ECLI:NL:RBNNE:2017:1310

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
18/830392-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige door verzorger

Op 6 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel corrumperen van de minderjarige zoon van zijn toenmalige vriendin. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in de periode van 1 juli 2016 tot en met 27 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan ontucht met de minderjarige, die aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte heeft de jongen meermalen ontuchtige handelingen laten zien en gepleegd, wat leidde tot ernstige inbreuken op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer.

Tijdens de zitting op 23 maart 2017 heeft de verdachte bekend, maar zijn raadsman heeft betoogd dat er geen sprake was van opzet op het seksuele karakter van de handelingen. De rechtbank heeft echter de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar aangemerkt en heeft de verdachte veroordeeld op basis van de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak voor behandeling van zijn psychische problemen. De rechtbank heeft besloten tot een voorwaardelijke straf, waarbij de verdachte zich moet houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder klinische behandeling.

De rechtbank heeft daarnaast de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830392-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21/004375-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans verblijvende te PI Overijssel, HvB Karelskamp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering- ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 27 oktober 2016,
te [pleegplaats] althans in de gemeente Oldambt althans elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
een persoon [slachtoffer] , geboren op 14 november 2003, van wie hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn
van zijn verdachtes seksuele handelingen, door:
-zijn ontblote geslachtsdeel aan die [slachtoffer] te tonen en/of zich in de
nabijheid van die [slachtoffer] af te trekken en/of
-ondermeer tegen die [slachtoffer] te zeggen: "als je jezelf aftrekt kun je het beste
niet aan seks denken dan kom je niet snel klaar" en/of aan die [slachtoffer] te
vragen of hij wel eens een vinger in zijn kont heeft gestoken en/of dat dat
heel erg lekker is, en/of aan die [slachtoffer] te vragen of die zijn, verdachtes
penis, wil zien en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen als je je aftrekt dat er dan
vocht vrijkomt althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij - als verzorger van [slachtoffer] en/of als partner van de moeder van
[slachtoffer] - in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 27
oktober 2016 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, meermalen, althans eenmaal,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op 14 november 2003,
door die [slachtoffer] af te trekken, althans de penis van die [slachtoffer] te betasten.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen en heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu het opzet op het seksuele karakter van de handeling ontbreekt en er derhalve geen sprake is van ontucht in strafrechtelijke zin.
De raadsman heeft daarbij gewezen op de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de penis van [slachtoffer] slechts eenmaal heeft aangeraakt, teneinde de daarop aanwezige vlekjes te onderzoeken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 maart 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016306340 d.d. 7 december 2016, inhoudende de verklaring van [naam] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 maart 2017, inhoudende:
Het klopt dat ik een relatie had met de moeder van [slachtoffer] en dat ik [slachtoffer] mede verzorgde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als de verklaring van [naam] :
[slachtoffer] is mijn zoon. Ik woon op dit moment in [pleegplaats] . Sinds eind september 2013 heb ik een relatie met [verdachte] . Sinds december 2013 woonde hij bij mij in. Afgelopen woensdag zag ik dat [verdachte] aftrekbewegingen maakte. Ik vroeg aan [slachtoffer] : “Heeft hij
(rb: [verdachte] )jou wel eens aangezeten?” Toen zei [slachtoffer] “Ja.” Ik vroeg “Wat dan?” [slachtoffer] zei: “Hetzelfde als [verdachte] net bij zichzelf deed.”
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 1 november 2016 hoorde verbalisant in de kindvriendelijke studio een persoon genaamd: [slachtoffer] , geboren op 14 november 2003. Onderstaande is een weergave van het verhoor
(rb: met als verklaring van [slachtoffer] ):
[verdachte] heeft aan mijn piemel gezeten met zijn handen. Hij deed hetzelfde als hij ook bij zichzelf heeft gedaan. Aftrekken. Dan pakt hij mijn piemel en dan gaat hij er aan trekken.
heeft sowieso meer dan vijf keer aan mijn piemel getrokken. Dat [verdachte] aan zijn eigen piemel trok waar ik bij was, is begonnen nog voor de zomervakantie.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb de piemel van [slachtoffer] aangeraakt. Hij was groot en hij zei: “Raak hem maar even aan.” En dat heb ik gedaan. Toen heb ik heen en weer getrokken denk ik.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. Deze verklaring is gedetailleerd. Zij is bovendien consistent en grotendeels in overeenstemming met hetgeen verdachte tegenover de politie heeft verklaard. De rechtbank zal derhalve van de juistheid daarvan uitgaan. In hetgeen de verdediging ter terechtzitting heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen redenen voor een andersluidend oordeel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 27 oktober 2016 te [pleegplaats] meermalen [slachtoffer] , geboren op 14 november 2003, van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn
van zijn verdachtes seksuele handelingen, door:
-zijn ontblote geslachtsdeel aan die [slachtoffer] te tonen en/of zich in de nabijheid van die [slachtoffer] af te trekken en/of
-onder meer tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Als je jezelf aftrekt kun je het beste
niet aan seks denken dan kom je niet snel klaar" en/of aan die [slachtoffer] te
vragen of hij wel eens een vinger in zijn kont heeft gestoken en/of dat dat
