ECLI:NL:RBNNE:2017:1612

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
C/19/118371 / KG ZA 17-39
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling en betaling van prijsverschil door melkveehouders aan DOC Kaas

In deze zaak vorderden de eisers, bestaande uit melkveehouders, in kort geding betaling van bedragen van de Drents Overijsselse Coöperatie Kaas B.A. (DOC Kaas). De eisers stelden dat zij recht hadden op terugbetaling van een aandeel in de transactiesom die DOC Kaas had uitgekeerd na een fusie met DMK, en dat zij een prijsverschil van 1 cent per kilogram melk voor de maand december 2016 vergoed dienden te krijgen. De eisers hadden hun lidmaatschap van DOC Kaas vóór 1 januari 2017 opgezegd en stelden dat de voorwaarden die aan hun uittreding waren verbonden, in strijd waren met artikel 2:60 BW. De voorzieningenrechter oordeelde dat de statuten van DOC Kaas en het huishoudelijk reglement de toets van artikel 2:60 BW konden doorstaan. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers geen recht hadden op de gevorderde bedragen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de uittredingsvergoeding en de voorwaarden voor de uitkering van de transactiesom rechtmatig waren en dat de eisers geen aanspraak konden maken op een hogere melkprijs dan die aan de blijvende leden was uitbetaald. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van DOC Kaas.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/118371 / KG ZA 17-39
Vonnis in kort geding van 2 mei 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
2. maatschap
MAATSCHAP [eiseres sub 2],
gevestigd te Luddeweer,
3.
[eiser sub 3],
wonende te Putten,
4. vennootschap onder firma
V.O.F. [eiseres sub 4],
gevestigd te Zeewolde,
5. vennootschap onder firma
V.O.F. [eiseres sub 5],
gevestigd te Ten Boer,
6.
[eiser sub 6],
wonende te Zeewolde,
7.
[eiser sub 7],
wonende te Zeewolde,
8.
[eiser sub 8],
wonende te Dalerveen,
9. maatschap
[eiseres sub 9],
gevestigd te Zeewolde,
10. maatschap
MAATSCHAP [eiseres sub 10],
gevestigd te Nieuwlande,
11. de vennootschap onder firma
[eiseres sub 11],
gevestigd te Geesburg,
12. maatschap
[eiseres sub 12],
gevestigd te Zeewolde,
en nog 43 andere personen, (commanditaire en stille) maatschappen en vennootschappen onder firma, waarvan de namen hierna onder 3.1 zijn vermeld.
advocaat mr. G.D. te Biesebeek, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
de coöperatie
DRENTS OVERIJSSELSE COÖPERATIE KAAS B.A.,
gevestigd te Hoogeveen,
gedaagde,
advocaten mr. H.P. van der Veen en mr. D.J. de Jongh, kantoorhoudend te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en DOC Kaas genoemd worden.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • akte overlegging producties van de zijde van [eisende partij] ;
  • de conclusie van antwoord;
  • de aanvullende productie van de zijde van DOC Kaas
  • de akte vermeerdering van eis;
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eisende partij] en
  • de pleitnota van DOC Kaas.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

1.De feiten

1.1.
Tot 1 januari 2017 waren [eisende partij] allen A-leden van DOC Kaas. DOC Kaas legt zich volgens de Kamer van Koophandel toe op "Vervaardiging van zuivelproducten (geen consumptie-ijs). Be- en verwerken van melk en melkproducten."
2.2
[eisende partij] hebben om hen moverende redenen vóór 1 oktober 2016 het lidmaatschap met DOC Kaas - met inachtneming van de in de statuten voorgeschreven opzegtermijn van tenminste drie maanden - rechtsgeldig opgezegd tegen 1 januari 2017.
2.3
Tot 1 januari 2017 hebben [eisende partij] overeenkomstig de inhoud van de statuten van DOC Kaas en van de door haar vastgestelde reglementen de door hen op hun bedrijf geproduceerde melk bij wijze van exclusiviteit aan DOC Kaas geleverd.
