ECLI:NL:RBNNE:2016:5898

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
18.740060.15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging met een ander

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 4 mei 2016, is de verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder poging tot doodslag en openlijk geweld. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 3 oktober 2015 en 18 juli 2015 in de gemeente Smallingerland. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.J.C. Engels, stond terecht voor het steken van slachtoffers met een mes, waarbij hij samen met medeverdachten handelde. Tijdens de zitting op 21 april 2016 zijn getuigen gehoord, waaronder slachtoffers die de verdachte en zijn medeverdachten identificeerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op agressieve wijze slachtoffers hebben aangevallen en daarbij een mes hebben gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag op de slachtoffers, maar sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlasteleggingen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legde een jeugddetentie van 10 maanden op en wees vorderingen van benadeelde partijen toe, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740060-15 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/740044-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 mei 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboorte datum] te [geboorte land] , thans verblijvende in Het poortje Jeugdinrichtingen te Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.J.C. Engels, advocaat te Heerhugowaard. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/740060-15, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op (/in) of omstreeks (de nacht van 2 op) 3 oktober 2015 te [Plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) in en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2]
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of gezwaaid, en/of (waarbij) die [slachtoffer] bij zijn keel en/of [slachtoffer 2] ter hoogte van zijn (linker) oksel werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op (/in) of omstreeks (de nacht van 2 op) 3 oktober 2015 te [Plaats] ,
(althans) in de gemeente Smallingerland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [adres] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2]
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het (meermalen) steken en/of snijden en/of zwaaien met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , en/of (waarbij) die [slachtoffer] bij zijn keel en/of [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] ter hoogte van zijn (linker) oksel werd geraakt;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op (/in) of omstreeks (de nacht van 2 op) 3 oktober 2015 te [Plaats] ,
(althans) in de gemeente Smallingerland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, bij de keel, dan wel in het lichaam, te steken en/of te snijden en/of die [slachtoffer 2] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam (onder de oksel) te steken en/of te snijden;
2.
hij op (/in) of omstreeks (de nacht van 2 op) 3 oktober 2015 te [Plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Mitsubishi Carisma, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, te [Plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, op (/in) of omstreeks (de nacht van 2 op) 3 oktober 2015 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, ((personen)auto (Mitsubishi Carisma, kenteken [kenteken] )), toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de [adres] en/of [adres] , in elk geval op (een) weg(en);
en in de zaak met parketnummer 18/740044-15 is, na wijzing van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 18 juli 2015 te [Plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, op of aan de openbare weg, [adres] , in elk geval op of aan een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader
- naar die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] is/zijn toegelopen en/of
(vervolgens)
- op/tegen een of meer auto('s) (toebehorende aan en/of in gebruik bij [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 6] ) heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal,
de woorden heeft/hebben toegevoegd: "50 euro, 50 euro" en/of "give me 50 euro", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 4] bij het lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 5] bij de keel hebben gegrepen en de keel heeftdichtgeknepen en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 6] tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of (vervolgens) - een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zichtbaar voor die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , bij zich gehad en/of (vervolgens)
  • met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer
stekende beweging(gen) gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 6]
,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op of omstreeks 18 juli 2015 te [Plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 6] van het leven te beroven, hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte, met dat opzet die [slachtoffer 6] tegen het lichaam heeft geschopt en/of (vervolgens) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juli 2015 te [Plaats] , (althans) in de gemeente
Smallingerland, aan [slachtoffer 6] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (forse) steek-/snijwond in de borst, althans in het lichaam (voor de geneeskundige behandeling waarvan meerdere hechtingen zijn aangebracht) heeft toegebracht door die [slachtoffer 6] tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of (vervolgens) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam, te steken en/of te snijden;
3. hij op of omstreeks 18 juli 2015 te [Plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd
  • tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , althans tegen een of meerperso(o)n(en) en/of
  • tegen een of meer voertuig(en) (te weten: een personenauto, merk Nissan
en/of een personenauto, merk Volkswagen) van die en/of in gebruik bij (respectievelijk) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] , althans tegen een of meer goed(eren),
welk geweld bestond uit het opzettelijk (gewelddadig)
  • bij de keel grijpen en/of vastpakken van die [slachtoffer 5] en/of
  • vastpakken van die [slachtoffer 4] en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan op/tegen een of meergenoemde voertuig(en) en/of
  • meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen tegen een of meergenoemde voertuig(en);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juli 2015 te [Plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 5] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] (met kracht) bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen;
en
hij op of omstreeks 18 juli 2015 te [Plaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer voertuig(en) (te weten
(respectievelijk): een personenauto, merk Nissan en/of een personenauto, merk Volkswagen), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Parketnummer 18/740060-15
Feit 1. primair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1. primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij is daarbij uitgegaan van de verklaringen van aangever [slachtoffer] , getuige [slachtoffer 2] en getuige [slachtoffer 3] . Uit voornoemde verklaringen leidt de officier van justitie af dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] met een mes hebben gestoken. Daarbij is
[slachtoffer] bij zijn keel geraakt door verdachte en is [slachtoffer 3] ter hoogte van zijn oksel gestoken door medeverdachte [medeverdachte 1] .
