Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat op grond van de verklaringen van onder meer [getuige] ,
[getuige] en [getuige] kan worden bewezen dat er sprake was een ruzie waarbij ook door de broers [achternaam verdachte] is geduwd, gestompt en/of geslagen. Naar de mening van de officier van justitie blijkt uit de verklaringen in het dossier onvoldoende dat de broers [achternaam verdachte] ook vader [achternaam slachtoffers] ( [slachtoffer3] ) hebben geduwd, gestompt en/of geslagen, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde consequent heeft ontkend. Uit het dossier volgt dat de verklaringen die verdachte bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd consistent zijn en in hoofdlijnen overeenkomen met de verklaringen van de andere personen die bij de groep van verdachte horen. Dit geldt in het geheel niet voor de verklaringen van de tegenpartij. Uit het dossier is mede door deze tegenstrijdige verklaringen van de tegenpartij niet te achterhalen wie er is begonnen met de vechtpartij en bestaat er veel twijfel over wat er nu precies is gebeurd. Weliswaar wordt er door enkele omstanders verklaard dat er door beide partijen is gevochten, maar ontbreken gedetailleerde verklaringen over wat er daadwerkelijk is gebeurd. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2014, opgenomen op pagina 106 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL01KF-2014043422 d.d. 7 augustus 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] , zakelijk weergegeven:
Ik was op 17 januari 2014 bij de Moskee aan de [straatnaam] te Groningen. Ik was buiten de moskee. Ik zag dat [verdachte] op mij af liep. Vervolgens sloeg hij mij met zijn rechtervuist op mijn linkeroor. Hij sloeg mij drie of vier keer op dezelfde plek. Ik werd steeds vastgehouden door de onbekende jongen en zag dat mijn broertje werd geslagen door [naam] . Later zag ik dat [naam] en [naam] allebei op mij afkwamen lopen. Ze liepen op mij af en begonnen mij direct weer te slaan. Ik voelde heel veel pijn en ik voelde dat ze mij sloegen tegen mijn hele lichaam.
2. Een geneeskundige verklaring, op 17 januari 2014 opgemaakt door KNO-arts polikliniek, opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Patiënt [slachtoffer1] : pijn linkeroor en gehoorverlies.
Conclusie: TV-perforatie linkeroor met aanwijzingen voor geleidingsverlies.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2014, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer2] , zakelijk weergegeven:
Toen ik op 17 januari 2014 bij de moskee aan de [straatnaam] kwam, zag ik mijn broer [slachtoffer1] en mijn vader voor de moskee staan. Ze waren druk in gesprek met [naam] en [verdachte] . Ik liep naar hun toe en opeens kreeg ik kennelijk opzettelijk en met kracht een klap met gebalde vuist van [naam] in mijn gezicht. Ik heb gezien dat [naam] en [naam] mijn broer [slachtoffer1] hebben geslagen.
4. Een geneeskundige verklaring, op 17 januari 2014 opgemaakt door huisarts B. de Wit en assistente R. Schipper-De Boer, opgenomen op pagina 94 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring, zakelijk weergegeven:
Patiëntnaam: [slachtoffer2] .
Assistente: rode plekken/schram op gezicht.
Arts: Hematoom en zwelling onder rechter oog; orbita drukpijnlijk. Bij palpatie van het kaakgewricht blijkt de spier aan de linkerzijde drukpijnlijk. Lat. zijde linker dijbeen pijnlijk. 5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 2 mei 2014, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [naam] , zakelijk weergegeven:
Ik heb wel geduwd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 mei 2014, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer3] , zakelijk weergegeven:
[slachtoffer1] , [naam], [naam] en [naam] hebben met elkaar gevochten. Er is over en weer geslagen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 18 juni 14 mei 2014, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] , zakelijk weergegeven:
Er is over en weer geslagen door zowel de kale mannen als [naam] en zijn broertje.
8. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 28 juni 2016, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige] , zakelijk weergegeven:
Ik kwam op 17 januari 2014 uit de moskee. Ik zag twee families die aan het ruzie maken waren. Ze sloegen elkaar met de handen. Ze vochten met elkaar. De twee broers vochten met de andere groep. De vechtpartij vond plaats voor de hoofdingang van de moskee aan de [straatnaam] , op straat. Beide groepen wilden niet weggaan, ze wilden elkaar steeds weer aanvallen. Ze bleven doorvechten.
9. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 8 juni 2016, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige] , zakelijk weergegeven:
Het kwam niet van één kant. Zij waren over en weer aan het vechten.
De rechtbank overweegt het volgende. De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is geweest van een ruzie op de openbare weg, waarbij zowel door de broers [achternaam slachtoffers] als door de broers [achternaam verdachte] geweldshandelingen zijn verricht. Dat uit de bewijsmiddelen en de stukken in het dossier niet is af te leiden wie er met de ruzie is begonnen doet hier niets aan af. Blijkens de bewijsmiddelen heeft verdachte nauw en bewust met zijn mededader samengewerkt en is zijn bijdrage van voldoende gewicht geweest om ten aanzien van hem te kunnen spreken van het "in vereniging" plegen van het openlijke geweld. Het ten laste gelegde kan dan ook worden bewezen, met uitzondering van het vermeende geweld dat verdachte tegen [slachtoffer3] zou hebben gepleegd, nu dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende blijkt uit de verklaringen in het dossier. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte daarom worden vrijgesproken.