Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2 (afpersing en diefstal met geweld), 3 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij zich gebaseerd op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] , getuige [getuige] en verdachte. Zij heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] elkaar ondersteunen voor wat betreft het signalement van de dader en enkele handelingen die de dader in de woning van [slachtoffer 1] heeft verricht. Voorts blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij in bedoelde woning aanwezig is geweest. Op basis van voornoemde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] in haar woning wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat zowel de afpersing als de diefstal met geweld kan worden bewezen. Zij heeft zich hierbij gebaseerd op de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en de processen-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat verdachte enkele van de weggenomen dan wel afgegeven goederen in zijn bezit had bij zijn aanhouding. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd dat verdachte in het bezit was van een vuurwapen. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer 2] , die heeft verklaard dat verdachte een revolver had, en de uitlating van verdachte bij zijn aanhouding dat hij op dat moment niet meer in het bezit was van een wapen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het signalement dat aangeefster [slachtoffer 4] en getuige [getuige] van de dader hebben opgegeven overeenkomt met het signalement van verdachte. Het niet alledaagse signalement met de sportkleding en de witte korte broek komt overeen met de kleding die verdachte droeg bij zijn aanhouding. Bovendien was verdachte bij zijn aanhouding in het bezit van een witte mobiele telefoon, welke kleur overeenkomt met de telefoon die de dader bij zich had.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie zich met name gebaseerd op de verklaringen van de medewerkers van [bedrijf] en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 (diefstal met geweld) en 3 ten laste gelegde.
Met betrekking tot feit 1 heeft hij allereerst aangevoerd dat het bewijs feitelijk slechts op een bewijsmiddel kan worden gebaseerd, namelijk de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] .
Naar aanleiding van haar verklaring zijn mogelijke sporendragers van de dader in haar woning aan een DNA-onderzoek onderworpen, maar de resultaten bevestigen haar verhaal niet. Nu de verklaring van [slachtoffer 1] niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, is onduidelijk wat in haar woning is gebeurd. Feit 1 kan daarom niet worden bewezen.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt hoe lang het incident heeft geduurd, waardoor niet vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ook op basis hiervan kan het feit niet worden bewezen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat enkel de ten laste gelegde afpersing kan worden bewezen. Verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal met geweld van de scooter, omdat de handelingen die verdachte daarbij heeft verricht niet kunnen worden aangemerkt als wegnemingshandelingen. Verdachte is met de scooter weggereden, pas nadat [slachtoffer 2] de scooter heeft gestart. Het goed is aldus niet weggenomen, maar afgegeven.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat het gegeven dat de dader een korte broek droeg niet onderscheidend is, nu de woning van [slachtoffer 4] in de buurt van een sportschool ligt. Sommige mensen gaan ongeacht het winterseizoen met een korte broek naar de sportschool.
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 3
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 20 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Feit 1:
U vraagt mij naar het onder 1 ten laste gelegde feit. Ik kan me nog herinneren dat ik op de bewuste dag een vrouw hoorde gillen. U houdt mij voor de kleding die de dader droeg. Dat komt inderdaad overeen met hetgeen ik die dag aan had. Ik heb de camerabeelden van de [straat] gezien. Ik ben de man op de beelden.
