Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
parketnummers 18/730228-16 en 18/730279-16
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 30 april 2016, opgenomen op pagina 177 e.v. van het dossier met nummer 201613371-DEF d.d. 23 juni 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Ik doe aangifte van brandstichting in mijn woning aan de [straatnaam] in [pleegplaats] (Fr.) op 29 april 2016. Ik was op een bruiloft toen ik gebeld werd door mijn maat [naam] . Hij vertelde mij dat het raam boven het platte dak helemaal open stond. Ik ben naar huis gegaan. Toen ik thuis kwam hoorde ik dat de woning vol rook had gestaan en dat er brand in mijn woning was gesticht. Eerder hadden we camera’s geplaatst. De dader staat alleen met het haar op de camerabeelden. Volgens mij is dit het kapsel van [verdachte] . Mijn dochter [slachtoffer1] weet zeker dat [verdachte] deels op de camerabeelden te zien is.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek brand van Team Forensische Opsporing van Politie Noord-Nederland d.d. 30 mei 2016 opgenomen op pagina 206 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Er werd een onderzoek ingesteld op 29 april 2016 in de woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] (Fr.). Ik zag dat op de kookplaat brandresten lagen. Ik zag in deze brandresten patat, een stukje aluminiumfolie en nog een paar stukjes groen met wit papier. Kennelijk was een zakje met patat verbrand.
Samenvatting en conclusies: De brand is ontstaan op de gaskookplaat in de keuken.
De brand is niet ontstaan door een technische oorzaak. De brand is ontstaan door menselijk handelen. De brand heeft zich beperkt tot de goederen op de kookplaat, zijnde een papieren zak met aluminiumfolie en patat. Er stroomde, gelet op de bevindingen ban de brandweer, uit meerdere gasbranders van het fornuis gas, deze branders waren open gedraaid.
Gelet op het feit dat bij de komst van de brandweer er geen vuur werd waargenomen, maar slechts rokende resten was de mogelijkheid voor een ontwikkeling tot een volledige brand niet verwachten geweest. Gelet op het feit dat de gasbranders op de laagste stand open gedraaid waren, was de hoeveelheid gas die uitstroomde beperkt. Er was gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 1 mei 2016, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Op zondag 17 april 20l6 ging bij mij de knop om. Alle woede en wraak in mij projecteerde ik op [slachtoffer2] . Ik kreeg de gedachte "je zet mij uit het leven en ik zal jou uit het leven zetten". Er gingen allemaal dingen door mijn hoofd hoe en wat ik hem zou gaan aandoen om zijn leven kapot te maken. Ik dacht aan brand, ontvoeren, martelen, vermoorden en zo. In de dag/dagen erna kreeg ik als stap 1 het idee om de woning van [slachtoffer2] op de blazen. Ik geen huis en dan [slachtoffer2] ook geen huis en ik heb toen maar bedacht om het huis in brand te steken zodat [slachtoffer2] dan ook geen huis heeft en voelt wat het is. Ik heb afgelopen vrijdag tussen 18:00 en 19:00 uur het een aantal kranen van het gasfornuis opgezet en heb op het gasstel wat afval van de snackbar in brand gestoken. Het was mijn bedoeling dat de woning vol rook zou komen of deels in brand zou gaan zodat [slachtoffer2] dan niet meer in die woning zou kunnen wonen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 april 2016, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn sleutel. Ik woon aan de [straatnaam]
in [pleegplaats] . Op 27 april 2016 omstreeks 09.30 uur werd ik wakker en ben ik naar beneden gegaan. Ik pakte toen het sleutelbos uit het sleutelkastje in de keuken. Ik zag dat de sleutel van de voor- en achterdeur niet aan het sleutelbos zat. Hierna zag ik dat het raam van de keuken op een kiertje stond. Ik snapte dat niet want dit raam kan niet open. Ik ben toen naar buiten gegaan om te kijken bij het raam van de keuken. Ik zag dat de plinten, die om het raamkozijn horen te zitten, er waren afgebroken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 april 2016, opgenomen op pagina 162 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Op woensdag 27 april 2016 omstreeks 17.00, was ik samen met mijn dochter [slachtoffer1] in
mijn woning. Ik hoorde [slachtoffer1] toen zeggen: “Wat stinkt het op mijn kamer”. Ik hoorde [slachtoffer1] vervolgens zeggen: “Ik herken deze geur van [verdachte] . [verdachte] rook precies zo”.
