ECLI:NL:RBNNE:2017:1390

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
18/830125-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door zich voor te doen als schoorsteenveger en andere werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meermalen gepleegde oplichting. De verdachte heeft zich in verschillende gevallen voorgedaan als schoorsteenveger en andere klussenman, waarbij hij slachtoffers heeft misleid om geldbedragen te ontvangen voor werkzaamheden die hij niet heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 februari 2015, 15 februari 2016, 13 november 2015 en 8 december 2015 slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen door zich voor te doen als een bonafide vakman. De verdachte is op 24 maart 2017 ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door de officier van justitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] toegewezen en de vordering van [slachtoffer2] niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer3]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830125-16

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

7 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de P.I. Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo, Bornsestraat 333.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Stoeten, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. J.L. van den Broek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2015, in de gemeente Groningen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer1] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, althans een geldbedrag, hebbende verdachte, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven-
opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid:
- tegen die [slachtoffer1] gezegd dat hij, verdachte, namens schoorsteenveegbedrijf Rouwkema kwam en/of dat het al een tijd geleden was dat de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer1] was geveegd, en/of
- tegen die [slachtoffer1] gezegd dat het schoorsteenvegen niet meer van binnenuit de woning mocht, maar dat hij, verdachte, het van bovenaf zou doen, en/of
- na enige tijd tegen die [slachtoffer1] gezegd dat een collega van hem, verdachte, vanaf het dak van die woning had geroepen dat het klaar was, en/of
- een rekening en/of kwitantie van 40 euro uitgeschreven en/of afgegeven aan die [slachtoffer1], en/of
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer1] voorgedaan als bonafide schoorsteenveger die de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer1] had geveegd,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet, althans niet naar behoren en/of niet volledig, heeft uitgevoerd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2015 tot en met 18 juni 2015, in de gemeente Delfzijl, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer2] heeft bewogen tot de afgifte van 150 euro, althans een geldbedrag, hebbende verdachte, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer2] gezegd dat de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer2] geveegd diende te worden en/of dat hij, verdachte, dat kon doen voor 30 euro, en/of
- daags na genoemde mededeling tegen die [slachtoffer2] gezegd dat hij, verdachte, de schoorsteen had schoongemaakt en/of ook de regenpijpen had meegenomen en/of de schoorsteen had ingevoegd en/of dat de kosten waren opgelopen tot 140 euro, en/of
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer2] voorgedaan als bonafide schoorsteenveger die de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer2] had geveegd en/of (die) andere werkzaamheden aan de woning van die [slachtoffer2] had verricht,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet, althans niet naar behoren en/of niet volledig, heeft uitgevoerd;
3.
hij op of omstreeks 15 februari 2016, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer3] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, althans een geldbedrag, hebbende verdachte, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid:
- tegen die [slachtoffer3] gezegd dat hij, verdachte, namens schoorsteenveegbedrijf Rouwkema voor de jaarlijkse schoonmaakbeurt kwam, en/of
- tegen die [slachtoffer3] gezegd dat het schoorsteenvegen niet meer van binnenuit de woning mocht in verband met stuiven en/of dat hij, verdachte, het van buitenaf zou doen, en/of
- na ongeveer een half uur tegen die [slachtoffer3] gezegd dat de werkzaamheden klaar waren en/of dat [slachtoffer3] 30 euro contant moest betalen, en/of
- die [slachtoffer3] een kwitantie van 30 euro afgegeven en/of uitgeschreven, en/of
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer3] voorgedaan als bonafide schoorsteenveger die de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer3] had geveegd,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet, althans niet naar behoren en/of niet volledig, heeft uitgevoerd;
4.
hij op of omstreeks 13 november 2015, in de gemeente Groningen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer4] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, althans een geldbedrag, hebbende verdachte, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven-
opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer4] gezegd dat hij, verdachte, de dakgoten kwam reinigen en de centrale verwarming kwam controleren en dat dat 30 euro zou kosten, en/of
- tegen die [slachtoffer4] gezegd dat hij, verdachte, de dakgoten van de hele rij woningen zou doen, en/of
- die [slachtoffer4] een kwitantie van 30 euro afgegeven en/of uitgeschreven, en/of
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer4] voorgedaan als bonafide dakgootreiniger en/of controleur centrale verwarming,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet, althans niet naar behoren en/of niet volledig, heeft uitgevoerd;
5.
hij op of omstreeks 8 december 2015, in de gemeente Groningen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer5] heeft bewogen tot de afgifte van 40 euro, althans een geldbedrag, hebbende verdachte, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid:
- tegen die [slachtoffer5] gezegd dat hij, verdachte, de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer5] en van diens buren kwam vegen, en/of
- na enige tijd tegen die [slachtoffer5] gezegd dat hij, verdachte, klaar was met vegen, en/of
- een rekening en/of kwitantie van 30 euro uitgeschreven en/of afgegeven aan die [slachtoffer5], en/of
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer5] voorgedaan als bonafide schoorsteenveger die de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer5] had geveegd,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet, althans
niet naar behoren en/of niet volledig, heeft uitgevoerd;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen. Het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2016, waarin de verbalisant heeft gerelateerd dat hij verdachte herkent van een foto. Daarbij komt dat het onder 2 ten laste gelegde past in de reeks van door verdachte gepleegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat er sprake is van verschillen in uitvoering tussen enerzijds het onder 2 ten laste gelegde en anderzijds het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. Daarbij komt dat op basis van de stukken in het dossier niet uit te sluiten valt dat een ander dan verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, nu er blijkens het proces-verbaal mogelijk een ander persoon zich aan oplichting schuldig heeft gemaakt waarbij er sprake was van dezelfde modus operandi.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 13 februari 2015, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier met nummer 2015044034, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1].
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 februari 2016, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer3].
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 14 november 2015, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer4]
.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 maart 2016 opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer5]
.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 februari 2015, in de gemeente Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer1] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, hebbende verdachte, met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven-
opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer1] gezegd dat hij, verdachte, namens schoorsteenveegbedrijf Rouwkema kwam en dat het al een tijd geleden was dat de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer1] was geveegd, en
- tegen die [slachtoffer1] gezegd dat het schoorsteenvegen niet meer van binnenuit de woning mocht, maar dat hij, verdachte, het van bovenaf zou doen, en
- na enige tijd tegen die [slachtoffer1] gezegd dat een collega van hem, verdachte, vanaf het dak van die woning had geroepen dat het klaar was, en
- een kwitantie van 40 euro uitgeschreven en afgegeven aan die [slachtoffer1], en
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer1] voorgedaan als bonafide schoorsteenveger die de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer1] had geveegd,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet heeft uitgevoerd;
3.
hij op 15 februari 2016, in de gemeente Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer3] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, hebbende verdachte, met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid:
- tegen die [slachtoffer3] gezegd dat hij, verdachte, namens schoorsteenveegbedrijf Rouwkema voor de jaarlijkse schoonmaakbeurt kwam, en
- tegen die [slachtoffer3] gezegd dat het schoorsteenvegen niet meer van binnenuit de woning mocht in verband met stuiven en dat hij, verdachte, het van buitenaf zou doen, en
- na ongeveer een half uur tegen die [slachtoffer3] gezegd dat de werkzaamheden klaar waren en dat [slachtoffer3] 30 euro contant moest betalen, en
- die [slachtoffer3] een kwitantie van 30 euro afgegeven en
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer3] voorgedaan als bonafide schoorsteenveger die de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer3] had geveegd,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet heeft uitgevoerd;
4.
hij op 13 november 2015, in de gemeente Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer4] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, hebbende verdachte, met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven-
opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- tegen die [slachtoffer4] gezegd dat hij, verdachte, de dakgoten kwam reinigen en de centrale verwarming kwam controleren en dat dat 30 euro zou kosten, en
- tegen die [slachtoffer4] gezegd dat hij, verdachte, de dakgoten van de hele rij woningen zou doen, en
- die [slachtoffer4] een kwitantie van 30 euro afgegeven en
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer4] voorgedaan als bonafide dakgootreiniger en controleur centrale verwarming,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet heeft uitgevoerd;
5.
hij op 8 december 2015, in de gemeente Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer5] heeft bewogen tot de afgifte van 40 euro, hebbende verdachte, met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid:
- tegen die [slachtoffer5] gezegd dat hij, verdachte, de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer5] en van diens buren kwam vegen, en
- na enige tijd tegen die [slachtoffer5] gezegd dat hij, verdachte, klaar was met vegen, en
- een kwitantie van 30 euro afgegeven aan die [slachtoffer5], en
- zich in ieder geval tegenover die [slachtoffer5] voorgedaan als bonafide schoorsteenveger die de schoorsteen van de woning van die [slachtoffer5] had geveegd,
terwijl verdachte de overeengekomen/afgesproken werkzaamheden niet heeft uitgevoerd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. Oplichting