Feit 3:
's Ochtends was ik in de stad. In de avonduren was ik de wijk [naam] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2015, opgenomen op pagina 71 e.v. van het dossier met documentcode ZPV-005, onderzoek MIMOSA, gesloten op 14 maart 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben woonachtig in Groningen in een studentenwoning aan de [straat] . Ik was woensdag 16 december 2016 ongeveer om 12.00 uur klaar en ging naar mijn woning. Ik had net de sleutel uit mijn jaszak gehaald en wilde de deur open doen. Ik merkte ineens dat iemand rechts schuin achter mij stond. Ik schrok en keek verschrikt over mijn schouder. Hij zei: "O ik zoek meneer en mevrouw De Jong." Ik zei dat ik hier woonde. Hij maakte mij duidelijk dat hij bij mijn huis moest zijn. Hij keek mij aan zei: "Maak de deur maar open". Ik zei: "De deur open"? Hij keek mij aan en deed zijn rechterhand in de rechterjaszak. Hij zei toen: "Ik heb een pistool in mijn zak en doe de deur maar open." Ik heb de sleutel in het slot gedaan en ging naar binnen. Ik durfde niet iets te doen en deed de deur maar open. Ik liep naar binnen en liet de deur open. Hij liep achter mij aan naar binnen en zei dat ik de deur moest dicht doen. Hij vroeg eerst nog of er iemand thuis was. Hij vroeg dat dwingend. Hij had zijn stem laag en rustig en daar ging een dreiging van uit. Hij zei ook tegen mij dat ik rustig en stil moest zijn. Ik heb vervolgens de deur dichtgedaan, maar niet op slot. Hij vroeg nogmaals of er iemand thuis was. Hij zei namelijk: "Ik wil niet nog meer slachtoffers maken", dat heeft hij wel drie of vier keer gezegd. Ik moest van hem naar boven lopen en hij liep achter mij aan de trap op. Hij pakte mijn capuchon beet en gaf mij de indruk dat hij de controle over mij had. Hij pakte mij ook bij de arm beet ter hoogte van de elleboog. Hij observeerde heel goed hoe mijn huis in elkaar zat. Hij keek heel erg in mijn slaapkamer. Hij liep vervolgens naar links de kamer van mijn vriendin in, hij liet mij voorop lopen. Ik wilde niet achter het hoekje kijken. Hij zei tegen mij dat ik moest kijken, hij wilde zeker weten dat er niemand was. Ik zei: "Kijk zelf maar, er is niemand". Hij hield mij toen bij mijn linkerarm vast en keek om het hoekje. Ik wilde toen teruglopen en wilde naar beneden. Hij hield mij weer vast bij de capuchon of bij de arm. Hij wilde toen ook in de badkamer kijken. Hij hield mij vast bij de capuchon en liet mij naar beneden lopen. Ik stapte de keuken uit. Hij blokkeerde mij door voor de voordeur te gaan staan. Hij wilde vervolgens het schuifje van de voordeur dicht doen. Ik reikte ernaar en zei: “Ik wil dat niet op slot.” Hij heeft het schuifje wel aangeraakt en probeerde het dicht te doen waardoor ik opgesloten zou worden. Hij stond met de rug naar de deur en probeerde met zijn linkerhand het schuifje dicht te doen. Ik sloeg met mijn rechterarm zijn arm weg. Hij werd boos en hardhandig en pakte mij rond mijn nek of schouders beet, hij kon mij niet vasthouden. Ik werd toen zo nijdig dat ik hem hard van mij heb weggeduwd of geslagen. Ik probeerde deur verder te openen. De deur zette hem klem en ik kon naar buiten op de overloop. Ik riep gelijk om hulp.
Ik kan u het volgende signalement van de dader opgegeven:
Man, leeftijd ongeveer 40 jaar, lengte ongeveer 1.90 meter. Hij had een donkere bruine huidskleur, een Moluks/Indonesisch uiterlijk. Hij had een strak gezicht. Het leek een afgetraind en sterk mannelijk gezicht. Hij was heel slank en niet breed gespierd. Hij had grote donkerbruine ogen. Hij had meer een rechte neus. Zijn hoofd werd bedekt door een gele muts. Die was fel geel bijna fluorescerend geel, hij was egaal en van stof. De muts leek op een hardloopmuts. Hij droeg verder hardloopkleding, hij droeg een zwarte broek. Ik keek naar het bovenstukje, dat was felgeel en zwart. In het midden zat een zwart gaas voor ventilatie. Het was meer zwart dan geel. Er zaten ook links en rechts zakken waar hij zijn handen in had gedaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2015, opgenomen op pagina 226 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] , woonachtig aan de [straat] :