Op woensdag 27 april 2016 omstreeks 18:54 uur kreeg ik een sms-bericht. Hier in stond de volgende tekst: “Hoi [slachtoffer2] het spijt me dat ik naar binnen ben gegaan ik wouw alleen even douchen en slapen met een dak boven mijn hoofd sorry ik heb niks van je gejat En ik heb wat gegeten sorry”.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 mei 2016, opgenomen op pagina 166 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Ik doe aanvullend aangifte van diefstal van een wapen uit mijn woning. Ik hoorde van [slachtoffer3] dat [verdachte] hem had verteld dat hij mij en mogelijk mijn dochter [slachtoffer1] van het leven wilde gaan beroven als het niet zo zou gaan als hij wilde. Het opzettelijk in brand steken van mijn woning kun je daar mogelijk ook onder verstaan. Nadat [slachtoffer3] mij had verteld dat [verdachte] mij om zou willen brengen, voelde ik mij uitermate bang. Ik ken de PIJ maatregel-geschiedenis van [verdachte] en weet uit eigen ervaring hoe hij kan reageren als het niet gaat zoals hij wil.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 1 mei 2016, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb vorige week ingebroken in de woning van [slachtoffer2] , alles wat er bij/met [slachtoffer2] en [slachtoffer1] gebeurde heb ik gedaan. Toen ik de inbraak bij [slachtoffer2] pleegde, vond ik onder het bed van [slachtoffer2] een CO2 wapen. Dat wapen heb ik zonder zijn toestemming meegenomen.
Ik was vannacht in Drachten en ik had een afspraak met een persoon die voor mij dat pistool wilde ombouwen tot een echt wapen, waarmee ik echt zou kunnen schieten.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 1 mei 2016, opgenomen op pagina 341 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant(en):
Op zondag 01 mei 2016 stonden wij op de Noordkade in Drachten. Een man sprak mij aan en zei tegen mij dat hij mij even wou spreken. Ik hoorde deze man zeggen: “ik ben [verdachte] en ik kom mij aangeven. Ik word gezocht en ben er klaar mee”. Ik hoorde hem zeggen dat hij een C02 wapen bij zich had. Ik zag dat hij zijn jas optrok. Ik zag een wapen achter bij zijn broeksband inzitten.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, Afdeling Wapens en Munitie d.d. 10 mei 2016, opgenomen op pagina 345 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Het onder verdachte [verdachte] inbeslaggenomen wapen betreft een metalen/kunststof Co2 gasdrukpistool, merk onbekend (Taiwan), model HK USP. Het wapen, kaliber 4,5 mm (.177), is voorzien van het nummer [nummer] .
Het voornoemde gasdrukpistool is voor be- of afdreiging geschikt. Het gasdrukpistool
vertoont namelijk voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een
bestaand vuurwapen, namelijk een pistool, merk Heckler & Koch, model USP.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie 1, onder 7e
van de WWM, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling Wapens en Munitie (RWM).
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 april 2016, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Ik wil aangifte doen van inbraak in mijn woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] , diefstal uit de woning, vernieling van het slot van mijn woning en bedreiging met de dood door [verdachte] . Op 17 april 2016, na overleg tussen de politie, [verdachte] en mij, heeft [verdachte] mijn woning verlaten. [verdachte] nam zijn hond mee. [verdachte] had mij al eerder gewaarschuwd dat als hij dakloos zou worden, hij zijn hond zou doden. Toen [verdachte] weg was, bleek dat mijn beurs weg was. In de beurs zaten de volgende spullen: ID kaart, Rabobankpasje, pasjes van winkels, een klein geldbedrag en enkele kleine sleutels. De beurs lag in de woonkamer in mijn tas.
Ik heb de beurs zondagmorgen 17 april nog in mijn tas gezien. Nadat [verdachte] weg was, was mijn beurs ook weg. Verder is er toen niemand in mijn woning geweest dus kan [verdachte] alleen deze hebben weggenomen.
