Uitspraak
Stichting Meriant,
4.Afspraken
5. Vervolg
per heden;
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 10 februari 2016 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van Stichting Meriant tegen een werknemer, aangeduid als [verweerster]. Meriant heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, wegens verwijtbaar handelen of nalaten, en subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW, wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer heeft zich verzet tegen het ontbindingsverzoek en heeft zelf verzoeken ingediend, waaronder een verzoek om betaling van loon en een transitievergoeding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerster] zich schuldig heeft gemaakt aan werkweigering door niet deel te nemen aan een verbetertraject dat was opgelegd door Meriant. Ondanks herhaalde verzoeken van Meriant om het verbetertraject te hervatten, heeft [verweerster] geen keuze gemaakt tussen het continueren van het dienstverband of het beëindigen ervan. De kantonrechter oordeelde dat de werkweigering van [verweerster] als ernstig verwijtbaar handelen moet worden gekwalificeerd, waardoor de arbeidsovereenkomst kon worden ontbonden zonder dat Meriant een transitievergoeding of billijke vergoeding aan [verweerster] verschuldigd was.
De verzoeken van [verweerster] om betaling van loon en andere emolumenten werden afgewezen, omdat zij vanaf december 2015 geen arbeid meer had verricht. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van Meriant toegewezen, waarbij [verweerster] als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.