Ik zat op 16 december 2015 omstreeks 12:30 uur in de keuken en zag een man aankomen vanuit de [straat] . Ik zag dat mijn buurvrouw ongeveer een minuut later uit diezelfde richting kwam. Ik hoorde vervolgens dat mijn buurvrouw bovenkwam. Ik hoorde opeens ook een zware stem waarop de buurvrouw reageerde. Ik herkende deze stem niet als de stem van iemand die ik kende. Ook vond ik dat ze verrast klonk. Uit automatisme ging ik naar de voordeur en keek ik door het kijkgat. Ik zag een man bij mijn buurvrouw staan, bij haar voordeur. Ik herkende de man meteen als de man die ik eerder had zien lopen vanuit de [straat] . Ik hoorde dat ze een gesprek met elkaar hadden. Ik hoorde de man vragen of ze wist waar De Jong woonde. Ik hoorde de buurvrouw zeggen dat hij bij de buren kon vragen. Ik verwachtte dat hij vervolgens bij mij zou komen. Ik hoorde vervolgens dat de deur van de buurvrouw open ging. Toen ik keek, zag ik de buurvrouw met de man naar binnen gaan. Ik vond dit wel vreemd. Ik besloot om de post te gaan halen. De postbus zit onderaan de trap. Toen ik weer naar boven liep, hoorde ik gegil en geschreeuw. Toen ik boven was, zag ik dat de deur van de buurvrouw op een kier stond. Vervolgens zag ik dat de deur verder open ging en dat de man mijn buurvrouw met zijn rechterarm omklemde. Ik zag dat zijn arm om haar hals geklemd zat. Haar hoofd was naar voren gericht. Ik hoorde haar schreeuwen en zag dat ze zich los worstelde. Ik zag dat ze meteen wegrende van de trap. Vervolgens stond ik oog in oog met de man.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
- Zware stem, sprak accentloos Nederlands
- Sportief gebouwd, fit uiterlijk
- Vormen van gezichtsbotten goed zichtbaar
- Kort zwart sportbroekje
- Zwart jasje met lange mouwen
- Hardloopschoenen met in ieder geval de kleur wit erin
- Fluoriserend gele muts.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 december 2015, opgenomen op pagina 152 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 16 december 2015 vond het incident plaats in de [straat] 36 te Groningen, waarvan aangifte werd gedaan. De politie heeft bewakingscamera's in het A kwartier in Groningen. De beelden van deze camera's zijn veiliggesteld. Ik heb op 18 december 2015 de opgenomen beelden bekeken. Ik zag dat de camera geplaatst in de Vishoek met zicht op de Hoekstraat beelden van een man vertoonde. De man liep richting de camera en toen hij die kennelijk zag, draaide hij zich om en rende weg richting de [straat] . Op de beelden staat de cameratijd 12-16-2015 Wed 12:14:25 tot 12:14:29.
Ik zie op deze beelden een lange donkere man. Hij is slank van postuur. Hij draagt een gele muts, een donkere jas met lange mouwen. Hij draagt een zwarte korte broek en hij heeft zwart/witte sportschoenen met iets groens op de zijkant. Ik herken de man op deze beelden als de aangehouden verdachte [verdachte] . De man heeft hetzelfde postuur, gezicht, dunne benen en soortgelijke sportschoenen als verdachte [verdachte] . Bij diens aanhouding droeg hij ook een gele muts, een andere jas met hoody en een korte witte broek, binnenzijde zwart, die dus tweezijdig te dragen was en sportschoenen zwart wit met iets groens.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Gisteravond 16 december 2015 omstreeks 19.10 uur ben ik lopend vanuit mijn woning aan de [straat] in Groningen gegaan naar het winkelcentrum. Ik liep nadat ik de boodschappen had gedaan langs de voor mij bekende weg terug. Ik heb een man gepasseerd die vlakbij tegenover de sportschool stil stond. Die man viel mij op omdat hij een korte broek droeg. Hij stond stil en had een mobiel in de hand. Het was een witte mobiele telefoon, zo dicht liep ik langs die man. Ik stak daarna over en liep het straatje in naar mijn huis. Ik stond voor mijn huis en stak de sleutel in de voordeur. Ik hoorde toen wel geluid rechts achter mij en ik keek nog, maar ik zag kennelijk niets. Ik hoorde later van mijn buurvrouw, dat er iemand de straat overstak en op mij toerende, kennelijk heb ik dat rennen gehoord. Ik ben naar binnen gestapt en wilde de deur achter mij dicht doen. Op dat moment is de man ook naar binnen gekomen. De gang in mijn woning is heel krap, er is gelijk een trapopgang naar boven. De man duwde mij tegen de trap, waar ik met de rug, gedeeltelijk zittend en liggend
tegen aankwam. Ik schreeuwde gelijk. Ik zei iets van: "Ga weg " Ik was heel erg verrast.
Ik herkende hem als dezelfde man was die ik nabij de sportschool gepasseerd was. Hij zei tegen mij: Je moet je mond houden, je moet stil zijn, je mag niet schreeuwen". Hij zei dat heel ingetogen. Ik schreeuwde wel naar hem. Hij zag er wel wild uit, hij had wijd opengesperde ogen. Ik ging tegen hem praten, ik zei: "Je hoort hier niet, wat wil, je moet hier weggaan", of woorden van soortgelijke strekking. Hij was bezig met de deur dicht doen, hij maakte althans een beweging en de deur was ook dicht. Hij keek terug en toen ben ik heel hard gaan schreeuwen naar boven toe. Ik noemde de naam van mijn vriend [naam] , die heb ik vaker genoemd. Ik zei: "Er is een man in ons huis, er is een man in ons huis". Ik zag die man denken, ik zag hem twijfelen, van wat moet ik nou. Hij deed de deur weer open en ging weg.