Op 18 april 2016, omstreeks 03:30 uur hoorde ik lawaai buiten. Ik heb niet naar buiten gekeken. Ik hoorde [verdachte] wel praten. [verdachte] zat voor de woning. Ik hoorde gerommel bij mijn brievenbus. [verdachte] was daar alleen toen, en dus moet hij mijn beurs wel door mijn brievenbus geduwd hebben. Op maandag 18 april 2016, omstreeks 23:30 uur kwam [slachtoffer3] bij mij op bezoek.
Dat was in de woning van mijn vader. [slachtoffer3] vertelde mij het volgende: “ [verdachte] had [slachtoffer3] verteld dat wij, mijn vader en ik dood moesten. Dat wij, mijn vader en ik er aan gingen”.
Op 19 april 2016 hoorde ik dat er ingebroken was in mijn woning, [straatnaam] . Een vriendin van mij kreeg een bericht inhoudende: “Hoi hoi. Jij hebt [slachtoffer1] in je vriendenlijst staan. Graag even doorgeven dat haar slot is veranderd door haar ex”. De bewoner van [straatnaam] vertelde aan mijn moeder dat [verdachte] tot een uur of twaalf in mijn woning was gebleven. Mijn moeder is naar mijn woning gegaan. Mijn moeder had een sleutel van mijn woning, maar kon niet in mijn woning komen. Kennelijk was er een ander slot in mijn woning geplaatst.
Vanmiddag, 20 april 2016, werd ik gebeld door [slachtoffer3] . [slachtoffer3] belde om te zeggen dat ik direct mijn nieuwe Rabo bankpas moest blokkeren. [slachtoffer3] vertelde dat [verdachte] met die nieuwe pas geld wilde gaan pinnen. Ik weet zeker dat [verdachte] gisteren deze nieuwe bankpas uit mijn woning heeft weggenomen. Deze moet gisteren met de post aangekomen zijn in mijn woning, op het moment dat [verdachte] heeft ingebroken in mijn woning. [verdachte] moet toen deze bankpas meegenomen hebben.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 1 mei 2016, opgenomen op pagina 260 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Ik ben per SMS-bericht bedreigd door [verdachte] . Op 30 april 2016 kreeg ik het volgende SMSje: “Als jij niet normaal met mij praat kunnen we dit nooit normaal oplossen Ik zal niet rusten ook al moet ik jaren wachten met of zonder de politie of wie dan ook ik ga mijn doel bereiken! Wat jij en jullie hebben gedaan met [naam] daarvoor ga ik straffen en ik ben kei hard laatste kans!”
Ik ben erg bang dat mijn ex- vriend [verdachte] mij iets gaat aandoen of mij dood gaat maken. Ik durf al niet meer in mijn eigen woning te wonen. Ik ben ervan overtuigd dat [verdachte] mij en mijn vader wil doden.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 april 2016, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer3] :
Ik heb op woensdag 20 april 2016 in de spullen van [verdachte] een bankpas aangetroffen in een enveloppe. Dit bleek een bankpas te zijn van de Rabobank, op naam van [slachtoffer1]. Ik heb de pas meteen naar [slachtoffer1] toegebracht.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 9 mei 2016, opgenomen op pagina 277 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer3] :
In de dagen nadat [verdachte] uit de woning was gezet (17/4) uitte hij in een kwade bui wel bedreigende uitlatingen richting [slachtoffer1] en [slachtoffer2] . Over [slachtoffer2] sprak hij dat hij hem kapot zou maken omdat [slachtoffer2] hem ook kapot had gemaakt.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 2 mei 2016, opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb [slachtoffer3] verteld dat ik [slachtoffer2] en [slachtoffer1] hun leven kapot zou willen gaan maken en dat ik hen wel zou willen vermoorden. [slachtoffer2] moet pijn lijden en weten wat dat is. Als ik hem zou doodschieten zou dat te gemakkelijk zijn. Bovendien zou [slachtoffer1] dit niet aankunnen.
Als hij zo zwaar verminkt en invalide zou zijn zou [slachtoffer1] helemaal gek worden en zichzelf wat aandoen. Ik weet dat ze dan zeker zelfmoord zou gaan plegen. Op deze wijze zou ik hun beide levens dus totaal verwoesten. Ik heb dit in SMS-berichten ook al aangegeven.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 21 april 2016, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Wat heb jij dinsdag 19 april 2016 gedaan?
