ECLI:NL:RBNNE:2017:1469

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 981
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 april 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een bewoner van een woning in Emmen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om haar woning te sluiten voor een periode van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een huiszoeking door de politie, waarbij in de woning een kweektent met hennep en andere hennepgerelateerde materialen werd aangetroffen. De burgemeester had geconcludeerd dat er sprake was van een handelshoeveelheid drugs, wat aanleiding gaf tot het sluiten van de woning.

Verzoekster voerde aan dat zij niet meer dan vijf hennepplanten had en dat er geen sprake was van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de aangetroffen hoeveelheid hennep, zowel in verse als gedroogde staat, de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik overschreed. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester terecht had gehandeld en dat er geen sprake was van een schrijnend geval, ondanks de persoonlijke omstandigheden van verzoekster en haar autistische zoontje. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaarschrift geen redelijke kans van slagen had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/981
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2017 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. W.J.Th. Bustin),
en

de burgemeester van de gemeente Emmen, verweerder

(gemachtigde: mr. G.J.P.E. Wilms).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de woning aan [adres] te [woonplaats] (de woning) te sluiten voor een periode van drie maanden, met ingang van 11 maart 2017.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft laten weten dat de sluiting wordt opgeschort tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Op 13 maart 2017 heeft verweerder een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de voorzieningenrechter toegezonden. In de begeleidende brief heeft verweerder op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bestuursrechter medegedeeld dat uitsluitend de voorzieningenrechter kennis zal mogen nemen van de bestuurlijke rapportage van de politie die aan het besluit van verweerder ten grondslag is gelegd.
Verweerder heeft conform artikel 13, eerste lid, van de Procesregeling bestuursrecht 2013 een versie van de bestuurlijke rapportage overgelegd die aan de andere partij mag worden verzonden.
Op 27 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter voornoemde versie van de bestuurlijke rapportage aan verzoekster doen toekomen.
Gelet op de door verweerder in de brief van 13 maart 2017 gegeven motivering is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verzochte beperking van de kennisneming van de documenten gerechtvaardigd is. Bij beslissing van 29 maart 2017 is dit aan partijen meegedeeld.
Aan verzoekster is bij schrijven van 29 maart 2017 verzocht toestemming te verlenen uitspraak te doen mede op grond van de stukken waarvan de kennisgeving beperkt is. Bij schrijven van 4 april 2017 is die toestemming verleend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2017. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
De voorzieningenrechter acht het spoedeisende belang in dit geval gegeven, nu verzoekster heeft aangegeven dat zij in de woning wil blijven wonen.
1.3
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
1.4
Ter uitvoering van bovengenoemde bevoegdheid heeft verweerder het Handhavingsbeleid hard- en softdrugs gemeente Emmen 2013 (beleid) vastgesteld. In het beleid is vastgesteld dat in het geval van verkoop van drugs, danwel aanwezigheid van drugs in een woning van een handelsvoorraad van meer dan 50 gram, of meer dan 20 hennepplanten, bestuursdwang in de vorm van sluiting van de woning wordt toegepast voor de duur van drie maanden. Als er aanwijzingen zijn dat sprake is van een schrijnend geval, waardoor bepaalde maatregelen in de gegeven omstandigheden niet geschikt zijn, kan de burgemeester ervoor kiezen om de toepasselijke maatregel voorwaardelijk te nemen met een proeftijd.
1.5
Uit de bestuurlijke rapportage van de politie volgt dat de politie op 24 januari 2017 een huiszoeking heeft verricht. De politie heeft onder de woning een kelder aangetroffen die zich onder het gehele huis bevindt. De kelder bestaat uit meerdere ruimten. In één van deze ruimten heeft de politie een kweektent aangetroffen welke was ingericht als hennepdrogerij en waar netto 1678 gram hennep lag te drogen. Volgens de collega’s van het hennepteam zou ongeveer 780 gram gedroogde hennep overblijven. In de kweektent hingen 4 assimilatielampen met transformatoren, een droognet waarin de hennep lag te drogen, ventilator, kachel, slakkenhuis, koolstoffilter, afzuigslangen en een thermo-hygrometer. De lampen in de kweektent waren uitgeschakeld en hingen met een beugel aan de stangen van de kweektent en zijn daardoor eenvoudig te verplaatsen. Naast de kweektent stonden 5 specietonnen (inhoud 65 liter) die gevuld waren met potgrond. In elke pot stond een afgeknipte stengel van een hennepplant. Op de grond lagen restanten van hennepbladeren, aan de wand hing een schakelbord (geschikt voor 16 lampen), een fan-controller en een slakkenhuis die was aangesloten voor de afzuiging van de kweektent.
