ECLI:NL:RBNNE:2017:1461

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
18/820427-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging van ex-vriendin met bijzondere voorwaarden

Op 14 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin. De zaak kwam voort uit een reeks van bedreigende sms-berichten en ongewenste contacten die de verdachte tussen juni en november 2016 met de aangeefster had onderhouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, met als doel haar te dwingen iets te doen of te dulden, en haar vrees aan te jagen. De verdachte heeft onder andere gedreigd met de dood en heeft zich ongewenst in de nabijheid van de aangeefster begeven.

Tijdens de rechtszittingen op 20 februari en 3 april 2017 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de feiten erkend. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en andere getuigen als bewijs gebruikt en heeft de verdachte veroordeeld voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan verschillende stoornissen, en heeft geoordeeld dat deze factoren zijn gedragingen in verminderde mate beïnvloedden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 282 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk is, en heeft hem verplicht zich te houden aan de voorwaarden die door de reclassering zijn gesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820427-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
20 februari 2017 en 3 april 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks 1 juni 2016 tot en met 16 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Pekela, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- die [slachtoffer] in genoemde periode vele sms-berichten (waaronder vele, althans een aantal sms-berichten van bedreigende aard) per dag te sturen, en/of
- ( veelvuldig) ongewenst telefonisch contact met die [slachtoffer] te zoeken, en/of
- ongewenst in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] en/of bij de school van hun kind en/of op/in de nabijheid van [slachtoffer] werk te verblijven en/of zich op te houden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 15 november 2016, te [pleegplaats] , gemeente Pekela, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk:
- die [slachtoffer] in of omstreeks augustus 2016 ge-sms't: "Ik ga tien jaar voor jou zitten" en/of "Krijg ik jou niet weer krijgt nooit iemand jou dat beloof ik je" en/of "geen dreiging is en belofte gezin drama" en/of "Ik kapot neem ik jou mee in mijn ondergang" en/of
- in of omstreeks de periode van 4 november 2016 tot en met 6 november 2016, die [slachtoffer] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "jij krijgt nooit weer een andere man, dan schiet ik jou vanavond dood" en/of "ik schiet jou een kogel door de kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- op of omstreeks 13 november 2016, tegenover [naam] (werkzaam voor Veilig Thuis) de woorden toegevoegd :"Ik zorg ervoor dat [naam] geen moeder meer heeft. Ik maak haar kapot en ik maak haar dood. Ik heb daar wel tien jaar zitten voor over", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke dreigende woorden die [slachtoffer] op de hoogte is geraakt, en/of
- op of omstreeks 15 november 2016 tegenover [naam] (adviseur openbare orde en veiligheid bij de gemeente Pekela) de woorden toegevoegd :"Ik maak haar dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke dreigende woorden die [slachtoffer] op de hoogte is geraakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat uit meerdere verklaringen is gebleken dat verdachte een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] heeft gemaakt en dat hij haar meermalen zowel direct als indirect heeft bedreigd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Ieder bewijsmiddel is –ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 oktober 2016, opgenomen op pagina 57 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016356509, d.d. 19 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 november 2016, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 november 2016, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 november 2016, opgenomen op pagina 197 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , met klacht op pagina 100;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 17 november 2016, opgenomen op pagina 170 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 november 2016, opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 6 november 2016, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 november 2016, opgenomen op pagina 69 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant;
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 november 2016, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant;
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 24 november 2016, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant.
De rechtbank acht beide feiten bewezen op grond van de inhoud van de genoemde bewijsmiddelen, met uitzondering van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging tegenover
[naam] . Verdachte heeft deze bedreiging - anders dan de overige hem ten laste gelegde gedragingen - uitdrukkelijk ontkend en uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2016 (pagina 163 e.v.) leidt de rechtbank af dat [naam] aangeefster niet zelf op de hoogte heeft gebracht van deze vermeende bedreiging.
Verder acht de rechtbank beide feiten bewezen vanaf 15 augustus 2016. Aangeefster heeft in haar aangifte van 19 oktober 2016 verklaard dat er na de beëindiging van haar relatie met verdachte in juni 2016 aanvankelijk niet veel problemen zijn geweest, maar dat er vanaf 15 augustus een kentering in het contact is ontstaan. Vanaf die periode is verdachte (dreigende) sms-jes naar aangeefster gaan sturen, aldus de verklaring van aangeefster.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 15 augustus 2016 tot en met 16 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Pekela, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- die [slachtoffer] in genoemde periode vele sms-berichten (waaronder vele sms-berichten van bedreigende aard) per dag te sturen, en
- veelvuldig ongewenst telefonisch contact met die [slachtoffer] te zoeken, en
- ongewenst in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] en bij de school van hun kind en op/in de nabijheid van [slachtoffer] werk te verblijven en zich op te houden;
2.
hij in de periode van 15 augustus 2016 tot en met 15 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Pekela, meermalen, telkens [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk:
- die [slachtoffer] in augustus 2016 ge-sms't: "Ik ga tien jaar voor jou zitten" en "Krijg ik jou niet weer krijgt nooit iemand jou dat beloof ik je" en "geen dreiging is en belofte gezin drama" en "Ik kapot neem ik jou mee in mijn ondergang" en
- in of omstreeks de periode van 4 november 2016 tot en met 6 november 2016, die [slachtoffer] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "jij krijgt nooit weer een andere man, dan schiet ik jou vanavond dood" en/of "ik schiet jou een kogel door de kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en
- op 13 november 2016, tegenover [naam] (werkzaam voor Veilig Thuis) de woorden toegevoegd: "Ik zorg ervoor dat [naam] geen moeder meer heeft. Ik maak haar kapot en ik maak haar dood. Ik heb daar wel tien jaar zitten voor over", van welke dreigende woorden die [slachtoffer] op de hoogte is geraakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Belaging.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering en strafbaarheid verdachte

