Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 171 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, zulks met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht,
- oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid gedurende de proeftijd, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen,
- oplegging van de Gedragsbeïnvloedende Maatregel voor de duur van één jaar, subsidiair 1 jaar vervangende jeugddetentie, bestaande uit tweemaal ITB Harde Kern van elk 6 maanden en de eerste 6 maanden Elektronisch Toezicht. Ook moet verdachte meewerken aan Multi Dimensionele Familietherapie (MDFT), meewerken aan delictpreventiegesprekken en cognitieve gedragstherapie en zich laten behandelen en begeleiden door Verslavingszorg Noord-Nederland,
- dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden,
- verbeurdverklaring van de in beslag genomen mobiele telefoon, merk Apple iPhone 5,
- verbeurdverklaring van de in beslag genomen computer, type notebook, merk Apple Macbook Pro,
- toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij 1] (h.o.d.n. [slachtoffer 3] ) tot een bedrag van € 1.388,45,
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 1.388,45,
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] B.V. tot een bedrag van € 309,28,
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 309,28,
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 20] tot een bedrag van € 426,84,
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 426,84,
- toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij 2] tot een bedrag van
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 21.534,62,
- niet-ontvankelijk verklaring van de [benadeelde partij 2] met betrekking tot het overige deel van haar vordering,
- opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en dat de eis van de officier van justitie daarbij past en daarom te volgen is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem gemaakte rapporten, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding met parketnummer 18/740014-15 is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich diverse malen schuldig gemaakt aan oplichting, pogingen daartoe en aan diefstal van geld van zijn oma.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer een jaar een groot aantal bedrijven en personen opgelicht door de schijn te wekken dat hij diensten voor hen kon verrichten in
e-mailmarketing en deze vervolgens na betaling niet te leveren. Ook heeft hij een groot aantal personen onder druk gezet om bedragen aan hem te betalen, waarbij verdachte zich onder meer voordeed als (medewerker van) een gerechtsdeurwaarder. Door zo te handelen heeft verdachte niet alleen de gedupeerden financieel benadeeld en misbruik gemaakt van hun vertrouwen, maar ook in het algemeen schade berokkend aan het vertrouwen dat bedrijven en consumenten in het (digitale) handelsverkeer moeten kunnen hebben.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een groot geldbedrag van zijn oma door middel van diverse pintransacties. Verdachte had de beschikking over de pinpas en de pincode om voor zijn oma betalingen te doen via internet.
Toen zijn oma van haar bank het bericht kreeg dat er geen geld meer op haar bankrekeningen stond, heeft verdachte door middel van leugens geprobeerd te voorkomen dat zij contact hierover kon opnemen met de bank. Verdachte heeft door zo te handelen ernstig misbruik gemaakt van het door zijn oma in hem gestelde vertrouwen. De oma van verdachte is door het handelen van verdachte in financiële problemen gekomen, onder meer omdat de huur van haar woning niet meer betaald kon worden.
Het betreft hier ernstige en vervelende strafbare feiten. Verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen financieel gewin om daarmee zijn gokverslaving in stand te kunnen houden. Verdachte heeft daarbij geen oog gehad voor de belangen van zijn slachtoffers.
De psychiater heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een autisme spectrum stoornis (MCDD). Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en is er sprake van pathologisch internetgokken.
Het risico dat verdachte in de toekomst weer zijn vlucht zal nemen tot pathologisch gokken en/of manipulatieve internetpraktijken wordt vrij groot ingeschat. De psychiater heeft de rechtbank geadviseerd om een langdurige voorwaardelijke straf op te leggen, met psychiatrische begeleiding en behandeling. De gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna te noemen: GBM) wordt niet geadviseerd omdat deze vooral gericht is op gedragsregulatie en minder op psychiatrische begeleiding.
De psycholoog die verdachte heeft onderzocht komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten: een gokverslaving en de aanlegstoornis ASS in combinatie met een obsessief-compulsieve stoornis. Verdachte disfunctioneert op alle leefgebieden en dwingt aanpassingen af om zo zijn angsten en compulsiviteit te beteugelen. Hij is zowel dwangmatig en obsessief, als ook berekenend en uit op eigen gewin, ondanks dat hij de immorele kant van zijn handelen inziet. De stoornissen zijn zeer fors, maar de eigengereidheid en zelfbepaling naast een verminderde gevoeligheid voor interventies evenzeer. Naar het oordeel van de psycholoog was verdachte zeker op de hoogte van het ontoelaatbare karakter van zijn gedrag ten tijde van de door hem gepleegde strafbare feiten, maar was hij als gevolg van de gebrekkige gewetensontwikkeling en stoornissen niet in staat om zijn gedrag conform dit besef te bepalen. Het voelen van drang en dwang, de verslaving en trek, het moeite hebben los te komen van dwanggedachten, de beperkte zelfregulatie en zelfinzicht vergroten naar het oordeel van de psycholoog de kans op recidive.