Nu zowel verdachte als diens medeverdachte met een mes hebben ingestoken op zeer kwetsbare lichaamsdelen, hebben zij het risico genomen dat hun slachtoffers dodelijk letsel zouden oplopen. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Er is geen sprake geweest van enig opzet gericht op levensberoving. Gezien de onsamenhangende verklaringen van de aangever en diverse getuigen is tevens geen sprake geweest van voorwaardelijk opzet. Daarnaast kan niet worden gesproken van medeplegen, nu er geen bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte jegens [slachtoffer 3] handelingen heeft verricht waaruit blijkt dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 3] dodelijk zou treffen met een mes. Evenmin blijkt die aanmerkelijke kans uit het letsel dat [slachtoffer 3] heeft opgelopen, dat gering was en zich niet bevond in de buurt van vitale organen en bloedvaten. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de poging tot doodslag op [slachtoffer 3] .
Anders is dit naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft [slachtoffer] en [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] een mes hebben gehad en dat hebben gebruikt. Hierbij is [slachtoffer] met een mes door verdachte bij zijn keel geraakt en is [slachtoffer 3] door medeverdachte [medeverdachte 1] met een mes gestoken ter hoogte van zijn linker oksel.
Bij de vaststelling van voornoemde feiten is de rechtbank onder meer uitgegaan van de verklaring van aangever [slachtoffer] . Diens verklaring vindt in belangrijke mate steun in de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 3] .
Ook past zijn beschrijving van de wijze waarop hij met het mes is geraakt, bij de plek waar hij door het mes is getroffen.
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij in zijn hand is gestoken door de andere jongen, niet zijnde " [verdachte] " (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: [verdachte] ). Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat hij met de 'andere jongen' medeverdachte [medeverdachte 1] bedoelt. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van verdachte die heeft verklaard dat hij heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte 1] iemand op of in zijn hand heeft gestoken.
De verklaring van [slachtoffer 3] dat hij is gestoken ter hoogte van zijn linker oksel, wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer] en [slachtoffer 3] . Daar komt bij dat de verhorende verbalisant heeft geconstateerd dat [slachtoffer 3] een klein wondje had ter hoogte van zijn linker oksel.
Ten aanzien van het opzet overweegt de rechtbank dat zich in de keel/halsstreek en de okselstreek vitale organen en bloedvaten bevinden.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat er een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bestaat als sprake is van een steek- en/of snijverwonding in voornoemde delen van het menselijk lichaam. Gelet op de aard van de gedragingen van verdachte en diens medeverdachte, te weten het steken/snijden met een mes en de plaats van de letsels, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en diens medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat door hun handelen de slachtoffers zouden kunnen komen te overlijden. Nu de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte en diens medeverdachte samen de confrontatie hebben opgezocht en vrijwel gelijktijdig een willekeurig persoon hebben aangevallen met een mes en dat mes ook allebei hebben gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. primair ten laste gelegde.
Feit 2. primair
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsvrouw- van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. primair ten laste gelegde nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Feit 2. subsidiair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 2. subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de verklaringen van verdachte en aangever [benadeelde] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde nu verdachte heeft gehandeld vanuit noodweer. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat er acuut dreigend gevaar was voor verdachte en de medeverdachte zoals blijkt uit diverse getuigenverklaringen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van het beroep op noodweer betrekt de rechtbank de vraag of, en zo ja in welke mate, de verdachte eigen schuld heeft aan het ontstaan van de situatie waarin diens eventuele wederrechtelijke aanranding kon ontstaan.
Op basis van de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte en de medeverdachte zelf de confrontatie hebben opgezocht en vervolgens een mes hebben gebruikt.
Uit een en ander concludeert de rechtbank dat zij zich derhalve willens en wetens in een situatie hebben begeven waarin een mogelijke reactie van de slachtoffers en hun vriendengroep te verwachten viel en waarbij verdachte en de medeverdachte zich vervolgens om die reden gedwongen hebben gevoeld om gebruik te maken van de auto van aangever [benadeelde] om zich daaraan te onttrekken. Naar het oordeel van de rechtbank komt onder deze omstandigheden aan verdachte een beroep op noodweer niet toe.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het onder 2. subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1. primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland
d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 92 van het dossier met nummer 2015288741 d.d. 31 oktober 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
[medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: medeverdachte [medeverdachte 1] ) heeft tegen mij gezegd dat hij één of twee Eritreeërs met een mes heeft gestoken. Ik heb gezien dat [medeverdachte 1] steekbewegingen met een mes heeft gemaakt en later heb ik gezien dat een Eritreeër gewond was aan zijn hand. Deze Eritreeër heeft mij verteld dat [medeverdachte 1] dat heeft gedaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland
d.d. 3 oktober 2015 opgenomen op pagina 27 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Ik wil aangifte doen. Ik ben namelijk door de mij bekende [verdachte] met een mes geraakt bij mijn keel. Ik heb samen met een andere Eritrese jongen, genaamd [slachtoffer 2] , mijn fiets gepakt. Wij kwamen twee Syrische jongens tegen. De een herkende ik als [verdachte] . De andere Syrische jongen ken ik wel van gezicht, maar niet bij de naam. (…) Ik zag toen dat [verdachte] van zijn fiets sprong en mij aanviel. Ik zag dat [verdachte] hierbij gelijk een mes haalde uit zijn schoen. Het was eerst een kleiner mes dat hij naar voren sloeg, waarna het een groot mes werd. Het begon ook wat donkerder te worden en daardoor kon ik het ook moeilijker zien. Ik schrok toen ik het mes zag en week iets naar achteren uit. Ik zag ook dat [verdachte] gelijk met zijn mes naar mij uithaalde. Doordat ik van schrik mijn hoofd naar achteren trok, werd ik door dat mes geraakt. Ik voelde dat ik bij mijn keel werd geraakt. [slachtoffer 2] is ook met een mes gestoken en is geraakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 4 oktober 2015, opgenomen op pagina 60 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] [slachtoffer 3] :
U vraagt mij wat er vrijdagavond is gebeurd. Samen met [slachtoffer] kwamen wij twee Syrische jongens tegen. Ik herkende deze jongens als zijnde [medeverdachte 1] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt dat met [verdachte] wordt bedoeld: [verdachte] ).
