ECLI:NL:RBNNE:2017:1300

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
18/930170-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf wegens poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen

Op 6 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die beschuldigd werd van poging tot afpersing. De zaak kwam voort uit een incident op 17 mei 2015 in Emmen, waar de verdachte samen met een medeverdachte de [slachtoffer] onder bedreiging en geweld probeerde te dwingen tot de afgifte van geld. De verdachte heeft de [slachtoffer] dreigend aangesproken en hem meermalen in het gezicht geslagen. Tijdens de zitting op 23 maart 2017 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.M. Veldman, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primair ten laste gelegde, het medeplegen van afpersing, wettig en overtuigend bewezen is, met uitzondering van het schoppen van de [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet in relatie stond tot het huidige feit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930170-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/150421-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 april 2017 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2015 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] of aan een derde,
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat deze zijn zak(ken) maar leeg moest maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) een knietje in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer] (in het gezicht, althans tegen het hoofd,) heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 mei 2015 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
weg te nemen een geldbedrag, althans enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat deze zijn zak(ken) maar leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om,
bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd, hebben/heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) een knietje in het gezicht, althans tegen het hoofd, hebben/heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer] (in het gezicht, althans tegen het hoofd,) hebben/heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) hebben/heeft geschopt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde -het medeplegen van afpersing- kan worden bewezen, behoudens het schoppen van [slachtoffer] . Zij heeft daartoe een bewijsmiddelen overzicht gegeven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het gehele ten laste gelegde. Zij heeft aangevoerd dat er mogelijk voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is, maar dat de overtuiging ontbreekt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing of diefstal met (bedreiging met) geweld ten opzichte van [slachtoffer] .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Uit het app-verkeer tussen medeverdachte [medeverdachte] en verdachte blijkt dat toen verdachte in een taxi onderweg was naar [medeverdachte] , [medeverdachte] tegen verdachte zei dat als hij snel is zij [slachtoffer] in zijn hossel kunnen pakken. Tevens blijkt dat toen verdachten [slachtoffer] tegen kwamen, verdachte meteen tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn "buutse" leeg moest maken en hem is gaan slaan. Medeverdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] een duw heeft gegeven. Na de poging tot afpersing vond wederom app-verkeer tussen medeverdachte [medeverdachte] en verdachte plaats. Verdachte zegt -in bedekte termen- tegen [medeverdachte] dat ze wat hadden afgesproken en [medeverdachte] zelf die gast pakken wou. Verdachte zegt dat [slachtoffer] alles bevestigt en hij nu de sjaak is.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte heeft gepoogd om tezamen in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer] enig goed af te persen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland met dossiernummer: PL0100-2015139445 onderzoek "ISARA", opgenomen d.d. 17 mei 2015 op pagina 48 e.v., inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Die jongen riep: 'maak je buutse leeg' en begon daarna te stompen. Ik kreeg dikke stompen in mijn gezicht. Toen deed [medeverdachte] toch maar mee en sloeg mij ook. Ik rende weg. Die kerel, die kameraad van [medeverdachte] rende achter mij aan. Hij stompte mij in mijn gezicht. [medeverdachte] trok hem van mij af en stompte mij vervolgens ook nog.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 19 mei 2015, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb hun niet eens aan zien komen lopen. Toen zei [verdachte] tegen mij dat ik de buutsen leeg moest maken en hij gaf mij direct een harde klap op van mijn gezicht. [verdachte] sloeg mij overal.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 17 mei 2015, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
[verdachte] en [slachtoffer] liepen op elkaar af en gaven elkaar een duw. [verdachte] zei tegen [slachtoffer] dat hij zijn zakken moest leeg halen. [slachtoffer] rende terug naar waar hij vandaan kwam. [verdachte] rende achter [slachtoffer] aan. Ik rende er achteraan en zag dat [verdachte] bovenop lag en [slachtoffer] lag te meppen. Ik trok [verdachte] eraf en duwde [slachtoffer] terug in het gras. Toen kwamen ze weer bij elkaar en begonnen ze weer. [verdachte] sloeg [slachtoffer] overal, waar niet. Nadat ik [slachtoffer] terug had geduwd, kwam [slachtoffer] weer omhoog naar [verdachte] waardoor ze verder gingen. [verdachte] pakte hem weer, smeet hem op de grond en gaf hem een paar tikken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 19 mei 2015, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
[verdachte] zei tegen [slachtoffer] dat de zakken leeg gehaald moest worden. De zakken werden niet leeggehaald. [slachtoffer] begon gelijk te rennen. [verdachte] heeft mij gevraagd of ik wilde zeggen dat [slachtoffer] hem had belaagd. Ik wist dat dat niet zo was, dus ga ik dat niet zeggen.
