1.11.Sindsdien is het rooster voor de medewerkers van de sector Industrie-Metaal van maandag tot en met vrijdag als volgt:
- 07.30 uur tot 09.45 uur: werk
- 09.45 uur tot 10.00 uur: pauze (onbetaald)
- 10.00 uur tot 12.15 uur: werk
- 12.15 uur tot 12.45 uur: onbetaalde lunchpauze
- 12.45 uur tot 14.45 uur: werk
- 14.45 uur tot 15.00 uur: pauze (onbetaald)
- 15.00 uur tot 16.30 uur (einde werktijd): werk
2. FNV vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht wordt verklaard dat:
a. de door Synergon voor het jaar 2015 vastgestelde regeling omtrent betaalde koffie- en pauzetijden niet in strijd is met het standaardkarakter van de CAO Sociale Werkvoorziening en dat de werktijdenregeling Synergon 2015 op het punt van de werktijd en op het punt van de pauzetijden niet nietig is en derhalve alsnog moet worden toegepast;
b. het Synergon niet was toegestaan om de werktijdenregeling 2015 voor de sector Industrie-Metaal met onmiddellijke ingang af te schaffen, nu daarmee sprake was van een eenzijdige wijziging die in strijd komt met het goed werkgeverschap;
c. de werktijdenregeling voor de sector Industrie-Metaal op het punt van de doorbetaalde pauzetijden ook voor het jaar 2016 ongewijzigd moet worden toegepast nu de regeling voor de andere sectoren in 2016 ook heeft gegolden;
2. Synergon wordt veroordeeld:
primair
a. om aan haar werknemers en ex-werknemers van de sector Industrie-Metaal die op of na 15 september 2015 bij haar in dienst zijn, dan wel bij haar in dienst zijn geweest, correcte en inzichtelijke berekeningen te verstrekken van de sinds die datum ten onrechte extra gewerkte uren;
b. om over te gaan tot betaling aan genoemde werknemers en ex-werknemers vanaf 14 september 2015 het loon over de ten onrechte niet genoten pauzes à 28 minuten per gewerkte dag, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, gesteld op 50%, en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der voldoening, waarbij de betaling aan hen dient te geschieden met gelijktijdige verstrekking van een bruto/netto specificatie en een specificatie van de wettelijke rente;
c. een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per werknemer voor elke dag dat Synergon vanaf twee maanden na betekening van het te wijzen vonnis jegens enige werknemer in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, waarbij de te verbeuren dwangsommen worden gemaximeerd op € 10.000,- per werknemer;
subsidiair
d. om aan haar werknemers en ex-werknemers van de sector Industrie-Metaal die op of na 15 september 2015 bij haar in dienst zijn, dan wel bij haar in dienst zijn geweest, correcte en inzichtelijke berekeningen te verstrekken van de sinds die datum ten onrechte extra gewerkte uren;
e. om - in overleg - over te gaan tot compensatie in tijd van deze extra gewerkte uren aan genoemde werknemers en ex-werknemers;
f. een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per werknemer voor elke dag dat Synergon vanaf twee maanden na betekening van het te wijzen vonnis jegens enige werknemer in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, waarbij de te verbeuren dwangsommen worden gemaximeerd op € 10.000,- per werknemer;
primair en subsidiair
g. om aan FNV te betalen een bedrag van € 2.775,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding;
h. een en ander met veroordeling van Synergon in de proceskosten, waaronder het salaris van de gemachtigde van FNV.
Het geschil
3. In essentie verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of Synergon, als formele werkgever van de circa 80 bij Rensel Metaal gedetacheerde werknemers, de schriftelijk vastgestelde regeling omtrent de doorbetaalde koffie- en theepauzes (2 keer 14 minuten per dag) mocht afschaffen.
4. Waar nodig zal bij de beoordeling nader op de stellingen van partijen worden ingegaan.
De beoordeling
5. In deze zaak staat centraal de vraag of de door de werknemers van Synergon genoten (doorbetaalde) ochtend- en middagpauze van telkens 14 minuten (op basis van de werktijdenregeling) in strijd is met de CAO en welke rechtsgevolgen daaraan dienen te worden verbonden.
6. Bij de beantwoording van voormelde vraag heeft ingevolge de heersende jurisprudentie onder meer als uitgangspunt te gelden dat bij de uitleg van CAO-bepalingen aan de bewoordingen daarvan en eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de CAO, doorslaggevende betekenis moet worden toegekend.
7. Bij de uitleg van CAO-bepalingen komt het, anders dan in het gewone contractenrecht, niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO voor zover deze niet uit de bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Bij die uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf staande tekstinterpretaties zouden leiden.