(…) Gelijk hierna werden wij aangevallen met een mes. Ik zag dat [slachtoffer] door [verdachte] bij zijn keel werd gesneden. [medeverdachte 1] stak zijn mes in de richting van mijn oksel. Opmerking verbalisant: Ik zag dat ter hoogte van zijn linker oksel een klein wondje zat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 8 oktober 2015, opgenomen op pagina 67 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik ging met twee andere jongens richting het centrum. Dit waren [slachtoffer] en [slachtoffer 2] . We zagen twee Syrische jongens. De ene heet [verdachte] (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld:
[verdachte] ). De naam van de andere jongen weet ik niet. Die twee Syriërs trokken beiden een mes. De beide Syriërs hebben ons alle drie gestoken met het mes. Ze staken met gestrekte arm op ons in.
Ik ben in mijn rechterhand geraakt (noot verbalisant: ik zie een klein wondje aan zijn rechterwijsvinger van ongeveer 1 centimeter). Ik heb gezien dat [slachtoffer] in zijn keel werd gestoken door [verdachte] . Ik zag dat die andere jongen mij en [slachtoffer 2] heeft gestoken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 3 oktober 2015, opgenomen op pagina 44 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [Naam] :
Ik heb afgelopen nacht, 3 oktober 2015 omstreeks 00.37 uur, de politie gebeld. Ik zag namelijk een vechtpartij vanuit mijn woning aan de Tjaarda te [Plaats] . Het betrof een groep jongeren van Eritrese afkomst, uit het AZC.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat [Plaats] is gelegen in de gemeente Smallingerland.
Feit 2. subsidiair
1. De door verdachte op de terechtzitting van 12 april 2016 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben samen met [medeverdachte 1] in de auto van [benadeelde] gestapt. Ik ben achter het stuur gestapt en wij zijn samen weggereden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 3 oktober 2015, opgenomen op pagina 32 van het dossier met nummer 2015288741 d.d. 31 oktober 2015, inhoudende als verklaring van [benadeelde] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn personenauto op 3 oktober 2015 te [Plaats] , binnen de gemeente Smallingerland. Op 3 oktober 2015 omstreeks 0.30 uur reed ik [Plaats] binnen. Op de tweede rotonde, voor de grote flats, zag ik een grote groep mensen staan. U vertelt mij dat het daar [adres] heet. (…) Op dat moment stapte ik uit. Terwijl ik uitstapte, stapten er direct personen in mijn voertuig. De bestuurder gaf veel gas en ging er met hoge snelheid met mijn auto vandoor. Ik zag dat de bestuurder [adres] opreed, met zeer hoge snelheid. Bijlage goederen: merk Mitsubishi Carisma, kenteken [kenteken] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 4 oktober 2015, opgenomen op pagina 58 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [Naam] :
In de nacht van 2 op 3 oktober 2015 lag ik in mijn bed in mijn woning aan [adres] te [Plaats] . Rond 00.40 uur viel het me op dat er een auto met veel lawaai aan kwam rijden en ik zag dat er een personenauto voor onze woning op de rijbaan van [adres] stond. Ik zag er twee mannen uit de voorzijde van die auto kwamen en hard wegrenden in de richting van het centrum. Parketnummer 18/740044-15
Feit 1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1. ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft haar standpunt gebaseerd op de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] en de getuigen [getuigen] , [getuigen] , [getuigen] en [getuigen] .
Uit de verklaringen van deze personen valt af te leiden dat zowel verdachte als medeverdachte
[medeverdachte 1] agressie hebben vertoond in de richting van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] . Voorts valt daaruit af te leiden dat zowel verdachte als medeverdachte [ medeverdachte 2] op enig moment met elkaar hebben overlegd en dat zij beiden een mes hebben gehad, waarmee [ medeverdachte 2] aangever [slachtoffer 6] heeft gestoken. Ook hebben zij allebei om geld gevraagd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen die in het dossier zitten inconsistent zijn en dat niet kan worden uitgesloten dat er nog een andere Arabische jongen bij het incident was betrokken, waarmee verdachte wordt verwisseld. Zo droeg verdachte bijvoorbeeld geen pet. Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de hierna kort weergegeven bewijsmiddelen af dat verdachte degene is geweest die door aangever en getuigen wordt omschreven als de jongen met de pet. Voorts stelt de rechtbank op grond van de verklaringen van aangever en getuigen vast dat verdachte een actieve rol heeft gehad bij de poging tot afpersing door uitvoeringshandelingen te verrichten. Hun verklaringen komen op dat punt in grote lijnen overeen. Zo blijkt daaruit dat verdachte samen met medeverdachte [ medeverdachte 2] naar de slachtoffers is toegelopen en dat zij beiden op agressieve wijze om geld hebben gevraagd. Daarnaast heeft verdachte getuige [slachtoffer 4] bij zijn lichaam vastgepakt en heeft hij aangever [slachtoffer 6] een schop gegeven. Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het voorts zeer waarschijnlijk dat zowel verdachte als medeverdachte [ medeverdachte 2] een mes hebben gehad en dat [ medeverdachte 2] stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van aangever [slachtoffer 6] . Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht het onder 1. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2. primair en subsidiair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 2. primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de stukken blijkt dat medeverdachte [ medeverdachte 2] aangever [slachtoffer 6] heeft gestoken met een mes. Voorts blijkt dat verdachte daarbij aanwezig was, dat hij ook een mes bij zich had, dat hij voorafgaand aan het steken ook agressief was en dat hij samen met medeverdachte [ medeverdachte 2] heeft overlegd, waarna [ medeverdachte 2] aangever [slachtoffer 6] heeft gestoken. Gelet op het voorgaande is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] , hetgeen dient te leiden tot een bewezenverklaring van het medeplegen van een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2. primair ten laste gelegde nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [ medeverdachte 2] .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat zowel verdachte als medeverdachte [ medeverdachte 2] een mes in hun handen hebben gehad.