A: Ik heb een slotenmaker gebeld. Die heeft voor mij de woning
opengemaakt. Ik denk dat dit in de ochtend was. Ik had bankpassen besteld en die zouden binnenkomen. Ik had geen sleutels meer van de woning, daarom heb ik een slotenmaker gebeld. Ik vertelde dat ik mijn sleutels was verloren. Hij heeft de deur voor mij geopend en is mee naar binnen gegaan. Hij heeft het slot veranderd en daarna zijn we weggegaan.
V: Had jij toestemming van [slachtoffer1] ?
A: Zij heeft mij er zondag uitgezet en daarna geen contact meer gekregen met haar.
Uiteindelijk ben ik de woning binnen gegaan. Ik had dus geen toestemming.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 1 mei 2016, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Wat wil je nog vertellen over de dood van je hond?
A: Ik heb mijn hond dood gemaakt. Ik heb hem met mijn rechtervuist in zijn nek geslagen.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 april 2016, opgenomen op pagina 220 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant(en):
Op donderdag 21 april 2016 heb ik, verbalisant, een vluchtige blik geworpen in de in beslaggenomen Samsung GSM van verdachte [verdachte] . Ik zag in de foto/filmbestanden van de GSM dat er een vijftal filmpjes en meerdere foto’s van een hond op staan. Ik zag aan het document soort dat de filmpjes gemaakt waren met de Samsung telefoon. Ik zag op de filmpjes dat het een licht bruine hond betrof. Ik heb deze filmpjes bekeken en zag dat op alle filmpjes te zien was dat de hond kennelijk aan zijn riem was ophangen in een boom. Ik zag en hoorde dat de hond geen lucht kreeg en aan het tegenstribbelen was. Ik hoorde op de achtergrond een persoon zwaar ademen. Ook zag ik dat deze persoon witte gymschoenen droeg want dit was gedeeltelijk te zien op de film. Kennelijk filmde deze persoon de hond. In een van laatste filmpjes zag ik dat de hond overleden was.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 april 2016, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
O: We laten je een foto zien van schoenen in je fouillering. Zijn deze schoenen van jou?
A: Dat zijn mijn schoenen. Val maar met de deur in huis. Als het gaat om het filmpje van mijn telefoon.
V: Waarom kom je daarmee?
A: Omdat jullie mij verdenken van dierenmishandeling. Omdat mijn schoenen op dat filmpje staan.
19. Een schriftelijk bescheid, te weten een sectierapport d.d. 18 april 2016, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van dierenarts [naam] :
Hond [naam] , eigenaar [verdachte] , 18-04-2016
Het lijkt erop dat de hond opgehangen is. Hoog op de ribwand en de rug zijn verschillende bloeduitstortingen te zien en op de rug sc idem met verscheuring van fascie. Er zitten rupturen in de lever. In de borstkas zijn normale longen aanwezig , die wat een (agonaal) shockbeeld geven. Postmortaal loopt ook wat longoedeem uit de bek.
Conclusie: de hond is vrijwel zeker door trauma om het leven gekomen. Gezien het ontbreken van uitwendige beschadiging en het gelokaliseerd zijn aan één kant, lijkt stomp trauma het meest waarschijnlijk.
20. Een schriftelijk bescheid, te weten een schrijven d.d. 23 mei 2016, opgenomen op pagina 254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van dierenarts [naam] :
Ik sluit verwurging zeker niet uit. Indien dit met circulaire druk is gebeurd (riem /dik touw gladde ketting) is het zeker mogelijk dat de druk voldoende was om het keelgebied te comprimeren zonder duidelijk zichtbare letsels achter te laten omdat de druk dan gelijkmatig over een groot gebied verdeeld wordt.
Vraag: kunnen de beelden schuimig longoedeem en een agonaal shockbeeld ook veroorzaakt zijn door verwurging/strangulatie?
Antwoord: dat is mogelijk.
Vraag: u heeft een aantal filmpjes gezien. Past het signalement van deze hond bij het signalement van de hond waarop u sectie heeft gedaan?
Antwoord: ja, als twee druppels water. Dit moet vrijwel zeker dezelfde hond zijn.
Vraag: kloppen uw bevindingen met de beelden?
Antwoord: ja, wel ten aanzien van het longbeeld en het oedeem uit de bek. Er moet echter ook rondom deze gebeurtenis ook nog fors uitwendig geweld hebben plaatsgevonden kort voor het sterven.
parketnummer 18/044868-16
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 29 februari 2016, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016059967 d.d. 15 maart 2016, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Wat ging er mis vanmiddag? Het ging om een rijbewijs begrepen we.