Geadviseerd wordt de oplegging van een GBM met daarnaast behandeling voor verdachte en diens ouders in de vorm van een Multi Dimensionele Familie Therapie.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft eveneens gerapporteerd. Hij heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een autisme spectrum stoornis (MCDD), waarbij wordt gezien dat hij bepalend is, wat inflexibel is en zich wat boven de ander opstelt. Verdachte handelt soms impulsief en reageert daarbij soms niet goed voorspelbaar vanuit zijn eigen denkwereld. Voort is sprake van zwakke ik-functies met bij stress optredende paranoïde denkbeelden en hallucinatoire belevingen. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De problematiek is hardnekkig en de kans op recidive wordt zeer hoog geacht. Wat opvalt is dat verdachte een vaardigheid heeft ontdekt en verder ontwikkeld, namelijk oplichting via het internet. Verdachte lijkt nog niet bereid om deze vaardigheid los te laten.
Verdachte heeft intensieve individuele psychiatrische behandeling nodig. Tevens is gezinsbehandeling/-begeleiding noodzakelijk.
Geadviseerd wordt een GBM voor de duur van één jaar, inhoudende twee maal een ITB Harde Kern, elk voor de duur van 6 maanden, 6 maanden elektronisch toezicht, delict preventie gesprekken, cognitieve gedragstherapie, begeleiding/behandeling van Multi Dimensionele Familietherapie en begeleiding/behandeling van en door Verslavingszorg Noord Nederland.
Daarnaast wordt een voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden.
De rechtbank is -mede gelet op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming- van oordeel dat aan verdachte een maatregel betreffende het gedrag (GBM) van de jeugdige voor de duur van één jaar dient te worden opgelegd, nu de ernst van de begane misdrijven en de veelvuldigheid daarvan daartoe aanleiding geven en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming een afgewogen advies is, waarbij diverse mogelijkheden van bestraffing tegen elkaar zijn afgewogen. De rechtbank neemt de conclusies uit dit rapport dan ook over en maakt deze tot de hare.
Het advies van de psychiater om een minder ingrijpende interventie toe te passen, zal de rechtbank dan ook niet volgen.
Aan de door de wet gestelde voorwaarde dat de rechtbank zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van de Raad voor de Kinderbescherming, dat wordt ondersteund door ten minste een gedragskundige, is voldaan nu de Raad voor de Kinderbescherming een gedragsdeskundige heeft geconsulteerd zoals blijkt uit het rapport. Bovendien heeft ook de psycholoog op 17 augustus 2015 een GBM geadviseerd. Weliswaar blijkt uit het rapport van de psychiater dat de psycholoog zich ook in de conclusies van de psychiater kon vinden, maar de rechtbank is niet gebleken dat de psycholoog daarmee afstand heeft gedaan van het hiervoor genoemde advies. Het hierna te noemen programma dat de rechtbank voor ogen staat is dermate langdurig en intensief dat de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit meebrengen dat dit bij voorkeur moet worden toegepast in het kader van de GBM in plaats van in het kader van de voorwaardelijke veroordeling (ECLI:NL:HR:2011:BQ4676).De rechtbank zal bepalen dat de maatregel de modules bevat zoals de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd, maar dat daarbij -gezien de eisen van proportionaliteit- met een vervangende jeugddetentie voor de duur van 6 maanden kan worden volstaan. Naast de oplegging van een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige acht de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden die door de Raad voor de Kinderbescherming is geadviseerd, te weten meldplicht bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden. De rechtbank zal bevelen dat de GBM en het programma dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van verdachte is. Dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, leidt de rechtbank af uit het feit dat er tijdens de periode van de schorsing van de voorlopige hechtenis opnieuw een melding over internetoplichting bij de politie is binnengekomen en uit het feit dat de overige bewezenverklaarde feiten in korte tijd zijn gepleegd.
Daarbij komt dat de Raad voor de Kinderbescherming heeft opgemerkt dat verdachte naar het lijkt nog niet bereid is de vaardigheid van internetoplichting los te laten.
Zonder de intensieve begeleiding in het kader van de GBM en aansluitend toezicht en begeleiding is de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen naar het oordeel van de rechtbank aanzienlijk te noemen.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde van een meldplicht is in dit geval, gelet op het bepaalde in artikel 77za, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet mogelijk. Er is immers geen sprake van een situatie waarin er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.