3. Oplichting

4. Oplichting

5. Oplichting

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie er onder andere rekening mee gehouden dat verdachte eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Daarnaast liep verdachte nog in een proeftijd. Tot slot is recent een eerder aan verdachte opgelegde taakstraf omgezet in een gevangenisstraf, omdat verdachte zijn taakstraf niet wilde verrichten.
Ten voordele van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaken.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf. Daarnaast kan aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de algemene voorwaarden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om er bij de strafoplegging rekening mee te houden dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van een jaar in vier gevallen schuldig gemaakt aan oplichting door zich als schoorsteenveger of klussenman voor te doen. Hij belde aan bij de slachtoffers en vertelde aan hen dat de schoorsteen geveegd moest worden of andere klussen ter zake huishoudelijke installaties aandacht verdienden. Om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen gebruikte verdachte daarbij ook de naam van een gerenommeerd schoorsteenveegbedrijf. De beloofde werkzaamheden (aan de schoorsteen) verrichtte verdachte echter nooit en ook het beloofde wisselgeld gaf hij nooit aan de slachtoffers terug. Door deze leugens heeft verdachte de slachtoffers telkens bewogen tot afgifte van een geldbedrag aan hem.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij het door verschillende mensen in hem gestelde vertrouwen bij herhaling heeft geschonden. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen belangen, hij heeft uit eigen financieel gewin gehandeld en daarbij de slachtoffers gedupeerd. Hij heeft daarbij de naam van een gerenommeerd bedrijf misbruikt. De door verdachte gepleegde feiten hebben een ontwrichtende werking op het economisch verkeer en de rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 maart 2017 eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op de aard, de ernst en de frequentie van de door verdachte gepleegde feiten dient naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf te volgen. Bij dat oordeel heeft de rechtbank mede betrokken dat zeer recent een eerder aan verdachte opgelegde taakstraf is omgezet in een gevangenisstraf, omdat verdachte deze taakstraf niet had verricht.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. Het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf dient ertoe om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

Benadeelde partij

[slachtoffer1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van hoofdelijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Benadeelde partij

[slachtoffer2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van hoofdelijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu de raadsman vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde heeft bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Benadeelde partij

[slachtoffer3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van hoofdelijkheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer1], te betalen een bedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Feit 2
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer2]in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Feit 3
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer3]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer3], te betalen een bedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mrs. M.J. Oostveen en
A.S. Venema-Dietvorst, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2017.
Mr. Venema-Dietvorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.