A: Ik heb geen rijbewijs.
V: Ben je wel vaker daarvoor gepakt?
A: Ja, al een aantal keren. Vanmiddag was ik in [pleegplaats] . Alle politiemensen, drie of vier, kwamen direct bij mijn auto. Ik zat in de auto. Ze zeiden dat ik was aangehouden omdat ik geen rijbewijs heb en ik nog tien dagen moest zitten. Ze spraken me aan met mijn naam. Al snel kwam er een hand naar binnen. Hij wilde de deur openen. Ik was geïrriteerd door het gedrag van die agent. Ik pakte mijn gsm uit het vakje van mijn linkerportier toen ik zag dat een van de agenten (die uit de auto die voor mij stond) vrij snel de hand aan het pistool had. Omdat ik een verleden heb en [naam] heet maakte dat een agressieve indruk op me. Ik zei toen: "Je mag me nu ook gelijk dood gaan schieten!" Daarna zei ik: "Anders pak ik de mijne! Schiet me maar dood!" Ik heb ook gezegd: “Dan pak ik die van mij wel”. Ik greep onder mijn stoel, eerst onder mijn eigen en later die naast me. Ik greep bij de voorstoelen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 29 februari 2016, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [slachtoffer5] :
Op maandag 29 februari 2016, omstreeks 13:45 uur stond ik samen met collega [slachtoffer4]
te posten op de [straatnaam] te [pleegplaats] Fr. Ik zag dat de personenauto voorzien van het kenteken [nummer] vanuit de [straatnaam] kwam rijden en vervolgens rechtsaf sloeg om zijn weg te vervolgen. Ik hoorde dat mijn collega [slachtoffer4] middels de portofoon aan collega [slachtoffer6] door gaf dat de Volkswagen Golf in zijn richting kwam rijden. Ik zag dat collega [slachtoffer6] middels het politietransparant van de dienstmotor een stopteken aan de Golf gaf. Ik zag dat de bestuurder van de Golf aan het stopteken voldeed. Ik zag een manspersoon achter het stuur van de Volkwagen Golf zitten en ik herkende de manspersoon als [verdachte] . [verdachte] is niet in het bezit van een geldig op naam staand rijbewijs. Ik deelde [verdachte] mede dat ik hem verdacht van het rijden zonder geldig rijbewijs. Ik deelde [verdachte] mede dat hij met ons mee moest naar het politiebureau. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij niet met ons mee ging wat er ook gebeurde. Ik heb vervolgens geprobeerd het portier aan de bestuurderszijde open te trekken met de bedoeling hem aan te houden als verdachte. Ik voelde dat het portier was afgesloten. Ik zag dat [verdachte] het raam dicht probeerde te doen. Ik zag dat collega [slachtoffer6] op dat moment aan het half geopende raam trok. Ik zag dat het raam hierdoor versplinterde. Ik hoorde [verdachte] op dat moment roepen: "Ik ben in het bezit van een vuurwapen, jullie weten dat ik te boek sta als vuurwapengevaarlijk" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde dat [verdachte] dit meerdere malen riep. Ik zag dat [verdachte] zich op dat moment omdraaide. Ik zag dat hij aan het rommelen was in een aantal spullen welke op de achterbank van voornoemd voertuig lagen. Ik was bang dat [verdachte] een vuurwapen zou pakken en dit tegen mij en mijn collega's zou gaan gebruiken. Door zijn onverschillige gedrag en het feit dat hij aangaf niet mee te willen werken en zijn roep om er een arrestatieteam erbij te halen voelde ik mij uitermate bedreigd en werd ik bang voor hem en zijn onvoorspelbare gedrag.