heel erg lekker is en/of aan die [slachtoffer] te vragen of die zijn, verdachtes
penis, wil zien en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat als je je aftrekt dat er dan
vocht vrijkomt, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij - als verzorger van [slachtoffer] en als partner van de moeder van
[slachtoffer] - in de periode van 1 juli 2016 tot en met 27 oktober 2016
te [pleegplaats] meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op 14 november 2003, door die [slachtoffer] af te trekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd
2. ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 27 februari 2017 (met uitzondering van het locatieverbod). Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een contactverbod wordt opgelegd met [slachtoffer] en [naam] .
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ervoor gepleit om te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel corrumperen van de minderjarige zoon van zijn toenmalige vriendin, door zichzelf meermalen in gezelschap van deze jongen af te trekken. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het (meermalen) plegen van ontucht met deze jongen -die bovendien aan zijn zorg was toevertrouwd- door hem af te trekken.
Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het minderjarige slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van seksueel misbruik daarvan nog langdurig de psychische en emotionele gevolgen kunnen ondervinden. Ook kunnen dergelijke vormen van seksueel misbruik een ernstige verstoring van de seksuele ontwikkeling van de slachtoffers veroorzaken.
De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan. Daar komt bij dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een (nog niet ten uitvoer gelegde) gevangenisstraf van twee jaren voor een ernstig zedendelict. Verdachte was zodoende een gewaarschuwd man, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. De rechtbank merkt in dit kader op dat verdachte ook thans nog niet volledig lijkt te zijn doordrongen van de ernst van de door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de psychiatrische onderzoeksrapportage
d.d. 20 februari 2017, opgemaakt door dr. G.C.M. van den Broek, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 28 februari 2017, opgemaakt door drs. B. Laurens, psycholoog. Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van parafilie NAO, zwakbegaafdheid, een depressieve stoornis en ontwijkende trekken. Zij hebben geadviseerd het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate toe te rekenen en hem een intensieve klinische behandeling te laten ondergaan.
Ook de reclassering heeft zich op het standpunt gesteld dat een intensiever behandelaanbod aangewezen is, nu een eerdere behandeling bij de AFPN niet het gewenste effect heeft gehad. De reclassering heeft geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verplichting tot klinische opname van maximaal 2 jaren bij Trajectum, gevolgd door een ambulante behandeling en een locatieverbod voor het dorp [pleegplaats] .
De rechtbank kan zich verenigen met bovengenoemde conclusies van de psychiater en de psycholoog omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en concludeert derhalve dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gelet op de ernst van de feiten en de ernst van de problematiek van verdachte acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte langdurig klinisch wordt behandeld teneinde het gedrag van verdachte te beïnvloeden en verdere herhaling te voorkomen. Gelet op alle genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met daaraan verbonden een proeftijd van vijf jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, waaronder de verplichting mee te werken aan een klinische behandeling voor maximaal twee jaren.
De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie, omdat zij van oordeel is dat deze straf in dit geval voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Daarbij is ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte ter naleving van de bijzondere voorwaarden zich gedurende langere tijd klinisch moet laten behandelen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een telefoon (goednummer PL0100-2016306340-794644) moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berusten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 juli 2015, gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De proeftijd is ingegaan op 20 september 2016. De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 17 februari 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 248d en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 18 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op vijf jaren,
de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 1 te Groningen, en zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften te geven door of namens de reclassering, voor zolang de reclassering dit nodig acht;
2. dat de veroordeelde wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling voor de duur van maximaal twee jaren te laten opnemen en behandelen bij Trajectum (locatie Boschoord) dan wel een soortgelijke kliniek, op basis van een door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die kliniek/instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde wordt verplicht om aansluitend aan de klinische opname zich ambulant te laten behandelen, indien en zolang de reclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect -
contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]
te Winschoten), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan de veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
- telefoon (goednummer PL0100-2016306340-794644)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.544,71 (zegge: duizend vijfhonderdvierenveertig euro en eenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1.544,71 (zegge: duizend vijfhonderdvierenveertig euro en eenenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 44,71 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
21/004375-14:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Leeuwarden d.d. 3 juli 2015, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2017.
Mr. Timmer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.