Voorts stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [ medeverdachte 2] degene is geweest die aangever [slachtoffer 6] met een mes heeft gestoken. Verdachte stond op dat moment vlakbij hen, maar uit de stukken blijkt niet dat hij enig aandeel heeft gehad in het steken. Uit de verklaringen van de getuigen [getuigen] en [getuigen] zou blijken dat er voorafgaand aan het steken overleg is geweest tussen verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] . De rechtbank verbindt hieraan geen conclusies, aangezien deze getuigen de enigen zijn die verklaren over een moment van overleg en, mocht een dergelijk overleg wel hebben plaatsgevonden, niet duidelijk is wat er is besproken tussen verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] . Nu niet vaststaat dat er een overleg is geweest tussen verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] over het steken van aangever [slachtoffer 6] en verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende blijkt van nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] . De rechtbank acht verdachte dan ook niet medeschuldig aan de poging tot doodslag zoals onder 2. primair is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Om dezelfde redenen als voornoemd, zal verdachte eveneens worden vrijgesproken van het onder 2.
subsidiair ten laste gelegde feit.
Feit 3. primair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 3. primair ten laste gelegde kan worden bewezen, met uitzondering van het openlijk geweld ten aanzien van de personenauto's nu uit de stukken niet blijkt dat verdachte daar enig aandeel in heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3. primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er een nauwe en bewuste samenwerking is geweest tussen verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] .
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte en medeverdachte [ medeverdachte 2] gezamenlijk naar de aangever en getuigen zijn gelopen en dat zij beiden en vrijwel gelijktijdig geweld hebben gepleegd tegen personen. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen personen. Dat geldt ook voor het geweld tegen goederen. Dat verdachte zelf geen gewelddadige bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen de personenauto's doet daar niet aan af, nu voor een bewezenverklaring van openlijk geweld vereist is dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld in zijn geheel bezien. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht het onder 3. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feiten 1. en 3.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 19 juli 2015, opgenomen op pagina 77 van het dossier met nummer 2015208557-DEFPV d.d. 3 oktober 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Op 18 juli 2015 parkeerde ik mijn zwarte Golf tegenover de kerk in de straat [adres] te [Plaats] . De auto staat op naam van mijn vader maar ik gebruik hem. Ik zat samen met [Naam] (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: [Naam] ) en [Naam] in mijn auto. Mijn neef stond daar al geparkeerd. Hij reed in een blauwe Nissan.
Wij stapten alle drie uit de auto en wij liepen naar mijn neef in de blauwe Nissan.
Ik zag twee jongens met een Arabisch uiterlijk mijn kant oplopen. (…) Op dat moment kwamen beide jongens in de richting van mij en [Naam] lopen. Ik hoorde dat een jongen zei tegen [Naam] : "give my vijftig euro". Hij zei dit op een zeer dreigende toon. (…) Ik voelde wat langs mijn bovenlichaam gaan. Ik zag toen een scheur in mijn t-shirt. Ik keek naar mijn shirt en zag allemaal bloed. (…) De arts in het ziekenhuis vertelde mij dat ik geluk had gehad dat mijn longen en mijn hart net niet zijn geraakt. Mijn borstspier is geraakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 19 juli 2015, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik reed gisteren in een blauwe Nissan Micra. De auto is van mijn vriendin. Ik heb de auto geparkeerd bij een kerk en ik stapte uit om mijn neefje, die kwam aanrijden in een Volkswagen Golf, te begroeten. Ik zag dat er twee jongens aan kwamen lopen. Een van de jongens droeg een wit gekleurd shirt en een rode pet. De andere jongen had een zwarte jas aan. Ik zag dat die jongen met de zwarte jas op de motorkap van de auto van mijn vriendin begon te slaan. Ik zag dat de jongen met de zwarte jas agressief naar mij toe kwam en mij wilde slaan. Ik zag dat hij zijn handen omhoog had en ik vond het zeer bedreigend. Hij wilde mij slaan maar ik duwde de jongen met de zwarte jas van mij af. Toen ik dat deed sprong die andere jongen met de rode pet achterop mijn rug. Die heb ik ook van mij af weten de duwen. Hierna zag ik dat die jongen met die zwarte jas bij mijn auto weg kwam. Ik heb nog gezien dat hij tegen mijn auto geschopt heeft en met zijn hand tegen het raam van de bestuurderszijde heeft geslagen. Later zag ik dat er een kras op het raam van de bestuurderskant zat. Ik heb later ook nog gezien dat er deuken in mijn auto zaten, een deuk in de motorkap en een deuk bij de achterbumper.
