ECLI:NL:RBNNE:2017:1037

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
18/940058-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing en mishandeling met rekening houdend met persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Op 23 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf van 80 uren, waarbij rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft op 29 juni 2016 in Emmen geprobeerd een oudere vrouw onder bedreiging van een mes te dwingen geld af te geven. Dit feit heeft grote impact gehad op het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte op 16 juni 2016 in Stadskanaal een klasgenoot mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gezien zijn psychologische toestand, in verminderde mate verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een jeugddetentie had geëist, afgewezen en in plaats daarvan gekozen voor een werkstraf, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht van Jeugdbescherming Noord. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een belast en traumatisch verleden heeft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.940058-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfsplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 09 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.M. de Vries.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2016, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (aan de [straatnaam] heeft weggenomen een spelcomputer (playstation) (met kabels en/of controllers en/of harde schijf) en/of een of meer computerspel(len) en/of een of meer gsm's (waaronder(/)in elk geval een HTC) en/of een tablet en/of een beamer en/of een bos sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 augustus 2016 te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een spelcomputer (playstation) (met kabels en/of controllers en/of harde schijf) en/of een of meer computerspel(len) en/of een of meer gsm('s)(waaronder(/)in elk geval een HTC) en/of een tablet heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
a. hij op of omstreeks 29 juni 2016 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer5] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met dat oogmerk (met gezichtsbedekking) achter die [slachtoffer5] aan te fietsen en/of (vervolgens) een
mes voor voornoemde [slachtoffer5] heeft gehouden, althans aan voornoemde [slachtoffer5] heeft getoond en/of (daarbij) heeft geroepen: "Stop, Stop heb je geld", althans woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
b. hij op of omstreeks 29 juni 2016 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met dat oogmerk (met gezichtsbedekking) achter die [slachtoffer5] aan te fietsen en/of (vervolgens) een mes voor voornoemde [slachtoffer5] heeft gehouden, althans aan voornoemde [slachtoffer5] heeft getoond en/of (daarbij) heeft geroepen: "Stop, Stop heb je geld", althans woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 juni 2016 te Emmen [slachtoffer5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met gezichtsbedekking) die [slachtoffer5] gevolgd en/of (vervolgens) een mes voor voornoemde [slachtoffer5] gehouden, althans aan die [slachtoffer5] getoond;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 juni 2016 te Emmen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer5] , door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, te weten te dreigen met een mes, heeft geprobeerd wederrechtelijk te dwingen iets te doen, namelijk het afgegeven van geld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 16 juni 2016 te Stadskanaal, opzettelijk mishandeld een persoon, [slachtoffer6] , (meermalen) (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de linkerzij en/of tegen het onderbeen en/of elders op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waarvoor die [slachtoffer6] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 2 primair onder a en het onder 3 ten laste gelegde kan worden bewezen gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
Voor feit 1 dient vrijspraak te volgen omdat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat voor feit 2 primair onder a en voor feit 3 een bewezen-verklaring kan volgen nu verdachte deze feiten heeft bekend.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde nu het wettig en overtuigend bewijs daartoe ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 2 onder a en het onder 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 09 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 29 juni 2016, met dossiernummer PL0100-2016187546 d.d. 02 juli 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer5] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 juni 2016, met dossiernummer PL0100-2016179246 d.d. 26 juli 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer6] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 primair onder a en het onder 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
2.
a. hij op 29 juni 2016 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer5] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer5] , met dat oogmerk met gezichtsbedekking achter die [slachtoffer5] aan is gefietst en vervolgens een mes aan voornoemde [slachtoffer5] heeft getoond en daarbij heeft geroepen: "Stop, Stop heb je geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 16 juni 2016 te Stadskanaal, opzettelijk mishandeld een persoon, [slachtoffer6] , tegen het hoofd heeft geslagen en tegen het onderbeen en/of elders tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor die [slachtoffer6] pijn heeft ondervonden;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. Poging tot afpersing.
3. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 18 januari 2017, opgemaakt door H.K. Meijer, GZ-psycholoog.
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is een hechtingsstoornis en een gedragsstoornis NAO vastgesteld. In combinatie hiermee worden PTSS kenmerken en een verhoogde ressentiment waargenomen. De intelligentie is op een moeilijk lerend/zwakbegaafd niveau. Daarnaast is sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling. Er kan worden gesproken van deviaties in het denken en handelen ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen.
Bij de zaken die verdachte heeft bekend is hij meer dan gemiddeld kwetsbaar en beïnvloed-baar geweest waardoor hij onverantwoordelijk handelde en de keuzes die hij maakte niet overzag. Zijn handelen komt deels voort uit de genoemde hechtingsstoornis, de gedrags-stoornis NAO, de beperkingen in het cognitieve denken en de gebrekkige gewetensontwik-keling, waardoor het ten laste gelegde hem niet volledig valt toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 primair onder a en 3 bewezen verklaarde wordt veroordeeld tot 3 maanden jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van toezicht van Jeugdbescherming Noord, en een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft bij haar eis laten meewegen dat verdachte voor het eerst voor de strafrechter dient te verschijnen en dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Verdachte verblijft op grond van een civiele plaatsing in de Wilster in Groningen. Verdachte heeft baat bij de hem geboden structuur en stabiele omgeving.
Voor de verdere ontwikkeling van verdachte is het van belang dat hij geplaatst wordt bij Pluryn van De Hoenderloo Groep. Ook die plaatsing zal in een civiel kader plaatsvinden. De officier van justitie gaat daarom voorbij aan het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om die plaatsingen als bijzondere voorwaarde op te leggen. Ook het verbod om verdovende middelen en alcohol te mogen gebruiken wordt voldoende afgedwongen door de instelling waar verdachte verblijft of zal verblijven. Derhalve kan een dergelijke bijzondere voorwaarde achterwege blijven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Behalve dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, zijn deze feiten gepleegd in een periode dat verdachte niet de bescherming kreeg die hij zo nodig had. Verdachte was zeer instabiel, het contact met zijn moeder verliep niet goed en ook in het pleeggezin was verdachte niet op zijn plaats.
Verdachte is gemotiveerd voor een plaatsing bij De Hoenderloo Groep. Verdachte weet wat die behandeling inhoudt en staat daar achter. Door die plaatsing kan een positieve wending worden gegeven aan de verdere ontwikkeling van verdachte.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met toezicht van Jeugdbescherming Noord dan wel een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht met daarnaast een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de minderjarige verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gepoogd een oudere mevrouw onder dreiging van een mes te bewegen geld aan hem af te geven. Toen het slachtoffer zei dat ze geen geld bij zich had is verdachte omgedraaid en weggegaan. Het slachtoffer is van het handelen van verdachte geschrokken en het feit heeft grote impact op haar gehad.
Verdachte heeft daarnaast een klasgenoot mishandeld op de wijze zoals de rechtbank dat bewezen heeft verklaard.
Zeker de poging tot beroving betreft een ernstig feit dat in beginsel een jeugddetentie rechtvaardigt.
De rechtbank houdt echter in hoge mate rekening met de volgende omstandigheden.
De bewezen verklaarde feiten worden verdachte in verminderde mate toegerekend.
Uit de rapportage komt naar voren dat verdachte een fors beschadigde jongen is met, vanaf zijn vroege kindertijd, een zeer belast en traumatisch verleden. Verdachte is geconfronteerd geweest met de suïcide van zijn broer en met een suïcidepoging van zijn moeder. Moeder was in wisselende mate beschikbaar, wat er mede toe heeft geleid dat verdachte een aantal jaren in een pleeggezin heeft moeten verblijven, waar hij zich niet op zijn plaats voelde door de uiteenlopende opvattingen tussen hem en het pleeggezin.
Verdachte verblijft – als aangegeven - op dit moment in de Wilster van Jeugdinrichting het Poortje te Groningen. Verdachte heeft baat bij de hem geboden structuur en stabiliteit.
Verdachte is in het kader van een civiele plaatsing aangemeld bij De Hoenderloo Groep voor een zeer intensieve behandeling aangaande zijn mogelijkheden en beperkingen en verwerking van trauma’s. Verdachte heeft aangegeven dat hij achter de beoogde plaatsing staat en gemotiveerd is om hieraan mee te werken.
De rechtbank ziet in de geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte in combinatie met het feit dat er een gedegen civielrechtelijk traject is uitgezet voor verdachte, waarvoor hij intrinsiek gemotiveerd lijkt, reden om, ondanks de ernst van het onder 2 bewezenverklaarde feit, niet over te gaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke dan wel voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank acht een forse werkstraf op zijn plaats. Nu verdachte echter in een gesloten setting is geplaatst en zijn verloftraject nog niet van de grond is gekomen, zal de rechtbank een groot deel van de op te leggen werkstraf, voorwaardelijk op leggen. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank toezicht van Jeugdbescherming Noord en een meldplicht verbinden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair onder a en het onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van
80 urenonbetaalde arbeid.
Bepaalt, dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
50 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
15 dagenzal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van
25 dagenzal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde op uitnodiging contact zal hebben met Jeugdbescherming Noord Drenthe, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht.
Geeft opdracht aan de Jeugdbescherming Noord Drenthe, zijnde een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. S. Zwarts en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 maart 2017.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.