2.4
Tot begin 2016 was DOC Kaas (indirect) aandeelhouder van (onder meer) de besloten vennootschap: “DOC Kaas B.V.”, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder dossiernummer 59262729, evenals DOC Kaas kantoorhoudende te Hoogeveen aan de […] . De ondernemingsactiviteiten van DOC Kaas worden in feitelijke zin geëxploiteerd door DOC Kaas B.V.
2.5
Op of omstreeks 4 april 2016 heeft in het kader van een fusie een aandelentransactie plaatsgevonden waarbij DOC Kaas haar aandelen in (onder meer) de hiervoor genoemde vennootschap in eigendom heeft overgedragen aan de rechtspersoon naar Duits recht “DMK Deutsches Milchkontor GmbH” (hierna verder te noemen: DMK). In het kader van deze fusie is er door DMK (onder meer) een bedrag aan DOC Kaas voldaan van 20 miljoen euro, waarbij DOC Kaas naar verluid tevens voor 8 % rechten heeft verworven in het aandelenkapitaal van DMK.
2.6
In of omstreeks april/juli 2016 heeft DOC Kaas de transactiesom op basis van een door haar geformuleerde sleutel verdeeld over en uitgekeerd aan haar leden, waaronder [eisende partij] .
2.7
Op basis van artikel 13 van de statuten van DOC Kaas is ieder lid - dat het lidmaatschap opzegt met een opzegtermijn korter dan een jaar - een uittredingsvergoeding
verschuldigd. Nu [eisende partij] het lidmaatschap tegen 1 januari 2017 (zijnde tegen het
einde van het boekjaar) hebben opgezegd met een opzegtermijn korter dan één jaar,
heeft DOC Kaas aan hen de uittredingsvergoeding op basis van artikel 13 van de
statuten in rekening gebracht en deze vergoeding in mindering gebracht op en
verrekend met het door haar aan [eisende partij] verschuldigde melkgeld betreffende de in de maanden oktober, november en december 2016 door hen aan DOC Kaas geleverde melk.
2.8
Daarnaast heeft DOC Kaas aanspraak gemaakt op restitutie van het door [eisende partij] van haar ontvangen aandeel in de transactiesom, daartoe stellende dat op [eisende partij] op grond van artikel 11 lid 4 van het Huishoudelijk Reglement ten aanzien van het door hen ontvangen aandeel van de transactiesom een restitutieverplichting rust. DOC Kaas heeft deze, door [eisende partij] betwiste, vordering eveneens in mindering gebracht op en verrekend met het door haar aan [eisende partij] verschuldigde melkgeld betreffende de door [eisende partij] in de periode oktober, november en december 2016 geleverde melk.
2.9
Ten aanzien van de in de maand december 2016 door [eisende partij] aan DOC Kaas geleverde melk is aan hen door DOC Kaas per kilogram geleverde melk 1 cent minder betaald dan hetgeen DOC Kaas aan de overige leden - die het lidmaatschap
nietper 1januari 2017 hebben beëindigd - voor de door hen in deze maand geleverde melk betaalbaar heeft
gesteld.
2.1
In artikel 13 van de statuten van DOC Kaas is het volgende bepaald:
"Uittredingsvoorwaarde. -
Artikel 13.
1. Het A-Iid van wie het lidmaatschap, anders dan door overlijden van het lid natuurlijke
persoon, is geëindigd, is verplicht op eerste schriftelijke aanmaning van het bestuur een
uittredingsvergoeding aan de coöperatie te betalen. De uittredingsvergoeding bedraagt
vier procent (4%) van het melkgeld dat het betreffende lid gemiddeld per jaar in de vijf
(5) voorafgaande boekjaren, of bij korter lidmaatschap gemiddeld per jaar van de volle
duur van het lidmaatschap, van de coöperatie heeft ontvangen. Indien een lid met
inachtneming van een opzegtermijn van ten minste één jaar opzegt, is geen
uittredingsvergoeding verschuldigd.
2. Het bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van de verplichting tot betaling van het
geheel of van een deel van de uittredingsvergoeding."