De man zag er als volgt uit:
man, licht getint, ongeveer rond 37 a 38 jaar. Hij was langer dan ik, ik denk dat hij wel 1.95 meter lang was. Hij had donkerbruine ogen. Hij was slank atletisch, een snelle renner. Hij droeg sportkleding, een witte sportbroek, een donkerblauwe sporttrui met Hoody zonder opdruk, ik zag wel iets wits aan de voorzijde. Hij droeg ook sportschoenen. Hij had dunne lange benen, ook gekleurd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2015, opgenomen op pagina 222 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Op 16 december 2015 omstreeks 19.49 uur was ik thuis in mijn woning aan de [straat] te Groningen. Er was iets gebeurd met mijn buurvrouw wonende op nummer 2. Ik had namelijk iemand aan zien komen rennen naar haar woning en daarna weg zien rennen. Ik stond eerst in de keuken en dacht toen dat ik de buurvrouw aan zag komen lopen. Ik zag ook iemand aan komen rennen. Ik dacht dat het een vriend was die haar zou willen laten schrikken. Hij zag er echter anders uit. Hij rende namelijk ook wel heel hard. Ik hoorde wat gestommel en ik hoorde de buurvrouw ook gillen. Ik dacht toen dat er wat was en ik ben daarop naar buiten gegaan. Ik stond buiten en zag diezelfde man weer wegrennen richting van [straat] . Ik had wel een duidelijk idee hoe de man eruit zag.
Hij zag er volgens mij als volgt uit:
- een donkere jas of trui met hoody, hij droeg die over zijn hoofd
- ik zag zijn gezicht en profiel, het was licht getint.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 16 december 2015 te 22.45 uur werd verdachte [verdachte] aangehouden. Na de aanhouding bleek de verdachte gekleed te gaan in de volgende kleding:
- Zwart hemd, gaatjesstof, witte binnenvoering,
- Zwarte trainingsjas met gele strepen op de zij,
- Fluoriserende gele muts met twee grijze strepen op de voorzijde,
- Zwarte regenjas met capuchon,
- Witte korte broek met zwarte binnenvoering,
- Grijze sportschoenen met groene accenten.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 februari 2016, opgenomen op pagina 165 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Door aangeefster [slachtoffer 4] werd verklaard dat zij de dader eerder had gezien en dat hij op dat moment een witte telefoon in zijn hand had. In de fouillering van verdachte [verdachte] werd een witte mobiele telefoon aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen het onder 1 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en overweegt hierbij als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Uit de jurisprudentie volgt dat het bewijsminimum geldt voor de hele tenlastelegging, niet voor elk onderdeel ervan. De rechter mag aldus niet tot een bewezenverklaring komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Anders dan de raadsman heeft gesteld is in dit geval geen sprake van enkel een bewijsmiddel. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , die heeft waargenomen dat verdachte de woning van [slachtoffer 1] heeft betreden, dat verdachte [slachtoffer 1] in de woning vasthield en dat [slachtoffer 1] probeerde los te komen. De verklaring van [getuige] biedt aldus voldoende ondersteuning aan de verklaring van [slachtoffer 1] . Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Het is vaste jurisprudentie dat sprake is van vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ook in een situatie waarin men iemand doet vertoeven - zonder dat de dader daartoe gerechtigd is - op een plaats waarvan of waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen. Er is sprake van vrijheidsberoving ook al bestaat bij de dader niet het opzet de toestand van vrijheidsbeneming zich te doen uitstrekken over een tijd langer dan enige minuten. Ook in laatstbedoeld geval immers is het iemand beroven van de vrijheid om te gaan en te staan waar hij wil, door hem dat zonder enig recht te beletten, voltooid.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat aangeefster onder dwang van verdachte haar woning moest ingaan. Eenmaal binnen moest aangeefster - in opdracht van verdachte - samen met hem de hele woning doorlopen. De woning bestond uit twee verdiepingen. Verdachte hield aangeefster daarbij vast en/of liep continu dicht tegen aangeefster aan. Na het doorlopen van de hele woning, ontstond een worsteling toen verdachte de voordeur op slot probeerde te doen. Weliswaar kan de exacte duur van het verblijf van verdachte in de woning van aangeefster niet worden vastgesteld, maar gelet op de gang van zaken in de woning is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn handelen aangeefster gedurende in ieder geval een aantal minuten heeft beroofd van de vrijheid te gaan en staan waar zij wilde. Het verweer van de raadsman dat geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving omdat de duur van het incident niet kan worden vastgesteld, wordt daarom verworpen.