8. Voorts overweegt de kantonrechter dat de onderhavige CAO een standaardkarakter heeft. Een standaard-CAO is een CAO waarbij aanvullende arbeidsvoorwaarden niet zijn toegestaan. Dat betekent dat partijen, anders dan bij een minimum-CAO, op bedrijfsniveau nooit iets mogen afspreken over zaken die al in de CAO geregeld zijn, ook niet als die nadere afspraken ten voordele van de werknemer strekken.
9. Niettemin kan een standaard-CAO ook zogeheten raam- of minimumbepalingen bevatten. In dergelijke bepalingen wordt expliciet aangegeven dat en in hoeverre nadere invulling op bedrijfsniveau mogelijk is. In de praktijk gaat het daarbij veelal om bedrijfseigen regelingen met betrekking tot woon-werkverkeer of opleidingen of om de het opstellen van een sociaal plan.
10. Artikel 12 van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst bepaalt dat elk beding tussen een werkgever en een werknemer dat strijdig is met een collectieve arbeidsovereenkomst waaraan zij beiden gebonden zijn, nietig is. In zo'n geval gelden de bepalingen van de CAO.
11. In deze zaak hebben de betrokken partijen respectabele belangen. De werknemers ervaren hun doorbetaalde koffie- en theepauze als een verworven recht en zien zich bij afschaffing daarvan geconfronteerd met een werkdag die bijna een half uur langer duurt. Rensel Metaal moet daarentegen vaststellen dat zij, uitgaande van 80 werknemers, per dag 40 productieve manuren mist waarvoor zij in de thans gekozen constructie nochtans loon dient te betalen. Bij de beantwoording van de vraag of de hier in het geding zijnde arbeidsvoorwaarde nietig is, zullen voormelde belangen evenwel buiten beschouwing dienen te blijven.
12. In het verlengde van voormelde uitgangspunten overweegt de kantonrechter nader als volgt.
13. Het debat tussen partijen gaat voornamelijk over de vraag of de schriftelijk vastgestelde regeling omtrent de dagelijkse (doorbetaalde) koffie- en theepauzes van telkens 14 minuten (hierna: de regeling omtrent de koffie- en theepauzes) in strijd is met de CAO. Volgens Synergon is dat (bij nader inzien) het geval zodat er sprake is van een nietige (en dus juridisch niet bestaande) afspraak. FNV denkt daar anders over. Met primair een beroep op (de wetsgeschiedenis van) artikel 1:7 lid 1 sub e van de Arbeidstijdenwet en subsidiair op de artikelen 4.3 en 13.1 van de CAO bepleit zij dat de regeling niet in strijd met de CAO en derhalve niet nietig is.
14. Ter zake van het (primaire) beroep op artikel 1:7 lid 1 sub e van de Arbeidstijdenwet overweegt de kantonrechter als volgt.
15. In dat artikel staat als definitie van het begrip pauze: “een periode van ten minste 15 achtereenvolgende minuten, waarmee de arbeid tijdens de dienst wordt onderbroken en de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aanzien van de bedongen arbeid”. FNV leidt, mede aan de hand van de wetsgeschiedenis, daaruit af dat de 2 x 14 minuten pauze per dag als werktijd heeft te gelden. De kantonrechter volgt FNV daarin niet.
16. Voorop moet worden gesteld dat uitleg van de CAO aan de hand van voormeld artikel en de daarbij behorende wetgeschiedenis rechtens niet tot de mogelijkheden behoort. Zoals eerder is overwogen komt het, anders dan in het gewone contractenrecht, bij de uitleg van de CAO bepalingen niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO voor zover deze niet uit de bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld.
17. Maar ook los daarvan kan het beroep op dat artikel FNV niet baten. Zoals ook volgt uit de aanhef van artikel 1:7 van de Arbeidstijdenwet (“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder …”), is deze definitie namelijk slechts van kracht op de Arbeidstijdenwet en de daarop rustende bepalingen. Voorts heeft de toenmalige minister tijdens het debat over de invoering van die wet onder meer gesteld dat “onderbrekingen korter dan 15 minuten
in het kader van dit wetsvoorstel(onderstreping door de kantonrechter) niet als pauze worden aangemerkt”. Anders dan FNV stelt kan uit de tekst van 1:7 lid 1 sub e van de Arbeidstijdenwet en de door FNV aangehaalde passage uit de wetsgeschiedenis dan ook niet worden afgeleid dat de definitie van pauze in de Arbeidstijdenwet ook geldt voor andere regelgeving dan die in het kader van de Arbeidstijdenwet.
18. Bij de verdere beoordeling van de standpunten van partijen omtrent de vraag of de regeling omtrent de koffie- en theepauzes al dan niet nietig is, spelen onder meer de volgende bepalingen van de CAO een rol.
19. Van belang zijn in deel 1 (de tekst) van de CAO: