaan in een vaderschapskwestie. De man heeft de stelling van de vrouw, dat hij de verwekker is van de minderjarige, niet betwist. De rechtbank heeft eerder, op 26 mei 2015, een deskundigenonderzoek bevolen om te bepalen of de man de verwekker van de minderjarige is. De man heeft echter geweigerd mee te werken aan dit onderzoek, wat de rechtbank ertoe heeft gebracht te concluderen dat hij geacht wordt de verwekker te zijn. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator tot gerechtelijke vaststelling van de man als vader van de minderjarige toegewezen.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man verantwoordelijk is voor de kosten van het DNA-onderzoek, die door de rechtbank zijn voorgeschoten. De kosten bedragen € 100,--, en de rechtbank heeft bepaald dat deze door de man, als de in het ongelijk gestelde partij, moeten worden voldaan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak. De griffier heeft partijen geïnformeerd over de procedure voor het indienen van hoger beroep en de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Meervoudige kamer
Locatie: Groningen
zaaknr.: C/18 / 151981 / FA RK 14-3009
beschikking d.d. 16 februari 2016
in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonende te [adres 1] ,
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. I. Wagenaar,
en

mr. E. HENKELMAN,

advocaat te Groningen,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator,
en

[verweerder] ,

wonende te [adres 2] ,
hierna te noemen de man,
in persoon verschenen.

PROCESVERLOOP

De rechtbank heeft op 26 mei 2015 een beschikking gegeven.
Op 10 juli 2015 is ter griffie een F9-formulier van mr. Wagenaar binnengekomen.
Op 17 juli 2015 is ter griffie een brief met bijlage van dr. N.M. Lardy, hoofd vaderschapsonderzoek van Sanquin Diagnostiek, ontvangen.
Op 25 september 2015 is ter griffie een factuur van Sanquin Diagnostiek ontvangen.

RECHTOVERWEGINGEN

De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist in voormelde beschikking.
Bij voormelde beschikking is een deskundigenonderzoek bevolen ter beantwoording van de vraag of de man de verwekker is of zou kunnen zijn van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] .
Beoordeling
De man heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling niet betwist dat hij de verwekker van de minderjarige is. Door middel van het DNA-onderzoek zou omtrent het verwekkerschap van de man (wetenschappelijke) zekerheid kunnen worden verkregen.
Vanwege Sanquin is aan de rechtbank bericht dat zij van de man bericht hebben gekregen dat hij geen medewerking gaat verlenen aan het onderzoek.
Ingevolge artikel 198, derde lid, Rv zijn partijen verplicht mee te werken aan een onderzoek door deskundigen. Wanneer aan deze verplichting niet wordt voldaan, kan de rechter daaraan de gevolgtrekking verbinden die hij geraden acht. Nu de man de stelling van de vrouw dat hij de minderjarige heeft verwekt, niet heeft betwist, zal de rechtbank aan de weigering van de man om mee te werken aan het deskundigenonderzoek de conclusie verbinden dat de man geacht wordt de verwekker van de minderjarige te zijn.
Op grond van voorgaande overwegingen ligt het verzoek van de bijzondere curator tot gerechtelijke vaststelling van de man als vader van de minderjarige voor toewijzing gereed.
Ten aanzien van de onderzoekskosten voor het DNA-onderzoek, welke volgens Stichting Sanquin € 100,-- bedragen (zijnde kosten bloedafname van de minderjarige en administratiekosten) en door de rechtbank zijn voorgeschoten, is de rechtbank van oordeel dat deze door de man, als de in het ongelijk gestelde partij, moeten worden voldaan.

BESLISSING

De rechtbank
stelt vast dat
[verweerder]geboren op [geboortedatum 2] 1966 te [geboorteplaats 2] , de vader is van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2009 in de gemeente [geboorteplaats 1] ;
veroordeelt de man in de kosten van het deskundigenonderzoek ten bedrage van € 100,--;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs S. Timmermans (voorzitter), W.P. Claus, en
R. Baluah en uitgesproken door mr. W.P. Claus, ter openbare terechtzitting van 16 februari 2016, in aanwezigheid van de griffier.
mmv
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.