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 4] en de getuigenverklaring van de buurvrouw [getuige] stelt de rechtbank vast dat op 16 december 2015 omstreeks 20.00 uur een man de woning van aangeefster heeft betreden, toen aangeefster thuis kwam en de voordeur dicht wilde doen. De man heeft aangeefster de woning ingeduwd, waardoor zij viel. Aanvankelijk wilde de man de woning niet verlaten. Pas nadat aangeefster naar haar vriend die thuis was heeft geroepen, heeft de man de woning verlaten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de man is die de woning van aangeefster is binnengedrongen. Daartoe overweegt de rechtbank dat het door aangeefster en de buurvrouw gegeven signalement van de man op meerdere punten overeenkomt met het signalement van verdachte, waarbij in het bijzonder de witte korte broek opvalt omdat het toen winter was. Daarnaast is bij verdachte een witte telefoon in beslag genomen, welke kleur van de telefoon overeenkomt met de telefoon die de dader in zijn hand heeft gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij in de avonduren in de wijk [naam] was, welke, zo blijkt uit openbare bronnen, grenst aan de wijk ( [naam] ) waar het incident is voorgevallen. Daarenboven betrekt de rechtbank bij dit oordeel de bewijsmiddelen van het onder 1 ten laste gelegde, waaruit eenzelfde handelwijze van verdachte naar voren komt. Daaruit blijkt immers dat verdachte op dezelfde dag in de ochtenduren de woning van een vrouw heeft betreden toen de vrouw net thuis was. Ook toen wilde verdachte de woning niet verlaten en is de bedoeling van het binnendringen van de woning onduidelijk gebleven, zoals ook hier het geval was.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor het onder 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 20 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik kan me nog herinneren dat ik op de bewuste dag in een portiek zat. Ik weet ook nog dat op een gegeven moment een jongen daar was. Het klopt dat ik bij de politie heb verklaard dat ik de scooter van die jongen heb afgepakt. Ik weet nog dat ik op een scooter reed. Ik had een scooter bij me toen ik werd aangehouden. Ik denk dat ik toen mijn hashpijp heb gebruikt als een soort van wapen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2015, opgenomen op pagina 53 e.v. van het dossier met documentcode ZPV-005, onderzoek MIMOSA, gesloten op 14 maart 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] mede namens [bedrijf] :
Ik werk bij [bedrijf] . Ik bezorg eten. Ik kreeg op 16 december 2015 een bestelling dat ik om 16.45 uur eten moest afleveren op de [straat] . Ik kwam daar aan. Ik liep het portiek binnen. Ik zag vervolgens iemand zitten. Het was een getinte man, netjes verzorgd, hij had een groene jas aan en een oranje sjaal die hij droeg als hoofddoek en een witte korte broek. Ik ben vervolgens naar boven gelopen en belde aan bij nummer 14a. Ik liep naar beneden, toen stond in een keer de man met de oranje sjaal om zijn hoofd met een revolver in zijn hand. Hij had de revolver op mij gericht. De revolver was op mijn lichaam gericht. Ik stond nog op de trap en hij stond een paar treden beneden mij. Hij vroeg aan mij hoeveel geld ik bij me had. Ik zei dat ik veertig euro bij me had. Toen zei hij: "Weggaan een stuk lopen, als je niet meewerkt, schiet ik je neer." We zijn de trap afgelopen en naar buiten gelopen. Ik moest langs hem lopen en hij liep achter mij naar buiten. We liepen langs mijn scooter. Ik pakte de scooter. Hij liep naast mij en had zijn revolver in zijn jas gestopt, maar hield zijn hand bij de trekker. Hij hield de revolver onder zijn jas op mij gericht. We zijn uit de portiek links afgelopen. We liepen nog steeds in dezelfde straat namelijk Koeriersterweg. Toen we ter hoogte van nummer 22 waren moest ik van hem de portiek in lopen. In dat portiek heeft hij de revolver op de zijkant van mijn gezicht gedrukt. Hij zei: "Geef me het geld." Dat heb ik vervolgens gedaan. Ik moest vervolgens mijn regenjas uit doen en die deed hij aan. Ik moest van hem vervolgens de batterij uit mijn