Ik zag dat de jongen met de zwarte jas doorliep naar de auto van mijn neefje en mijn broertje bij de keel greep. Ik heb de jongen met de zwarte jas van mijn broertje afgeduwd. Hierna zag ik dat hij ook tegen de auto van mijn neefje trapte. Verder zag ik dat hij aan de bestuurderskant van de auto van mijn neefje stond en ik zag dat hij met de onderkant van zijn hand op de voorruit van de auto van mijn neefje sloeg. Ik hoorde en zag dat de voorruit van de auto van mijn neefje kapot ging. (…) Mijn neefje stapte uit. Ineens zag ik allemaal veren vliegen. Ik hoorde mijn neefje zeggen dat hij gestoken was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 20 juli 2015, opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik hoorde die jongens ook steeds schreeuwen: "vijftig euro, vijftig euro". (…) Uiteindelijk kwamen
beide jongens, met de zwarte jas en het witte t-shirt aan de rechter voorzijde van de VW Golf te staan. Mijn neef [slachtoffer 6] stond op dat moment ongeveer tussen de jongens en [slachtoffer 5] . Ik stond bij [slachtoffer 5] .
Mijn neef zei tegen de jongens iets in de trant van: "Doe normaal" of "Blijf van mijn auto". Ik zag toen dat de jongen met het witte t-shirt mijn neef met zijn rechterbeen een lage trap gaf. Mijn neefje zei later tegen mij dat hij nog geen seconde later besefte dat hij was gestoken. Toen zag ik ook al die veren. [slachtoffer 6] werd toen getrapt door de jongen met het witte t-shirt. Net nadat [slachtoffer 6] was getrapt kwamen er allemaal veren uit zijn jas.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie NoordNederland d.d. 19 juli 2015, opgenomen op pagina 39 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik hoorde dat [slachtoffer 5] (de rechtbank leest: [slachtoffer 5] ) [slachtoffer 5] mij het volgende vertelde:
Ik zag toen twee AZC'ers aan komen lopen. Een van deze twee herkende ik aan zijn gezicht.
Toen de twee jongens bij ons waren hoorde ik dat beide jongens tegen ons zeiden: "geef 50 euro". Dit herhaalden ze een paar keer. We hebben toen gezegd dat we niets hadden en dat ze ook niets zouden krijgen. Ik zag toen dat de twee jongens de auto van mijn broer gingen vernielen. Toen ze hier mee ophielden zag ik dat deze twee jongens naar mijn broer liepen. Ik zag dat een van de jongens mijn broer duwde en de andere jongen hield mijn broer vast. Kort erop zag ik dat de twee jongens naar mij toe kwamen. Ik zag en voelde dat een van de jongens mij bij mijn keel pakte. Ik duwde deze jongen bij mij weg. Ik zag toen dat ze naar de VW Golf van mijn neef liepen en dat de jongens de voorruit van de VW Golf kapot sloegen. Ik zag dat mijn neef uit de auto stapte en ik hoorde dat mijn neef er iets van zei. Ik zag toen dat een van de jongens op mijn neef [slachtoffer 6] afliep en vervolgens zag ik allemaal veren in de lucht. Ik hoorde dat mijn neef zei dat hij was gestoken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 21 juli 2015, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
U heeft mij bij aanvang gevraagd of ik door een van de jongens ook bij de keel ben gegrepen. Dit klopt inderdaad. De jongen heeft mij met zijn beide handen bij mijn keel gegrepen. Hij kneep mijn keel dicht. (…) De twee jongens liepen langs de Nissan en ik zag dat een jongen tegen de ruit van auto van Michael sloeg aan de linkerzijde. Het is dezelfde jongen van wie ik een foto heb en die u toegezonden heeft gekregen. Ik zag dat zij daarna als eerste Haval aanspraken. Ik hoorde hen zeggen: "vijftig euro, vijftig euro". Dat riepen beiden de hele tijd. Ik zag dat ze daarna naar mijn broer liepen. Ik kon niet goed zien wat er gebeurde, maar volgens mij pakte hij, de jongen van de foto, mijn broer vast ter hoogte van zijn borst. Ik zag dat mijn broer Michael hem van zich afduwde. Ik zag dat op hetzelfde moment de andere jongen mijn broer van achteren vastpakte, door zijn armen om zijn bovenlichaam te slaan. Mijn broer trok op een of andere manier de jongen van zich af. De jongen van de foto kwam nu naar mij toe. Deze jongen is genaamd [ medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: [ medeverdachte 2] ). Ik zag dat [ medeverdachte 2] mij met beide handen bij mijn keel greep en deze dichtkneep. Dit deed pijn en ik raakte in paniek. Ik duwde hem van mij af. Ik voelde dat ik nu van achteren werd vastgepakt. Dit bleek de jongen te zijn die mijn broer Michael ook van achteren had vastgepakt. Met behulp van mijn broer ben ik weer los gekomen. Ik heb gezien dat [ medeverdachte 2] een wit voorwerp in zijn handen had. Het was volgens mij een mes. Ik zag verder een zwart puntje aan dit voorwerp. Ik zag vervolgens dat [ medeverdachte 2] naar de VW Golf van mijn neef [slachtoffer 6] liep. Ik zag dat hij enkele malen met kracht op de voorruit van de auto sloeg. Hij sloeg met de hand waarin hij het voorwerp had. Hij droeg het mes in zijn linkerhand. Door het slaan op de voorruit ontstond er een dikke scheur in de voorruit. Mijn neef [slachtoffer 6] stapte uit en ging in discussie met [ medeverdachte 2] . Kort daarna zag ik allemaal veren.
Bijlage:
1. Een foto van [ medeverdachte 2] (bijlage A).
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 19 juli 2015, opgenomen op pagina 52 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [Naam] :
Ik zag twee jonge mannen aan komen. De ene was wat langer dan de ander. Volgens mij droeg een van de jongens een rode pet, dat was die grote jongen volgens mij. Ik zag dat de kleinste van de twee ineens op de auto van Michael begon te slaan. Dit was de jongen met de littekens. Hij sloeg een paar keer. Ik zag dat Michael en die jongen elkaar aanvlogen.
