3.3Ingevolge artikel 5.17 van de Wabo kan een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wet inhouden dat het bouwen, gebruiken of slopen van een bouwwerk wordt gestaakt of dat voorzieningen, met inbegrip van het slopen van een bouwwerk, gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid worden getroffen.
Ingevolge artikel 2.1 eerste lid, Wabo, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a
.het bouwen van een bouwwerk,
b
.het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c
.het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder b van bijlage II bij Besluit Omgevingsrecht (BOR) is een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a
.niet hoger dan 5 m, en
b
.de oppervlakte niet meer dan 70 m2.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan [bestemmingsplan]. Op het perceel is de bestemming Recreatie-Kampeerterrein van kracht. Ingevolge artikel 11.1 van de planvoorschriften zijn de gronden bedoeld voor -onder meer- een kampeerterrein.
Ingevolge artikel 1.35 is een kampeerterrein een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
Ingevolge artikel 1.34 van de planvoorschriften is een kampeermiddel een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of gedeeltelijk is bestemd of opgericht danwel wordt of kan worden gebruikt als recreatief nachtverblijf.
Ingevolge artikel 1. 45 van de planvoorschriften is een stacaravan een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken.
Ingevolge 1.20 is een bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Ingevolge artikel 11.2.3 van de planvoorschriften gelden voor het bouwen van stacaravans de volgende regels:
De oppervlakte van een stacaravan zal ten hoogste 50m2 bedragen
De lengte van een stacaravan zal ten hoogste 12,00 m bedragen
De breedte van een stacaravan zal ten hoogste 4,50 m bedragen
De bouwhoogte van een stacaravan zal ten hoogste 3,75 m bedragen.
Ingevolge artikel 20.2.1 van de planvoorschriften is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning verplicht:
a. Het ophogen of afgraven van gronden.
Op 31 mei 2016 heeft verweerder de ‘Beleidsregel Stacaravans’ vastgesteld. Hierin is – onder meer - opgenomen dat een stacaravan altijd mobiel te maken moet zijn en niet op een fundering mag staan.
4. Vastgesteld moet worden of sprake is van een overtreding waartegen verweerder bevoegd is om handhavend op te treden.
4.1.1Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. De bouwwerken zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf en hebben afmetingen van 11.10 m x 4,5 m x 3.70 meter. De bouwwerken worden op een frame voorzien van wielen en een dissel aangevoerd en naar de daarvoor bestemde plek gereden. Daar is een stabiele ondergrond gemaakt door een afgegraven stuk grond met een diepte van ongeveer 60 centimeter waarin betonnen platen met daarop bevestigde poeren zijn aangebracht. Op de plek aangekomen wordt de stacaravan met een mobiele kraan op de plek gezet. De wielen en de dissel worden gedemonteerd en elders opgeslagen.
4.1.2Ten aanzien van de bouwwerken overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Gelet op de afmetingen en de bestemming voor recreatief nachtverblijf zijn de bouwwerken op grond van de bovengenoemde bepaling uit het Bor als omgevingsvergunningvrij voor de activiteit bouwen aan te merken. Dit is ook niet in geschil.
Vervolgens is aan de orde de vraag of de bouwwerken passen binnen de voorschriften van het bestemmingsplan [bestemmingsplan]. Daarvoor is allereerst van belang of de bouwwerken als stacaravans als bedoeld in artikel 1.45 van de bestemmingsplanvoorschriftenzijn aan te merken. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Daarvoor is het volgende redengevend.
Volgens de begripsomschrijving van een stacaravan dient sprake te zijn van een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken. De verwijzing naar het begrip caravan in de onderhavige definitie van het begrip stacaravan duidt er naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op dat het bouwwerk te allen tijde achter een voertuig moet kunnen worden gekoppeld en verreden moet kunnen worden.
Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Daarvoor is van allereerst van belang dat niet in geschil is dat de bouwwerken na plaatsing niet meer over een as/wielstelsel en dissel beschikken. Dat deze vanwege behoud elders zijn opgeslagen en eenvoudig zijn te hermonteren doet daaraan niet af. Voorts worden de bouwwerken geplaatst op zes tot acht betonnen platen met daarop bevestigde poeren, welke zijn ingegraven in een bouwput van ongeveer 60 cm diep. Plaatsing en verwijdering vindt plaats door het gebruik van een kraan.
Gelet op de gekozen bouwconstructie, te weten de combinatie van het ontbreken van een as/wielstelsel en dissel en de plaatsing op ingegraven betonplaten waarop poeren zijn bevestigd, zijn de bouwwerken naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aan te merken als stacaravans. De bouwwerken zijn, na plaatsing, als zodanig niet meer achter een auto te koppelen en te vervoeren. Anders dan verzoekers menen betekent de omstandigheid dat een stacaravan volgens de planvoorschriften tevens als bouwwerk kan worden aangemerkt niet dat deze niet mobiel kan of hoeft te zijn. De voorzieningenrechter wijst daartoe op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 3 mei 2005 (ECLI:NL:RVS:2006:AW7322) en 25 april 2012 (ECLI:NL:RVS:2012 BW3908). Uit deze uitspraken blijkt dat ook mobiele objecten als bouwwerken worden aangemerkt mits zij bedoeld zijn om gedurende langere tijd op dezelfde plaats te functioneren. Hetgeen verzoekers verder nog hebben aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Nu de bouwwerken niet zijn aan te merken als stacaravans zijn zij ter plaatse op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Verweerder was daarom bevoegd om verzoekers een bouwstop op te leggen met betrekking tot het plaatsen van de bouwwerken. Aan hetgeen verzoekers hebben aangevoerd met betrekking tot de door verweerder opgestelde beleidsregel komt de voorzieningenrechter niet toe.
4.1.3Ten aanzien van het afgraven van de bouwputten wordt het volgende overwogen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat blijkens artikel 20.2.1 van de planvoorschriften geen omgevingsvergunning is vereist voor het afgraven van gronden indien dit betrekking heeft op (plaatsing van) bouwwerken. Voor zover de bouwstop hierop is gebaseerd is het besluit derhalve in zoverre onrechtmatig.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2837, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, die niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.