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een voorwaardelijk deel van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden als geadviseerd in het reclasseringsrapport van 16 februari 2017. De officier van justitie heeft in haar strafeis onder meer rekening gehouden met een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Voor het overige heeft de raadsman zich niet tegen de strafeis verzet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en haar gedwongen te dulden dat hij steeds weer contact met haar zocht. Ondanks dat aangeefster op verschillende momenten aan de verdachte te kennen heeft gegeven met rust gelaten te willen worden, heeft dit de verdachte er niet van weerhouden haar veelvuldig te bellen, sms-berichten te sturen en zich ongewenst in de nabijheid van haar werk, woning en de school van hun kind te begeven. Tevens heeft verdachte aangeefster meermalen en vaak op indringende wijze met de dood bedreigd.
Door aangeefster is dit alles als zeer beangstigend en bedreigend ervaren en het heeft een grote impact op haar leven gehad, zoals ook is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring waarvan door de officier van justitie een deel ter terechtzitting is voorgelezen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van
GZ-psycholoog drs. T. 't Hoen van 13 februari 2017.
De deskundige heeft -samengevat- verklaard dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van PTSS, ADHD en een stoornis in het alcoholgebruik. Tevens is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van een beperkte intelligentie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Deze stoornissen en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte in die mate beïnvloed dat hem de feiten in verminderde mate dienen te worden toegerekend.
De rechtbank zal daarmee rekening houden bij de op te leggen straf.
Tevens heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsrapport van Palier d.d. 20 februari 2017 en de verklaring ter terechtzitting van [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan de Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen (verder: VNN).
[naam] heeft ter terechtzitting aangegeven dat het recidiverisico zonder behandeling van verdachte hoog is en dat dat met name wordt toegeschreven aan zijn agressie die regelmatig tot woedeaanvallen leidt. Verdachte heeft mogelijk door trauma's in het verleden een hersenbeschadiging opgelopen. Verdachte is in verband hiermee voor onderzoek aangemeld bij de forensische poli van de VNN.
[naam] heeft geadviseerd om aan verdachte de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling bij de forensische poli van de VNN, dan wel een soortgelijke instelling te bepalen door de reclassering, toestemming verlenen tot het mogen raadplegen van referenten en een locatie- en contactverbod zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Omdat verdachte zich goed heeft gehouden aan de voorwaarden die aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zijn verbonden wordt de voortzetting van het opgelegde elektronische toezicht niet geadviseerd.
De rechtbank zal dit advies opvolgen en zal aan verdachte een straf opleggen overeenkomstig de vordering van de officier van justitie. De rechtbank ziet gelet op de duur en intensiteit van de belaging en de daarmee gepaard gaande bedreigingen van aangeefster geen reden om over te gaan tot de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur, zoals bepleit door de raadsman van verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 282 dagen.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de VNN reclassering Groningen hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarden, en dat hij zich zal melden zo frequent als de VNN reclassering nodig acht;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan onderzoek en een daaruit voortvloeiende ambulante behandeling bij de forensische poli van de VNN of een andere door de VNN reclassering te bepalen instelling, zo lang de reclassering nodig acht;
3. dat de veroordeelde wordt verboden contact te (laten) leggen met zijn (ex-)partner mevrouw [slachtoffer] , zo lang de VNN reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde wordt verboden om zich op en rond de [straatnaam] te [pleegplaats] te begeven, zolang de VNN reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde wordt verplicht toestemming te verlenen om referenten te mogen raadplegen, wanneer de VNN reclassering dit nodig acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. A.F. Gerding en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2017.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.