Ik hoorde Michael iets zeggen van: "Wat is jouw probleem, waar ben je mee bezig?" Ik zag dat die jongen ons toen ook allemaal beetpakte. Die jongen pakte ons ook bij de kleren vast.
Hij pakte ons ook bij de keel, hij pakte ons eigenlijk overal vast. De kleine jongen hoorde ik tijdens dat beetpakken steeds zeggen: "50 euro, 50 euro". Ik zag dat die andere jongen, die langere, naar zijn sokken/schoenen greep. Ik zag dat hij iets langwerpigs met de kleur wit uit zijn sokken haalde. Ik ben toen meteen in de auto van [slachtoffer 6] gestapt, ik wilde de politie bellen. Ik zag dat de kleine jongen door het raam keek. Ik hoorde de jongen nog eens zeggen: "50 euro". Ik zag dat hij vervolgens wel vijf keer op de voorruit van de auto sloeg en daardoor ontstond een barst in de ruit.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 23 juli 2015, opgenomen op pagina 55 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [Naam] :
De jongen die [ medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: [ medeverdachte 2] ) heette had snijwonden. (…) Volgens mij was degene met de pet op iets groter. De jongen met de littekens was de kleinere. Ik ben er zeker van dat de langere jongen iets bij zijn sokken weghaalde.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 18 juli 2015, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [Naam] :
Op 18 juli 2015 zag ik dat [ medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: [ medeverdachte 2] ) een zwarte jas met een soort van blauw/wit achtig t-shirt en een driekwartsbroek droeg. Ik zag dat [verdachte] een zwart met rode pet op had en een wit t-shirt. Ik ken de jongens van de tandartspraktijk in Leeuwarden waar ik werkzaam ben. (…) Ik zag dat [ medeverdachte 2] en [verdachte] tussen twee auto's in stonden. Ik hoorde [ medeverdachte 2] en [verdachte] schreeuwen naar de andere jongens in de auto's. (…) Ik zag iemand stekende bewegingen maken met zijn rechterhand, volgens mij was dit [ medeverdachte 2] . Hij maakte stekende bewegingen met zijn rechterhand naar de jongen met de zwarte jas en het Aziatisch uiterlijk ter hoogte van zijn buik/lever aan de linkerzijde van zijn lichaam. De afstand tussen mij en de jongens was ongeveer 5 meter, Ik had vrij zicht op de jongens en er waren geen obstakels tussen. Ik zag dat de jongen die naar wat ik dacht, door [ medeverdachte 2] gestoken werd, zijn jas over de plek deed waar hij werd gestoken. Ik zag dat de jongen met de zwarte jas nog een aantal keren naar de plek keek waar hij werd gestoken. (…) Toen zag ik dat [ medeverdachte 2] de voorruit van de voorste zwarte auto kapot sloeg met zijn blote handen. Hierna liepen [verdachte] en [ medeverdachte 2] weg.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie NoordNederland d.d. 19 juli 2015, opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 18 juli 2015 kwam er een melding binnen van een vechtpartij te [Plaats] .
Hierbij was ook een persoon gestoken. Het signalement dat wij doorkregen betrof het volgende:
Eerste verdachte: wit shirt, rode pet, Arabisch/Turks uiterlijk, ongeveer 18 jaar.
Tweede verdachte: zwarte jas, Arabisch/Turks uiterlijk, ongeveer 18 jaar. Bij het horen van de signalementen herkenden wij direct het genoemde signalement als zijnde de jongens welke wij een uur eerder voor de melding hadden gesproken in het [adres] .
Wij parkeerden onze dienstauto aan de zijkant van het park. Ik zag toen een lichtgetinte jongen met een wit t-shirt en een rode pet met zwarte rugzak de heuvel in het park op lopen. De jongen, met wit t-shirt en rood petje, bleek later te zijn: [verdachte] (de rechtbank leest [verdachte] ) van [geboorte datum] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechtercommissaris d.d. 26 november 2015, RC-nr.: 15/2840, inhoudende als verklaring van [Naam] :
Ik zag de jongen steken. U vraagt wat hij in of aan zijn hand had. Ik zag, toen hij naar voren bewoog, dat hij iets wits in zijn hand had. [ medeverdachte 2] was degene die zijn hand naar voren bracht. Bij de andere jongen zag ik wel duidelijk een handvat en dat hij een mes in zijn hand had. Hij dreigde daarmee. De andere jongen, dus niet [ medeverdachte 2] , had een rood geruite pet op.
11. Een geneeskundige verklaring, op 23 juli 2015 opgemaakt en ondertekend door M. Landheer,forensisch arts, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Naam: [slachtoffer 6] (de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: [slachtoffer 6] )
Voornamen: [slachtoffer 6]
Datum onderzoek: 23-07-2015
Omschrijving van de toedracht
Het slachtoffer vertelt zes dagen geleden te zijn geschopt in de buik en is vervolgens met een mes gestoken/gesneden in de linkerkant van de borstkas.
Letselbeschrijving
Aan de linkerzijde van de borstkas is een rechte huidonderbreking van 11 centimeter te zien die is gesloten met twaalf geknoopte blauwe hechtingen.
Beoordeling van de letsels
Het betreft een snijwond die reeds is behandeld van iets oudere datum.