In de ruimte naast de kweektentruimte heeft de politie op de grond 5 hennepplanten zien liggen zonder henneptoppen en –bladeren. De bladeren lagen op blauw zeil. Deze ruimte werd gebruikt als knipruimte van de hennepplanten. In deze ruimte heeft de politie tevens een waterton (inhoud 220 liter) aangetroffen, een weegschaal, 12 eenheden met groei- en bestrijdingsmiddelen en een vuilniszak met hierin netten die worden gebruikt om planten recht te laten groeien. Het is de politie ambtshalve bekend dat deze vaak worden gebruikt in hennepkwekerijen.
In een andere ruimte in de kelder heeft de politie 6 rode tonnen (inhoud 220 liter) aangetroffen welke waren gevuld met speelgoed en kinderkleding. In de tonnen heeft de politie tevens restanten van hennepplanten aangetroffen. In deze ruimte stonden ook 2 assimilatielampen, 1 gebruikte dompelpomp en 7 gebruikte vierkante potten (25 bij 25 cm). Het is de politie ambtshalve bekend dat deze potten vaak worden aangetroffen in hennepkwekerijen.
Met betrekking tot de in de kelder aangetroffen situatie stelt de politie dat het gezien de hierboven beschreven indicaties zeer aannemelijk is dat in de kweektent de 5 specietonnen
worden gezet, met in elke ton een hennepplant. Vervolgens worden de lampen zo opgehangen dat het beste resultaat wordt behaald. Na de oogst worden de specietonnen uit de tent gehaald, de planten in de knipruimte geknipt en wordt de henneptent ingericht als droogruimte zoals de politie deze heeft aangetroffen. Voorts stelt de politie dat het gezien de hoeveelheid voedings- en bestrijdingsmiddelen, het schakelbord geschikt voor 16 lampen,
de hennepresten in de ruimte waarin de kweektent stond, de hennepresten in de 6 grote rode tonnen en de overige hennep gerelateerde goederen die in de schuur werden aangetroffen, zeer aannemelijk is dat in de kelder een grotere hennepkwekerij heeft gezeten.
In de los van de woning staande schuur (tuinhuisje) heeft de politie de volgende hennepgerelateerde goederen en middelen aangetroffen: 6 transformatoren ten behoeve van assimilatielampen; 1 kweektent, 6 lampenkappen ten behoeve van kweeklampen, 14 droognetten, 1 cannacutter, 2 blauwe tonnen met afsluitbaar deksel en 125 gebruikte kweekpotten (25 bij 25 cm). In een drietal droognetten bevonden zich nog enige resten van gedroogde hennepplanten. Daarnaast heeft de politie gezien en geroken dat één van de drie blauwe tonnen voor de tijdelijke opslag van hennep was gebruikt.
1.6
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat in een kweektent een hoeveelheid van 1678 gram verse hennep is aangetroffen (in gedroogde staat is dat circa 780 gram). Tevens zijn materialen aangetroffen die gebruikelijk nodig zijn voor het in stand houden van een hennepkwekerij/hennepdrogerij. Daarbij zijn restanten van vijf hennepplanten aangetroffen. De hoeveelheid aangetroffen softdrugs wordt aangemerkt als een handelshoeveelheid drugs. Verzoekster heeft activiteiten ontplooid die in strijd zijn met artikel 13b van de Opiumwet en het Handhavingsbeleid hard- en softdrugs gemeente Emmen 2013. Verweerder heeft aangegeven dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om het geval van verzoekster aan te merken als een schrijnend geval.
2.1
Verzoekster voert aan dat geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Zij wijst in dit verband op de Aanwijzing Opiumwet. Het telen dan wel aanwezig hebben van niet meer dan vijf hennepplanten en/of de oogst van die vijf planten wordt in beginsel niet strafrechtelijk vervolgd. Uit de verder aangetroffen materialen kan eveneens niet worden vastgesteld dat de teelt van cannabis het niveau van thuiskweek voor eigen gebruik heeft overstegen.