2.11
In artikel 11 van het Huishoudelijk Reglement, door de Ledenraad bij besluit van 15 december 2015 vastgesteld en in werking getreden op 1 januari 2016, is het volgende bepaald:
"Artikel 11
Transactiesom DMK
Met de overdracht van aandelen in DOC Kaas B.V. en DOC Kaas Vastgoed B. V. naar DMK GmbH komt er een transactiesom beschikbaar voor de coöperatie groot € 20.000.000. Deze transactiesom wordt aan de leden uitgekeerd met inachtneming van de volgende regels:
1. De transactiesom wordt in door het bestuur te bepalen tranches uitgekeerd. De eerste tranche zal worden uitbetaald in februari 2016, of zoveel later als de transactiesom beschikbaar komt.
2. Leden die voldoen aan de volgende cumulatieve eisen komen in aanmerking voor uitbetaling van een tranche:
a. het lid was op 21 mei 2015 lid van de coöperatie, of het lid leverde al melk aan de coöperatie en had de tot 31 december 2017 lopende optie om lid te worden, welke optie hij uiterlijk op 31 december 2015 heeft ingeroepen, en:
b. het lid is lid van de coöperatie op het moment van de uitkering en:
c. het lid heeft op het moment dat de uitkering plaatsvindt zijn lidmaatschap niet
opgezegd op een wijze dat dit lidmaatschap eindigt op of voor 31 december 2018 en:
d. het lid is zijn verplichting tot het storten van gelden op de ledenrekening op 31
december 2015 en daarna steeds volledig nagekomen.
3. De in 2016 uit te betalen eerste tranche bedraagt tenminste € 0,015 vermenigvuldigd met het gemiddelde in de jaren 2013, 2014 en 2015 door het lid conform de reglementen van en
overeenkomsten met de coöperatie geleverde aantal kilogrammen door de coöperatie geaccepteerde melk. De hoogte van de vervolguitkering(en) aan een lid wordt eveneens bepaald op basis van het gemiddelde in de jaren 2013, 2014 en 2015 door het lid conform de reglementen van en overeenkomsten met de coöperatie geleverde aantal kilogrammen door de coöperatie geaccepteerde melk.
4. Een lid dat voor 31 december 2018 zijn lidmaatschap van de coöperatie beëindigt (op welke wijze dan ook), of een lid dat voor 31 december 2018 ophoudt conform de reglementen van en overeenkomsten met de coöperatie melk te leveren aan de coöperatie, dient reeds ontvangen tranches van de transactiesom aan de coöperatie terug te betalen. Deze terugbetalingsverplichting is niet van toepassing in geval van overmacht of indien het lid opzegt wegens bedrijfsbeëindiging en hij zijn bedrijf vervolgens ook definitief beëindigt. De coöperatie kan deze terugbetalingsverplichting verrekenen met al hetgeen de coöperatie uit welken hoofde dan ook verschuldigd is aan het (oud)-lid."

3.Het geschil

3.1
[eisende partij] vorderen, na eisvermeerdering, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van DOC Kaas om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de hierna gespecificeerde bedragen aan elke afzonderlijke eiser te voldoen, waarbij:
• Het onder A) vermelde bedrag telkens ziet op het aandeel van de transactiesom dat aan [eisende partij] is uitgekeerd en waarvan de omvang gelijk is aan de door DOC Kaas met het melkgeld verrekende uitgekeerde aandeel in de transactiesom;
• Het onder B) vermelde bedrag telkens ziet op de niet uitbetaalde melkprijs, het
prijsverschil van de in december 2016 door elke eiser afzonderlijk geleverde
hoeveelheid kilogram melk, waarvan de omvang gelijk is aan € 0,01 per kilogram in
de maand december 2016 geleverde melk, te vermeerderen met btw en
• Het onder C) vermelde bedrag telkens ziet op de buitengerechtelijke kosten:
1. Aan [eiseres sub 1] , gevestigd te Zeewolde
(lidmaatschapsnr.: 517754);
A: € 39.624,33
B: € 1.835,08
C: € 1.189,59
2. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 2] , gevestigd te Luddeweer (lidmaatschapsnr.: 513381);
A: € 13.716,61
B: € 532,48
C: € 917,49
3. Aan [eiser sub 3] , wonende te Putten (lidmaatschapsnr.: 517717);
A: € 20.806,00
B: € 818,71
C: € 991,25
4. Aan V.O.F. [eiseres sub 4] , gevestigd te Zeewolde
(lidmaatschapsnr.: 517750);
A: € 28.182,69
B: € 969,37
C: € 1.066,53
5. Aan V.O.F. [eiseres sub 5] , gevestigd te Ten Boer (lidmaatschapsnr.: 513382);
A: € 34.300,59
B: € 1.330,18
C: € 1.131,31
6. Aan [eiser sub 6] , wonende te Zeewolde
(lidmaatschapsnr.: 517745);
A: € 46.932,54
B: € 1.634,62
C: € 1.260,67
7. Aan [eiser sub 7] , wonende te Zeewolde
(lidmaatschapsnr.: 517772);
A: € 38.282,29
B: € 1.369,24
C: € 1.171,52
8. Aan [eiser sub 8] , wonende te Dalerveen (lidmaatschapsnr.: 517526);
A: € 20.196,66
B: € 934,58
C: € 986,31
9. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 9] , gevestigd te Zeewolde (lidmaatschapsnr.: 517769);
A: € 32.257,68.