Ik voelde mij vervolgens genoodzaakt om mijn dienstwapen te trekken. Ik ben achteruit gelopen en ben op ongeveer op drie meter afstand van het voertuig blijven staan. Ik heb al die tijd mijn vuurwapen op [verdachte] gericht. Ik hoorde dat [verdachte] meerdere malen luid en duidelijk riep: "Ik heb een vuurwapen. Schiet me maar dood. Of jullie schieten of ik schiet. Zeg het maar" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde dat hij deze woorden meerdere malen herhaalde. Het gevoel dat [verdachte] in het bezit was van een vuurwapen werd voor mij steeds duidelijker. Ik voelde mij steeds meer bedreigd en steeds banger en wist niet wat er zou gaan gebeuren. Ik riep tegen [verdachte] dat hij zijn handen moest laten zien. Ik heb dit twee of drie keer tegen [verdachte] geroepen. Ik zag dat hij niet op mijn aanroepen reageerde. Ik zag namelijk dat hij bleef rommelen in zijn voertuig. Ik had nog steeds het idee dat [verdachte] op zoek was naar een vuurwapen. Op dat moment had ik steeds meer de overtuiging dat [verdachte] in het bezit zou kunnen zijn van een vuurwapen en dit tegen ons zou gaan gebruiken. Ik was er van overtuigd dat hij in het bezit was van een wapen omdat verdachte [verdachte] dit meerdere malen had gezegd. Ik voelde me bedreigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 29 februari 2016, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [slachtoffer4] :
Op maandag 29 februari 2016 was ik in [pleegplaats] .
Ik was bij het linkerportier van de Golf van [verdachte] en stond naast verbalisant [slachtoffer6] . Door het raam van de linker portier zag ik dat [verdachte] telkens naar rechts leunde en met zijn rechterhand een beweging maakte alsof hij een vuurwapen wilde pakken van onder de
bijrijders stoel. Dit heb ik diverse keren zien gebeuren. Terwijl [verdachte] deze bewegingen maakte hoorde ik dat hij riep "of jullie schieten of ik schiet".
Ik heb zijn uitspraak zeker vier keer gehoord. Ik voelde mij op dat moment bedreigd en dacht dat hij daadwerkelijk in het bezit was van een vuurwapen en deze ook ging gebruiken. Ook de kennis dat hij geweld heeft gebruikt in het verleden in combinatie met zijn bewegingen en zijn uitspraak dat hij
ging schieten was voor mij voldoende om mijn vuurwapen gericht te houden op [verdachte] .
Gezien de situatie zoals omschreven voelde ik mij uitermate bedreigd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 29 februari 2016, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [slachtoffer6] :
Op maandag 29 februari 2016 was ik in [pleegplaats] .
Ik hoorde collega [slachtoffer5] wederom zeggen dat [verdachte] mee moest naar het bureau waarop [verdachte] wederom zei dat hij niet meeging. Dit heeft hij meerdere keren gezegd. Ik zag toen dat
collega [slachtoffer4] naar het dienstvoertuig liep en plaats nam achter het stuur. Ik zag dat [verdachte] zijn raam wilde sluiten en dat zijn rechterhand naar de onderzijde van de passagiersstoel ging en waarna ik hem meende horen te zeggen dat hij wel een vuurwapen had.
Daarop heb ik met beide handen het dichtgaande raam beetgepakt en dit in één ruk uit de raamstijl getrokken waarbij het glas verbrijzelde. Ik trok dit raam eruit om beter zicht te krijgen op de handelingen die [verdachte] in de auto verrichtte. Wederom hoorde ik [verdachte] roepen dat hij een vuurwapen had en zag ik dat hij steeds met zijn rechterhand voor de passagiersstoel aan het zoeken/graaien was. Op dat moment bevond ik mij nog steeds naast de deurstijl aan de bestuurderszijde en zag ik dat [verdachte] nog steeds met zijn rechterhand aan het zoeken was en hij riep dat hij een vuurwapen had cq pakte. Ik was op dat moment ervan overtuigd dat [verdachte] een vuurwapen aan het zoeken was voor of onder de passagiersstoel en ik werd bang dat hij deze ook daadwerkelijk tegen ons zou gaan gebruiken. Ik zag dat [verdachte] helemaal opgefokt was en door zijn houding en uitlatingen om een vuurwapen tegen ons te gaan gebruiken was ik bang dat hij dat ook daadwerkelijk ging doen. Tevens hoorde ik [verdachte] roepen: "Schiet me maar dood. Als jullie niet schieten dan doe ik het. Of jullie schieten of ik schiet of woorden van gelijke strekking. Ik voelde mij op dat moment steeds meer bedreigd en werd banger doordat [verdachte] maar bleef roepen dat hij een vuurwapen had en "Als jullie niet schieten dan schiet ik". Gezien de situatie en de feiten en omstandigheden als hierboven genoemd voelde ik mij uitermate bedreigd.
parketnummer 18/219672-15
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 2 november 2015, ongenummerd opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2015292212 d.d. 2 november 2015, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Ben je de afgelopen maanden in [pleegplaats] geweest?