Conclusie
Ontstaan : het letsel is van iets oudere datum
Herstel : het letsel zal waarschijnlijk binnen 6 weken genezen
Letsel past bij : het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat [Plaats] is gelegen in de gemeente Smallingerland.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/740060-15 onder 1. primair en 2. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/740044-15 onder 1. en 3. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat: in de zaak met parketnummer 18/740060-15:
1. primairhij in de nacht van 2 op 3 oktober 2015 te [Plaats] , in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
[slachtoffer] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte, met dat opzet met een mes, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en [slachtoffer 2] gestoken en/of gesneden waarbij die [slachtoffer] bij zijn keel en [slachtoffer 2] ter hoogte van zijn linker oksel werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiairhij, tezamen en in vereniging met een ander, te [Plaats] , in de gemeente Smallingerland, in de nacht van 2 op 3 oktober 2015 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, personenauto (Mitsubishi Carisma, kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde] , als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de [adres] en [adres] ;
en in de zaak met parketnummer 18/740044-15 dat:
1.
hij op 18 juli 2015 te [Plaats] , in de gemeente Smallingerland, aan de openbare weg, [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader
  • naar die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zijn toegelopen en vervolgens
  • tegen auto's (in gebruik bij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] ) hebben geschopt en getrapt en op dieauto's geslagen en
  • die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] meermalen de woorden hebben toegevoegd:
"50 euro, 50 euro" en "give me 50 euro", althans woorden van gelijke aard en strekking en
  • die [slachtoffer 4] bij het lichaam hebben vastgepakt en
  • die [slachtoffer 5] bij de keel hebben gegrepen en de keel hebben dichtgeknepen en
  • die [slachtoffer 6] tegen het lichaam hebben geschopt en
  • een mes zichtbaar voor die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , bij zich hebben gehad en
  • met een mes stekende bewegingen hebben gemaakt in de richting van het lichaam van die
[slachtoffer 6] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. primair
hij op 18 juli 2015 te [Plaats] , in de gemeente Smallingerland, openlijk, te weten aan de openbare weg, [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd
  • tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en
  • tegen voertuigen (te weten: een personenauto, merk Nissan en een personenauto, merk
Volkswagen) in gebruik bij respectievelijk [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] , welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
  • bij de keel grijpen en vastpakken van die [slachtoffer 5] en
  • vastpakken van die [slachtoffer 4] en
  • meermalen met kracht slaan op genoemde voertuigen en
  • meermalen schoppen en trappen tegen genoemde voertuigen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

in de zaak met parketnummer 18/740060-15:
primair Medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
subsidiair Medeplegen van overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994.
En in de zaak met parketnummer 18/740044-15:
1. Poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
3. primair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor twee gevallen van poging tot doodslag, poging tot afpersing, openlijk geweld en joyriding tot een jeugddetentie van 15 maanden.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor een algehele vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat bij een veroordeling verdachte dient te worden opgenomen in een omgeving met een gestructureerde setting met de mogelijkheid om voorkomende problemen te kunnen bespreken, anders dan tot nu toe het geval is geweest.
Oordeel van de rechtbank.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van de verdachte zoals deze naar voren komt uit de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader op klaarlichte dag in het centrum van [Plaats] met veel agressie zijn nietsvermoedende slachtoffers aangevallen en bovendien schade toegebracht aan hun twee auto’s. Tijdens dit geweld hebben verdachte en zijn medeverdachte een mes getrokken en probeerden zij hun slachtoffers ertoe te bewegen om € 50,00 aan hen te betalen. De medeverdachte heeft het slachtoffer in de borst gestoken. Hoewel de rechtbank deze laatste handeling niet aan verdachte heeft toegerekend, had het voor hem duidelijk moeten zijn dat hij door zijn deelname aan het geweld op geen enkele manier een remmende werking heeft uitgeoefend op zijn medeverdachte met als gevolg een bijna fatale afloop voor het slachtoffer. Getuigen hebben verklaard dat verdachte en zijn medeverdachte eerder op de dag ook al agressief gedrag vertoonden.
Nog geen drie maanden later maakt verdachte zich wederom schuldig aan een ernstig geweldsincident, te weten een poging tot doodslag. Er waren al enige tijd spanningen tussen twee bevolkingsgroepen in het AZC te [Plaats] die uiteindelijk op de openbare weg zijn uitgevochten. Verdachte en medeverdachte hebben met gebruikmaking van een mes de confrontatie gezocht en verdachte heeft daarbij het slachtoffer met een mes in de hals geraakt.
De rechtbank maakt zich grote zorgen over verdachte. Hij is nog jong en was nog maar vijftien dagen in Nederland toen hij zich al schuldig maakte aan twee ernstige geweldsdelicten en binnen drie maanden daarna nog een ernstig geweldsdelict, te weten een poging tot doodslag Verdachte zocht als asielzoeker veiligheid in Nederland maar leverde kort na aankomst groot gevaar op voor zijn medeburgers van wie hij op enig moment landgenoot zou moeten worden. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden wat de drijfveren voor verdachte zijn geweest om in een kort tijdsbestek niet alleen anderen geweld aan te doen maar daarmee ook zijn eigen glazen in te gooien. Uit het onderzoek van de psycholoog blijkt wel van een taal- en cultuurbarrière maar onduidelijk is of er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis. Er zijn geen aanwijzingen voor een post traumatische stress stoornis. De psycholoog merkt in zijn rapport nog op dat de communicatie met de voogd van Nidos een probleem was, hetgeen niet aan verdachte te wijten was.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een forse jeugddetentie op zijn plaats is. De rechtbank zal echter een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist omdat zij de poging tot doodslag van 18 juli 2015 niet bewezen heeft verklaard.