2.2
Voorts voert verzoekster aan dat zij niet meer dan vijf planten had, zodat verweerder niet bevoegd was op grond van artikel 13b van de Opiumwet op te treden. Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft verzoekster in dit verband aangevoerd dat uit de bestuurlijke rapportage zonder meer volgt dat verzoekster niet meer dan vijf cannabisplanten in haar kelder heeft gekweekt. Verzoekster wijst op de conclusie van de politie op pagina drie van de rapportage, waar het volgende staat: “dat het gezien de hierboven beschreven indicaties zeer aannemelijk is dat in de kweektent de 5 specietonnen worden gezet, met in elke ton een hennepplant. Vervolgens worden de lampen zo opgehangen dat het beste resultaat wordt behaald. Na de oogst worden de specietonnen uit de tent gehaald, de planten in de knipruimte geknipt en wordt de henneptent ingericht als droogruimte zoals de politie deze heeft aangetroffen.”
2.3
Verzoekster voert vervolgens aan dat de vraag voorligt of verse hennep, hennep is als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Volgens verzoekster is alleen gedroogde hennep, hennep in voornoemde zin. Ook voert verzoekster aan dat de door de politie berekende hoeveelheid niet juist is. De ervaring leert dat een cannabisplant met 80% indroogt en niet zoals verweerder stelt met 50%. Daarbij komt dat een belangrijk deel van de plantenresten niet gebruikt kan worden. Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft verzoekster in dit verband gewezen op een uitspraak van het gerechtshof ‘s –Hertogenbosch van 5 juli 2010 (ECLI:NL:GHSHE:2010:BN1460) waaruit volgt dat de verhouding natte en droge hennep 5:1 (20 %) is en niet 2:1 (50%). Voorts wijst verzoekster op de omstandigheid, anders dan in voormelde uitspraak van het gerechtshof, dat in onderhavige zaak niet alleen sprake is van henneptoppen, maar dat dat grotere delen van de plant met bladeren en stengeldelen lagen te drogen. De opbrengst van de natte hennep zal dan nog lager uitvallen.
2.4
Verder voert verzoekster aan dat gelet op haar 11-jarige en autistische zoontje, sprake is van een schrijnend geval. Sluiting van de woning voor drie maanden is disproportioneel. Ook vraagt verzoekster zich af of met de sluiting van de woning het doel van de sluiting kan worden behaald, nu er geen loop was naar de woning.
3.1
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder terecht aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de hoeveelheid aangetroffen softdrugs wordt aangemerkt als een handelshoeveelheid drugs. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekster niet heeft bestreden dat in een kweektent een hoeveelheid van 1678 gram verse hennep is aangetroffen. Verzoekster bestrijdt dat de verse hennep, hennep is als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, zodat verweerder niet bevoegd was om op grond van artikel 13b van de Opiumwet handhavend op te treden.
3.2
De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in haar betoog. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat uit de bestuurlijke rapportage kan worden afgeleid dat een hoeveelheid van 1678 gram verse hennep in gedroogde staat circa 780 gram is. Deze hoeveelheid van 780 gram is meer dan de 50 gram zoals neergelegd in het beleid van verweerder, welk beleid bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 21 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:130) als niet onredelijk is beoordeeld.
3.3
Ook het betoog van verzoekster dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat een cannabisplant met 50% indroogt in plaats van met 80%, slaagt niet. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter, ook al zou verweerder er van uitgaan dat natte hennep met 80% indroogt, wat een opbrengst van 20% betekent, dat de opbrengt droge hennep dan nog altijd circa 350 gram bedraagt. Dat is nog steeds meer dan de 50 gram zoals neergelegd in het beleid van verweerder. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat verzoekster heeft verklaard dat je van 1678 natte hennep, ongeveer 350 gram overhoudt.
3.5
Voorzover verzoekster heeft aangevoerd dat grotere delen van de plant met bladeren en stengeldelen lagen te drogen en dat de opbrengst van de natte hennep dan nog lager zal uitvallen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voor deze stelling geen steun te vinden is in de bestuurlijke rapportage. De betogen van verzoekster treffen dan ook geen doel.
