ECLI:NL:RBNNE:2016:5508

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
C18/166277 PR RK 16-143
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen de gehele rechtbank Noord-Nederland

Op 20 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen de gehele rechtbank. De verzoekster had geen bezwaar tegen de persoon van de rechter, mr. M.W. de Jonge, maar uitte haar onvrede over de wijze waarop de rechtbank met haar beroepszaken omging. Het wrakingsverzoek werd behandeld door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit voorzitter mr. W.J.A.M. Dijkers en leden mr. P. Molema en mr. R.L. Vucsán. Tijdens de zitting op 14 april 2016 was de verzoekster aanwezig, terwijl mr. De Jonge niet ter zitting verscheen.

De verzoekster stelde dat haar belangen en rechten ernstig waren geschaad en dat zij recht had op een eerlijke en onpartijdige rechter. Ze verzocht om verwijzing naar een ander gerecht, maar had geen bezwaren tegen de persoon van de rechter. Mr. De Jonge betwistte de claims van de verzoekster en stelde dat de aangevoerde feiten geen twijfel aan haar onpartijdigheid rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat een wrakingsverzoek niet gericht kan zijn tegen de gehele rechtbank, maar enkel tegen de persoon van de rechter die de zaak behandelt. Aangezien het verzoek gericht was tegen de gehele rechtbank, werd het verzoek afgewezen.

De rechtbank concludeerde dat de wrakingskamer niet bevoegd was om te beslissen over de verwijzing naar een ander gerecht. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. De rechtbank bepaalde dat de hoofdzaak, met zaaknummer LEE 15/5048/GBA, voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: 166277 / PR RK 16-143
Datum beslissing: 20 april 2016
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1
[verzoekster] heeft bij brieven van 2 april 2016 mr. M.W. de Jonge als rechter in deze rechtbank in zaak LEE 15/5048/GBA gewraakt.
1.2
Bij brieven van 6 en 11 april 2016 heeft mr. De Jonge kenbaar gemaakt dat zij niet in het wrakingsverzoek berust.
1.3
Op 14 april 2014 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. W.J.A.M. Dijkers, voorzitter, en mrs. P. Molema en R.L. Vucsán, leden.
1.4
[verzoekster] is ter zitting verschenen. Mr. De Jonge is met kennisgeving niet ter zitting verschenen.
1.5
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.Het standpunt van [verzoekster]

2.1
legt aan haar verzoek - zakelijk weergegeven - ten grondslag dat zij bij de behandeling van haar beroep op een onheuse manier is behandeld waarbij haar belangen en rechten ernstig zijn geschaad. [verzoekster] heeft recht op een eerlijke en onpartijdige rechter bij de behandeling van haar beroepszaken. [verzoekster] heeft geen vertrouwen in de Rechtbank Noord-Nederland en verzoekt daarom verwijzing. Desgevraagd heeft [verzoekster] kenbaar gemaakt geen bezwaar te hebben tegen de persoon van de rechter maar tegen de wijze waarop de Rechtbank Noord-Nederland met haar beroepszaken omgaat c.q. is omgegaan. [verzoekster] heeft ter zitting benadrukt dat haar verzoek ook zaak LEE 14/5669/ZVW betreft.

3.Het standpunt van mr. De Jonge

3.1
Mr. De Jonge voert aan, samengevat weergegeven en voor zover voor de beoordeling van belang, dat de door [verzoekster] aangevoerde feiten de twijfel aan haar onpartijdigheid niet rechtvaardigen. Mr. De Jonge stelt dat [verzoekster] de gehele Rechtbank Noord-Nederland wenst te wraken. Volgens vaste jurisprudentie kan een rechterlijk college als geheel evenwel niet worden gewraakt. Voor het overige heeft [verzoekster] geen feiten of omstandigheden aangedragen die de persoon van de rechter betreffen. Het verzoek dient daarom afgewezen te worden.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 8:15 Awb e.v. kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van [verzoekster] is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.3
Kort samengevat heeft [verzoekster] haar wrakingsverzoek gebaseerd op de wijze waarop zij door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld en verzoekt zij verwijzing naar een ander gerecht. [verzoekster] heeft evenwel geen bezwaren tegen de persoon van de rechter die haar zaak behandelt.
4.4
De rechtbank overweegt dat de in artikel 8:15 Awb genoemde feiten en omstandigheden betrekking dienen te hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. De grondslag van de wraking moet dan ook de betrokken rechter betreffen en niet het (gehele) rechterlijk college of het gehele gerecht waarvan deze deel uitmaakt. Het voorliggende wrakingsverzoek is evenwel gericht tegen de gehele rechtbank Noord-Nederland. Een verzoek om wraking van een gerecht in zijn geheel kan niet als een wrakingsverzoek, waarop de hiervoor genoemde bepaling doelt, worden aangemerkt. Een dergelijk wrakingsverzoek is dan ook niet mogelijk.
4.5
Voorts overweegt de rechtbank dat een beslissing op het verzoek van [verzoekster] tot verwijzing van de behandeling van haar beroepszaken naar een ander gerecht niet tot de bevoegdheid van de wrakingskamer behoort.
4.6
Een en ander in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat het wrakingsverzoek van [verzoekster] zal worden afgewezen.
4.7
Ten aanzien van het verzoek om wraking van de rechter in zaak LEE 14/5669/ZVW is de rechtbank gebleken dat dit verzoek niet mr. De Jonge betreft maar mr. H.J. Bastin. De rechtbank zal dit wrakingsverzoek afzonderlijk behandelen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking van mr. De Jonge af;
bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 15/5048/GBA) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoekster] , mr. De Jonge en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] .
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.A.M. Dijkers, voorzitter, en mrs. P. Molema en R.L. Vucsán, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2016.
eh