Benadeelde partijen

1.) [benadeelde] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/740060-15 onder 2. subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat op basis van de stukken niet vastgesteld kan worden dat verdachte verantwoordelijk is geweest voor de schade aan de auto van de benadeelde partij [benadeelde] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen nu verdachte niet betrokken is geweest bij het veroorzaken van de schade aan de auto van de benadeelde partij [benadeelde] .
Het oordeel van de rechtbank
In beginsel is voor het aannemen van aansprakelijkheid (uit hoofde van een onrechtmatige daad) vereist dat tussen de daad en de geleden schade een conditio sine qua non verband bestaat. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak een conditio sine qua non-verband ontbreekt, nu de rechtbank uit het dossier afleidt dat het niet verdachte is geweest die schade heeft veroorzaakt aan de auto van de benadeelde partij, maar dat Eritreeërs dit hebben gedaan.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat zich gevallen van meervoudige veroorzaking kunnen voordoen waarbij het ontbreken van conditio sine qua non-verband niet steeds een beletsel vormt voor het aannemen van aansprakelijkheid. In de onderhavige zaak is het de vraag of de aanval van Eritreeërs op de auto van [benadeelde] is te beschouwen als een verwezenlijking van het gevaar met het oog waarop het steken en snijden op het lichaam van een aantal Eritreeërs en het vervolgens in gebruik nemen van de auto van [benadeelde] had moeten worden vermeden.
Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Immers, verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een aantal Eritreeërs aangevallen, waarbij zij met een mes hebben gestoken en gesneden. Vervolgens heeft een woedende menigte Eritreeërs bewapend met stokken en fietsen de aanval op verdachte en diens medeverdachte geopend.
Hierdoor zijn verdachte en diens medeverdachte in de auto van een willekeurige voorbijganger gestapt, waarna de auto vervolgens doelwit werd van de woedende groep Eritreeërs. Volgens de rechtbank was deze reactie van de Eritreeërs voorzienbaar voor verdachte en diens medeverdachte en heeft het in hun risicosfeer gelegen dat de auto van [benadeelde] vervolgens het doelwit werd van de Eritreeërs en daardoor beschadigd is geraakt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en op grond van het voorgaande in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank zal daarbij geen vervangende jeugddetentie bepalen.
2.) [benadeelde] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/740044-15 onder 3. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte van het deel van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken waarop de vordering betrekking heeft.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal daarbij geen vervangende jeugddetentie bepalen.
3.) [slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/740044-15 onder 3. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte van het deel van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken waarop de vordering betrekking heeft.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft geconstateerd dat uit het voegingsformulier van de benadeelde partij blijkt dat de auto aan zijn vader toebehoort en dat de schade door de benadeelde partij aan zijn vader is vergoed. De vraag is of de vordering die is ingediend door [slachtoffer 6] ten aanzien van de schade aan de auto van zijn vader, voor toewijzing in aanmerking komt.
Artikel 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat de benadeelde partij alleen ontvankelijk zal zijn in haar vordering indien aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Uit artikel 51f lid 1 Sv volgt dat degene die rechtsreeks schade heeft geleden door het strafbare feit zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer Hoge Raad 7 december 1993, NJ 1994, 244) blijkt dat het begrip 'rechtstreekse schade' vrij ruim wordt gehanteerd. De gevorderde schade komt voor vergoeding in aanmerking als de schade die is geleden in voldoende direct verband staat met het handelen van de verdachte. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de schade die [slachtoffer 6] heeft geleden doordat hij de schade aan de auto aan zijn vader heeft vergoed, in een zodanig nauw verband staat met de door verdachte gepleegde openlijke geweldpleging, dat zij als een rechtstreeks gevolg van die openlijke geweldpleging dient te worden beschouwd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal daarbij geen vervangende jeugddetentie bepalen.
4.) [slachtoffer 6] heeft zich ten tweeden male voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/740044-15 onder 1. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu zij heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering ziet. Subsidiair heeft zij verzocht om de vordering aanzienlijk te matigen omdat verdachte nog minderjarig is en geen geld heeft.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade (ad € 1.651,22) niet ontvankelijk te worden verklaard nu dat deel van de vordering betrekking heeft op de gevolgen van het onder 2. ten laste gelegde waarvan verdachte zal worden vrijgesproken.
Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naast de materiële schade heeft de benadeelde partij immateriële schade gevorderd ter hoogte van €
1.695,00. Uit de onderbouwing bij het voegingsformulier blijkt dat voornoemd schadebedrag hoofdzakelijk ziet op de gevolgen die het steken met het mes voor de benadeelde partij heeft gehad, meer specifiek van de poging tot doodslag. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Nu het gevorderde schadebedrag met name ziet op een feit waarvoor verdachte wordt vrijgesproken, is de rechtbank van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de schade te bepalen die is ontstaan uit het onder 1. ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 77a,77g, 77i, 77gg, 141, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 11 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/740060-15 onder 2. primair en het in de zaak met parketnummer 18/740044-15 onder 2. primair en 2. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/740060-15 onder 1. primair en 2. subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/740044-15 onder 1. en 3. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.828,23 (zegge:
eenduizendachthonderdenachtentwintig euro en drieëntwintig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , te betalen een bedrag van € 1.828,23 (zegge: eenduizendachthonderdenachtentwintig euro en drieëntwintig eurocent). Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro). Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 449,90 (zegge:
vierhonderdnegenenveertig euro en negentig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , te betalen een bedrag van € 449,90 (zegge: vierhonderdnegenenveertig euro en negentig eurocent). Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de andere vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. N.A. Vlietstra, kinderrechter en mr. J.N.M. Blom, rechter, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2016.
Mr. Blom en mr. Vlietstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Fokkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,