B: € 1.109,76
C: € 1.091,60
10. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 10] , gevestigd te Nieuwlande (lidmaatschapsnr.: 513327);
A: € 27.836,49
B: € 1.049,08
C: € 1.063,86
11. Aan [eiseres sub 11] , gevestigd te Geesburg (lidmaatschapsnr.: 513324);
A: € 24.591,42
B: € 1.057,01
C: € 1.031,48
12. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 12] , gevestigd te Zeewolde (lidmaatschapsnr.: 517735);
A: € 34.119,68.
B: € 1.057,01
C: € 1.108,80
13. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 13] gevestigd te Emmer-Compascuum (lidmaatschapsnr.: 513410);
A: € 45.206,04
B: € 2.355,75
C: € 1.250,62
14. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 14] , gevestigd te Poppenwier (lidmaatschapsnr.: 512003);
A: € 32.607,43
B: € 1.585,26
C: € 1.116,93
15. Aan [eiser sub 15] , wonende te Zeewolde (lidmaatschapsnr.: 517748);
A: € 21.414,52
B: € 766,85
C: € 996,81
16. Aan [eiser sub 16] , wonende te Zeewolde (lidmaatschapsnr.: 517809);
A: € 54.578,49
B: € 1.681,75
C: € 1.337,60
17. Aan [eiser sub 17] , wonende te Zeewolde
(lidmaatschapsnr.: 517751);
A: € 37.349,08
B: € 1.510,85
C: € 1.163,60
18. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 18] , gevestigd te Biddinghuizen (lidmaatschapsnr.:
517770);
A: € 30.692,60
B: € 915,37
C: € 1.091,08
19. Aan [eiser sub 19] , wonende te Zeewolde (lidrnaatschapsnr.:
517738);
A: € 22.258,50
B: € 823,57
C: € 1.005,82
20. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 20] , gevestigd te Zeewolde (lidmaatschapsnr.: 517777);
A: € 54.378,97
B: € 2.239,78
C: € 1.341,19
21. Aan [eiser sub 21] , wonende te Ruinen (lidmaatschapsnr.: 514116);
A: € 21.066,05
B: € 805,80
C: € 993,72
22. Aan [eiser sub 22] , wonende te Dalen (lidmaatschapsnr.: 517524);
A: € 18.271,55
3: € 708,35
C: € 964,80
23. Aan maatschap [eiseres sub 23] , gevestigd te Biddinghuizen (lidmaatschapsnr.: 517744);
A: € 52.535,82
B: € 2.243,90
C: € 1.322,80
24. Aan [eiser sub 24] , wonende te Stiens (lidmaatschapsnr.: 513633);
A: € 51.324,39
B: € 2.213,27
C: € 1.310,38
25. Aan [eiser sub 25] , wonende te Oosterzee
(lidmaatschapsnr.: 512277);
A: € 16.010,44
B: € 977,74
C: € 944,88
26. Aan [eiser sub 26] , wonende te Joure
(lidmaatschapsnr.: 512036);
A: € 13.833,86
B: € 581,33
C: € 919,15
27. Aan [eiser sub 27] , wonende te Wanswert (lidmaatschapsnr.: 513417);
A: € 24.472,21
B:€ 946,16
C:€ 1.029,18
28. Aan STELLINGWERF V.O.F., gevestigd te Lelystad
(lidmaatschapsnr.: 517789);
A: € 16.630,79
B: € 445,86
C: € 945,77
29. Aan [eiser sub 29] , wonende te Suawoude (lidmaatschapsnr.: 513452);
A: € 20.126,05
B: € 667,80
C: € 982,94
30. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 30] (lidmaatschapsnr.: 512282), gevestigd te Vegelinsoord;
A: € 17.430,61
