Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.Het standpunt van de heer [A] en [B]
3.Het standpunt van mr. Van de Bosch
4.De beoordeling
Tenslotte heeft mr. Van den Bosch de wrakingskamer onjuist geïnformeerd.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak hebben verzoekers [A] en [B] op 11 april 2016 mr. B. van den Bosch gewraakt in een lopende procedure. De wrakingsgrond was gebaseerd op vermeende valsheid in geschrift en vooringenomenheid van de rechter. Verzoekers stelden dat mr. Van den Bosch onterecht de wederpartij de gelegenheid had gegeven om te reageren op een niet ingediend processtuk, terwijl verzoeker [A] door ziekte niet in staat was om tijdig een processtuk in te dienen. Mr. Van den Bosch heeft in een brief aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten. De wrakingskamer heeft op 21 april 2016 de zaak behandeld, waarbij mr. Van den Bosch niet aanwezig was. Verzoeker [B] heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en verzocht om aanhouding van de zaak. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekers en de verdediging van mr. Van den Bosch zorgvuldig gewogen. De wrakingskamer concludeert dat de rolbeslissing van mr. Van den Bosch, hoewel feitelijk onjuist, op zichzelf geen wrakingsgrond vormt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 mei 2016.