A: Ja; ongeveer vanaf augustus 2015. Ik ben een poosje in de stacaravan van familie geweest. Dit is mijn pleegfamilie, de familie [naam] . Dit was volgens mij in september.
V: Hoe vaak ben je bij de stacaravan geweest?
A: Een paar dagen. Het kan in juli of augustus zijn geweest.
V: Hoe ben je daar binnen gekomen?
A: Via het achterste raam, heb ik open gemaakt met een schroevendraaier.
V: Had je toestemming om daar te zijn?
A: Nee. Anders had ik een sleutel gehad.
V: Zoals we jou hebben verteld word je ook verdacht van verduistering van benzine bij Tankstation Veldhuizen, wat kan je daar over vertellen?
A: Dat heb ik gedaan. Ik weet niet meer precies wanneer dat was, maar als u zegt dat
dat 30 september 2015 was dan kan dat heel goed kloppen. Ik kwam uit Hoogezand en ik reed als bestuurder in mijn Volvo voorzien van het kenteken [nummer] . Ik zou naar Assen gaan. De benzinemeter brandde al dus ik zou echt moeten tanken. Er gaat benzine in.
V: Wist je dat er in [pleegplaats] aan die weg een benzinestation zit?
A; Van vroeger wist ik dat aan die weg daar ergens een tankstation moest zitten. Het is anders niet logisch om daar naar toe te gaan omdat je er niet langs komt. Tevens is het nog een klein station en tja....de kans op camerabeelden is dan vele malen kleiner. Dus dat mijn kenteken op beelden staan.
V; Wat had jij aan geld bij je?
A: Op dat moment helemaal niks.
V: Dus wat was jou intentie toen je ging tanken om wat te doen?
A: Dat dit bedrag wel bij de stapel schulden op zou kunnen en dat ik dus niet zou betalen.
Ik ben dus naar binnen gelopen. Ik heb tegen de cassière gezegd; "Dat ik mijn portemonnee was vergeten maar dat ik die wel even zou ophalen." Ik heb tegen haar gezegd dat ik van de politie was en mijn pasjes was vergeten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 oktober 2015, ongenummerd opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2015292212 d.d. 2 november 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer7] :
Op woensdag 30 september 2015 was ik werkzaam bij tankstation [bedrijfsnaam] te [pleegplaats] . Ik zag dat een jongeman, rijdend in een donkerkleurige Volvo, euro loodvrij tankte (pomp 3) bij ons tankstation. Ik zag dat het totaalbedrag 83,27 euro was. Nadat hij klaar was met tanken kwam hij de shop binnenlopen. Bij de kassa hoorde ik dat hij tegen me zei dat hij zijn portemonnee vergeten was. Ik hoorde dat hij zei dat hij zijn pasje nog in zijn politiekluisje had liggen. Hij gaf aan dat hij heen en weer naar Hoogezand zou rijden, om zijn portemonnee met pasje op te halen, om zo te kunnen betalen. Ik liet hem een uitgestelde betaling ondertekenen. Tot op heden is hij niet teruggekomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 28 oktober 2015, ongenummerd opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant(en):
Op dinsdag 27 oktober 2015 nam ik, verbalisant, telefonisch contact op met [naam] ,
de stiefmoeder van [verdachte] . Ze vertelde dat ze voor het laatst contact had gehad met verdachte nadat haar vader en zijzelf aangifte bij de politie hadden gedaan tegen [verdachte] in verband met oneigenlijk gebruik van de stacaravan van haar vader. [verdachte] zou een tijdje in de stacaravan hebben verbleven en wilde deze uiteindelijk zelfs verkopen.
Opmerking verbalisant: in BVH is onder nummer 2015288197 inderdaad aangifte gedaan van bovengenoemd strafbaar feit.
parketnummer 18/190253-15
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 mei 2015, ongenummerd opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2015146366 d.d. 7 juli 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer9] :
Op zaterdag 23 mei 2015, omstreeks 14:30 uur, was ik bij het tankstation [bedrijfsnaam] , [straatnaam] te Veendam. Ik had mijn auto geparkeerd naast het winkeltje van het tankstation. Ik stond met mijn gezicht richting mijn auto, ik keek in de kofferbak. Op dat moment zie dat er een auto achteruit rijd. De auto reed met een hoge snelheid achteruit.