3.6
De voorzieningenrechter concludeert dat de aangetroffen hoeveelheid ook in gedroogde vorm ruimschoots de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik overschrijdt. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat de aangetroffen hoeveelheid bestemd was voor eigen gebruik. Daar komt bij dat naast de aangetroffen natte hennep, restanten van hennepplanten zijn aangetroffen in de woning van verzoekster. Verzoekster heeft derhalve activiteiten ontplooid die in strijd zijn met artikel 13b van de Opiumwet en het Handhavingsbeleid hard- en softdrugs gemeente Emmen 2013. Verweerder was dan ook bevoegd om handhavend op te treden.
4.1
Het betoog van verzoekster dat sprake is van een situatie dat slechts vijf hennepplanten zijn aangetroffen volgt de voorzieningenrechter niet. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de kelder waar de hennepkwekerij is aangetroffen uit meerdere ruimten bestaat. In één van deze ruimten trof de politie een kweektent aan welke was ingericht als hennepdrogerij en waar netto 1678 gram hennep lag te drogen en naast de kweektent stonden 5 specietonnen die gevuld waren met potgrond. In elke pot stond een afgeknipte stengel van een hennepplant. Op de grond lagen restanten van hennepbladeren. In de ruimte naast de kweektentruimte zag de politie op de grond 5 hennepplanten liggen zonder henneptoppen en –bladeren. Deze ruimte werd gebruikt als knipruimte van de hennepplanten. In een andere ruimte in de kelder trof de politie 6 rode tonnen (inhoud 220 liter) aan waar restanten van hennepplanten zijn aangetroffen. Kortom, in de eerste ruimte is 1678 gram natte hennep aangetroffen, alsmede 5 specietonnen met een afgeknipte stengel van een hennepplant en restanten van hennepbladeren. In de tweede ruimte, de knipruimte, zijn op de grond 5 hennepplanten aangetroffen zonder henneptoppen en –bladeren en in een derde ruimte zijn restanten van hennepplanten aangetroffen. Het betoog van verzoekster dat sprake is van een situatie dat slechts vijf hennepplanten zijn aangetroffen berust op een onjuiste lezing van de bestuurlijke rapportage. Eerder is sprake van een situatie dat resten van 10 hennepplanten zijn aangetroffen.
4.2
Het betoog van verzoekster dat uit de verder aangetroffen materialen eveneens niet worden vastgesteld dat de teelt van cannabis het niveau van thuiskweek voor eigen gebruik heeft overstegen, treft gelet op de aangetroffen hennep en restanten van hennepplanten geen doel.
5.1
De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat verweerder bij de uitoefening van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet beschikt over beleidsvrijheid, zodat het sluitingsbevel op terughoudende wijze dient te worden getoetst. In geschil is de vraag of verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat geen sprake is van een schrijnend geval zoals bedoeld in het beleid van verweerder.
5.2
De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe dat verweerder in het enkele en niet nader onderbouwde betoog van verzoekster dat haar 11-jarige zoontje autistisch is en dat er geen loop was naar de woning, geen aanleiding heeft hoeven zien om de situatie van verzoekster als schrijnend te bestempelen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verweerder heeft aangegeven, mocht verzoekster zelf geen tijdelijk onderdak kunnen vinden, dat verweerder bereid is om verzoekster en haar zoontje tijdelijk onderdak te verlenen. Het betoog van verzoekster slaagt dan ook niet.
5.3
De voorzieningenrechter ziet gelet op voornoemde omstandigheden geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat geen sprake is van een schrijnend geval. Voorts bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de belangen van verzoeker in redelijkheid niet minder zwaar heeft laten wegen dan het algemeen belang bij een tijdelijke sluiting van de woning. Van strijd met het beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit is geen sprake. Er bestond voor verweerder dan ook geen aanleiding om voor een minder verstrekkend middel te kiezen.
6.1
De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder gezien de omstandigheden van het geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot een sluiting van de woning gedurende een termijn van drie maanden.
6.2
Aangezien het bezwaarschrift tegen het primaire besluit naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen heeft, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
6.3
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
6.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.