telefoon halen dat lukte niet. Hij pakte vervolgens de telefoon en heeft de batterij eruit gehaald. Zijn revolver had hij nog steeds beet in zijn rechterhand. De batterij heeft hij vervolgens in mijn regenjas gestopt, die hij had aangetrokken. Hij vroeg vervolgens aan mij: "Wat heb je allemaal nog meer bij je." Ik heb mijn zakken leeggehaald en hij zag de pinpas van mijn vriendin. Hij vroeg de pincode, die heb ik vervolgens aan hem gegeven. Hij liep vervolgens naar de scooter. Deze scooter is van mijn werkgever [bedrijf] . Hij vroeg aan mij of ik de scooter wilde starten. Ik heb de scooter vervolgens gestart. Hij had de revolver nog steeds in zijn handen. Hij zei tegen mij: "Wacht 5 minuten nadat ik weg ben. Als ik zie dat je binnen die tijd ergens heen gaat, schiet ik je dood." De scooter viel vervolgens weer uit. Ik heb de scooter weer gestart. Hij stopte vervolgens de revolver achterin bij zijn broek en reed weg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Bij de straatroof op de [straat] werd een scooter buitgemaakt. De weggenomen scooter betreft een scooter van het merk Kymco, type Sym Xs50qt, voorzien van kenteken [kenteken] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 16-12-2015 te 22.43 uur werd op de openbare weg de kruising [straat] te Groningen een man aangehouden, genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1971. Deze man was ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van een scooter van het merk Sym, type Xs50qT, voorzien van het kenteken [kenteken] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 december 2015, opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Na de aanhouding van verdachte [verdachte] is bekend geworden in welke kleding hij gekleed ging op het moment van de aanhouding. Direct na de aanhouding is door de verbalisanten een foto gemaakt van verdachte [verdachte] . De kleding van verdachte [verdachte] werd vervolgens in beslag genomen. Op maandag 21 december 2015 is alle kleding van verdachte [verdachte] gefotografeerd.
Op 18 december 2015 werd aangever [slachtoffer 2] nader gehoord. [slachtoffer 2] had eerder verklaard dat bij de beroving onder meer zijn regenjas was weggenomen. [slachtoffer 2] omschreef de jas en liet vervolgens via de website van Wehkamp zien welke jas hij had gekocht. Verbalisant zag op de website van Wehkamp dat dit eenzelfde jas was als de jas die verdachte [verdachte] droeg tijdens zijn aanhouding. Voorts werd aan aangever [slachtoffer 2] een aantal foto's getoond waarop de regenjas stond afgebeeld welke onder verdachte [verdachte] in beslag was genomen. Aangever [slachtoffer 2] herkende deze jas als zijnde zijn regenjas.
Op basis van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft gesteld dat de door verdachte verrichte handelingen met de scooter niet kunnen worden aangemerkt als wegnemingshandelingen en dat verdacht van dat deel van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat tussen de begrippen "wegnemen" in verband van artikel 312 Sr en "afgifte" in de zin van artikel 317 Sr geen scherpe grens bestaat. Onder bepaalde omstandigheden kan het gedogen van wegnemen zowel wegneming als afgifte opleveren. Dat brengt mee dat in voorkomende gevallen aan de feitenrechter enige vrijheid toekomt om bepaalde gedragingen ofwel als wegnemen of als afgifte aan te merken (ECLI:NL:HR:2009:BH5232). Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 2] blijkt dat hij onder bedreiging met geweld de scooter voor verdachte heeft gestart, waarna verdachte met de scooter is weggereden. Naar het oordeel van de rechtbank is deze gedraging van verdachte aan te merken als wegnemingshandeling. Gelet op de stellige ontkenning van verdachte dat hij een vuurwapen heeft gebruikt en de omstandigheid dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden uitgesloten dat aangever de bij verdachte in de fouillering aangetroffen hashpijp heeft aangezien voor een revolver, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte een revolver op aangever heeft gericht.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2017;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier met documentcode ZPV-005, onderzoek MIMOSA, gesloten op 14 maart 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] mede namens [bedrijf] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van de verbalisant;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 217 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] .