V: Staan op jouw telefoon berichtjes tussen [verdachte] en jou?
A: Ja, die staan erop. Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat [slachtoffer] bij de dam was. [verdachte] ging gelijk naar de dam. Hardlopend. Ik rende naar hem toe. Ik wist dat [verdachte] een driftkikker is, en ik wist gewoon dat hij hem ging slaan. Als je hun facebookberichtjes leest, dan denk ik wel dat ze ruzie hebben. Ik heb een stukje van die berichtjes gezien. het ging om drugs.
V: Wie begon eigenlijk met slaan, duwen of schoppen?
A: [verdachte] . [slachtoffer] rende, [verdachte] rende. Toen zag ik [verdachte] al op [slachtoffer] liggen. Hij sloeg met beide handen/armen op [slachtoffer] in. Hij wordt geraakt op zijn hoofd, op zijn buik. Ik heb [slachtoffer] een duw gegeven waardoor hij weer op de grond viel. Ik zag opeens dat [slachtoffer] [verdachte] bij zijn armen pakte. Ik zag, dat [verdachte] hierop [slachtoffer] weer op de grond gooide. [verdachte] ging weer op dezelfde manier op hem zitten en begon hem weer met beide armen te slaan. Misschien heb ik [slachtoffer] in zijn gezicht geduwd. Ik heb hem een harde duw gegeven.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, d.d. 19 mei 2015, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten [naam] en [naam] :
Wij verbalisanten hebben op 19 mei 2015 een verklaring afgenomen van verdachte [verdachte] .
Ik trof die twee andere personen naast het kanaal op het fietspad. Ik heb die jongen een paar klappen gegeven. In het gezicht heb ik hem twee keer geslagen. Hij lag.
V: Zowel [slachtoffer] als [medeverdachte] zeggen dat jij tegen [slachtoffer] hebt gezegd dat hij zijn zakken leeg moet halen.
A: Oh ja, dat zou misschien wel kunnen. Dat hij zijn zakken leeg moest maken want hij had wat van [medeverdachte] . Zo begreep ik dat. Hij moest [medeverdachte] betalen. Hij had geld of zo van [medeverdachte] . Ik wilde gewoon dat [medeverdachte] zijn deel kreeg, of wat dan ook. Ik heb niets gepakt.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 10 juni 2015, opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V= Hoe zijn jij en [medeverdachte] die bewuste avond met [slachtoffer] in contact gekomen?
A= [medeverdachte] stuurde mij toen een berichtje, iets met een "hossel".
0: er wordt een app voorgelezen: "Echt niet tof we hadden wat afgesproken maar je lult gewoon met je buurman mee ik word straks overal voor aangekeken terwijl je die gast zelf pakken wou en zeg niet dat het niet zo was want dan laat ik je alles even lezen" Deze app had [verdachte] naar [medeverdachte] gestuurd. Was is hierop jouw reactie?
A: dat ging over die "hossel".
V: dan wist je toch wat een "hossel" was?
A: dat was [medeverdachte] zijn idee.
V: er wordt verklaard dat jij [slachtoffer] als eerste hebt belaagd.
A: dat kan kloppen, dan kan best.
V: als ik [medeverdachte] nu ga bellen en vragen of [verdachte] de betekenis weet van : hossel", wat gaan hij dan zeggen?
A: ik denk dat [medeverdachte] zal zeggen om zijn troep te gaan afpakken.
V: kun je aangeven hoe vaak je [slachtoffer] hebt geslagen?
A: eerst met de vlakke hand en daarna een keer of 3 met de vuist.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, d.d. 02 juni 2015, opgenomen op pagina 200/201 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [naam] :
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte] ( [pseudoniem] ) en verdachte [verdachte] ( [pseudoniem] ) met regelmaat met elkaar appten.