Hij reed dusdanig ver achteruit dat hij mij raakte op mijn kuit. Ik kwam hierdoor klem te zitten tussen zijn auto en mijn auto. Ik begon op de achterruit van zijn auto te slaan. Ik hoorde aan het motorgeluid en voelde aan mijn benen dat de bestuurder van deze auto, een rode Seat Ibiza, nog meer gas gaf. Ik lag op dat moment half in de kofferbak. Op een gegeven moment rijdt de auto weer vooruit. Ik ben op dat moment op de grond gevallen. Ik voelde op dat moment erg veel pijn aan mijn been. Ik voelde mijn rechterbeen niet meer. Ik heb ook verschillende schaafwonden op mijn been. De kentekenplaathouder van mijn auto was ingedeukt en er waren verschillende plastic stukjes van de kentekenplaathouder afgeknapt.
De bestuurder van de rode Seat Ibiza stapte uit. Hij vroeg aan mij: "gaat het mevrouw". Ik reageerde hierop met: "natuurlijk gaat het niet”. Hierop is meneer weer in de auto gestapt en weg gereden. Hij heeft zijn persoonlijke gegevens niet afgegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding van Politie Noord-Nederland d.d. 7 juli 2015, ongenummerd opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant(en):
Datum: 23 mei 2015
Adres: [straatnaam] Veendam
Bestuurder: [verdachte]
Rijbewijs: Bij controle bij het rijbewijsregister bleek de bestuurder niet bevoegd te zijn een
motorrijtuig te besturen. Bij deze controle bleek mij het volgende: aan de bestuurder was nooit een rijbewijs afgegeven voor de categorie motorrijtuigen waartoe het door de bestuurder bestuurde voertuig behoorde."
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 17 juni 2015, ongenummerd opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Hoe is de aanrijding gebeurd?
A: Ik reed met mijn auto achteruit. Ik heb op dat moment deze vrouw aan gereden. Ik hoorde nadat ik achteruit was gereden een klap. Nadat ik de klap hoorde ben ik direct uit gestapt. Ik zag op dat moment dat de vrouw op grond was gevallen. Ik vroeg aan mevrouw of ik wat voor haar kon doen. Ik zag dat mevrouw behoorlijk overstuur was. Ik heb gezegd dat ik wel een EHBO koffer wilde ophalen. Dit vonden ze goed. En vervolgens ben ik richting Assen gereden. Ik was zelf ook helemaal in paniek. Ook was ik in paniek doordat ik zelf niet in het bezit ben van een geldig rijbewijs.
V: Waar is de aanrijding gebeurd?
A: Van [straatnaam] te Veendam. Bij het [bedrijfsnaam] tankstation.
V: Heb jij jezelf kenbaar gemaakt als bestuurder bij het slachtoffer?
A: Nee, dit heb ik niet gedaan. Ik weet dat het strafbaar is.
parketnummer 18/198910-15
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 oktober 2015, ongenummerd opgenomen in het dossier met nummer PL0100-2015288197 d.d. 6 oktober 2015, inhoudende als verklaring van [naam] :
Op vrijdag 2 oktober 2015 hoorde ik dat pompbedienster [naam] tegen mij zei: "Er is iemand die heeft getankt maar niet kan betalen" of woorden van gelijke strekking.
Ik zei vervolgens tegen de man: "u heeft getankt maar u kunt niet betalen?" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde dat de man zei: "Ja". Ik hoorde dat de man opperde dat hij eventueel wel iets wilde ondertekenen of dat hij iets achter zou laten.
Ik zei tegen de man dat hij zijn auto maar moest laten staan en dat hij maar iemand moest regelen die geld zou komen brengen. Vervolgens zag ik dat de man naar buiten liep. Ik zag dat de man in een Volvo stapte en wegreed.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 2 oktober 2015, ongenummerd opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben vandaag met mijn auto richting Groningen gereden. Ik reed terwijl ik geen rijbewijs heb. Mijn tank was leeg, daarom ging ik bij een tankstation in [pleegplaats] tanken. Voordat ik ging tanken wist ik al dat ik niet ging betalen.