1:43AM 17 Mei - [pseudoniem] : als je nou snel ben kenne we [slachtoffer] in ze hossel pakke
6:46AM 17 Mei - [pseudoniem] : lk.word geopereerd jonge
11:33AM 19 Mei - [pseudoniem] : Mooie ben jij joh met je verklaring sjonge jonge
2:46PM 19 Mei - [pseudoniem] : Echt niet tof we hadden wat afgesproken maar je lult gewoon met je
buurman mee ik word strax overal voor aangekeken terwijl je die gast zelf pakken wou en zeg niet dat het niet zo was want dan laat ik je alles even lezen
8:16PM 19 Mei - [pseudoniem] : Maar ik hoor het wel als je vrij bent ik heb godverdomme nog geen
aangifte kon doen omdat ne die [slachtoffer] gewoon alles bevestigd zodat ik de sjaak ben vind ik
echt niet tof [medeverdachte] ze hebben mij voor de dood weg gehaald.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland, d.d. 17 mei 2015, opgenomen op pagina 230 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Ongeveer ter hoogte van het bruggetje liepen [slachtoffer] en ik een tweetal jongens tegemoet.
Ik herkende 1 van de jongens als [medeverdachte] . [medeverdachte] en de onbekende jongen begonnen te zeuren tegen [slachtoffer] en mij.
9. Een letselrapportage, op 30 september 2015 opgemaakt en ondertekend door H. Snijders, forensisch arts bij de GGD Drenthe, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Letselinterpretatie van [slachtoffer] : Volgens betrokkene kwam hij op 17-5-2015 twee jongens tegen. Hij kreeg stompen in het gezicht. Er zijn bij [slachtoffer] bloeduitstortingen rond het linker oog en ontvellingen op het linker ooglid, de slaap en achter het linker oor geconstateerd. Bloeduitstortingen zijn een uiting van een kneuzing. Kneuzingen kunnen ontstaan door stomp botsend en drukkend geweld zoals stoten, slaan, stompen, knijpen, schoppen of vallen. Ontvellingen ontstaan door een scherende kracht die op de huid wordt uitgeoefend door een ruw scherprandig of puntig oppervlak, waardoor er over een zekere diepte een laagje van de huid wordt afgeschaafd of gekrast. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 mei 2015 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer]
te dwingen tot de afgifte van enig goed, toebehorende aan die [slachtoffer] ,
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat deze zijn zakken maar leeg moest maken en
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht heeft gestompt en geslagen en
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/150421-13 dient te worden afgewezen, nu het voorwaardelijk strafdeel betrekking heeft op een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen en niet in relatie staat met het onderhavige feit.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien er ondanks de bepleite vrijspraak een veroordeling mocht volgen, aangegeven zich in de vordering van de officier van justitie te kunnen vinden. Daarnaast is gepleit voor afwijzing van de tenuitvoerlegging van bedoelde eerder opgelegde voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een medeverdachte op 17 mei 2015 te Emmen gepoogd om met geweld [slachtoffer] tot afgifte van enig goed te dwingen. [slachtoffer] werd daarbij in zijn gezicht geduwd, geslagen en gestompt. Dergelijk gewelddadig optreden in het openbaar is in het algemeen en in samenwerkingsverband in het bijzonder zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Het feit heeft daarnaast grote impact (gehad) op slachtoffer [slachtoffer] .
De ernst van het feit rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit geldt temeer nu het door verdachte toegepaste geweld tegen het slachtoffer aanzienlijk is geweest. De rechtbank zal aan de andere kant rekening houden met het feit dat verdachte uiteindelijk zelf bij het incident ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen en het relatief lange tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de uiteindelijke berechting. Ook betrekt de rechtbank bij de keuze van de strafmodaliteit, dat er nadien geen nieuwe strafbare feiten gepleegd door verdachte bekend zijn geworden. De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de genoemde omstandigheden, aangewezen en rechtdoen aan het strafbare feit. De voorwaardelijke gevangenisstraf straf dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. De rechtbank acht het niet aangewezen om aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden nu verdachte zijn leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, nu de verdachte de in het vonnis van 03 december 2013, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straf kan worden gelast. De rechtbank acht echter de tenuitvoerlegging van de opgelegde bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, niet opportuun gelet op de aard van het onderhavige strafbare feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63, 312 en 316 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/150421-13:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter,
mr. F. Sieders en mr. J.J. Schoemaker, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2017.
Mr. Schoemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.