B: € 587,61
C: € 955,18
31. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 31] , gevestigd te Jannum (lidmaatschapsnr.: 513424);
A: € 49.067,44
B: € 2.186,89
C: € 1.287,54
32. Aan [eiseres sub 32] , gevestigd te Zuidwolde (lidmaatschapsnr.: 516183);
A: € 15.234,92
B: € 522,29
C: € 932,57
33. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 33] gevestigd te Agelo
(lidmaatschapsnr.: 517270);
A: € 53.958,76
B: € 1.853,62
C: € 1.333,12
34. Aan [eiser sub 34] , wonende te Hertme
(lidmaatschapsnr.: 517171);
A: € 34.878,31
B: € 1.425,11
C: € 1.138,03
35. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 35] , gevestigd te Echten (lidmaatschapsnr.: 513493);
A: € 16.312,41
B: € 713,10
C: € 945,26
36. Aan MTS. [eiseres sub 36] , gevestigd te Alteveer (lidmaatschapsnr.: 513338);
A: € 17.260,57
B: € 514,63
C: € 952,75
37. Aan [eiser sub 37] , wonende te Linde (lidmaatschapsnr.: 516034);
A: €49.141,10
B: € 1.755,60
C: € 1.283,97
38. Aan STILLE MAATSCHAP [eiseres sub 38] , gevestigd te Scharsterburg
(lidmaatschapsnr.: 512014);
A: €18.697,23
3: € 603,04
C: € 968,00
39. Aan [eiser sub 39] , wonende te Vegelinsoord (lidmaatschapsnr.: 512279);
A: € 38.437,30
B: € 1.343,02
C: € 1.172,80
40. Aan [eiser sub 40] , wonende te Witmarsum (lidmaatschapsnr.: 513467);
A: € 20.382,98
3: € 693,07
C: € 985,76
41. Aan [eiser sub 41] , wonende te Vegelinsoord (lidmaatschapsnr.:
512280);
A: € 28.190,86
B: € 989,19
C: € 1.066,80
42. Aan V.O.F. [eiseres sub 42] gevestigd te Dedemsvaart (lidmaatschapsnr.: 515129);
A: € 12.502,20
3: € 565,97
C: € 905,68
43. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 43] , gevestigd te Rutten (lidmaatschapsnr.: 512085);
A: € 17.395,10
3: € 857,84
C: € 957,53
44. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 44] , gevestigd te Gorredijk (lidmaatschapsnr.: 512040);
A: € 15.648,21
B: € 614,95
C: € 937,63
45. Aan MTS. [eiseres sub 45] , gevestigd te Oldeouwer (lidmaatschapsnr.: 512031);
A: € 17.045,73
B: € 631,19
C: € 951,11
46. Aan [eiser sub 46] wonende te Diever (lidmaatschapsnr.: 513460);
A: € 15.644,42
B: € 653,63
C: € 937,98
47. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 47] , gevestigd te Zuidlaren (lidmaatschapsnr.: 513421);
A: € 34.352,61
B: € 1.313,12
C: € 1.131,66
48. Aan V.O.F. [eiseres sub 48] , gevestigd te Blankenham (lidmaatschapsnr.: 512111);
A: €9.166,95
B: € 283,85
C: € 847,45
49. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 49] , gevestigd te Deurningen (lidmaatschapsnr.: 5171 89);
A: € 25.639,05
B: € 1.052,37
C: € 1.041,91
50. Aan [eiser sub 50] , wonende te Oldeouwer (lidmaatschapsnr.: 512034);
A: € 16.378,25
B: € 608,81
C: € 944,87
51. Aan MAATSCHAP [eiseres sub 51] , gevestigd te Zuidwolde (lidmaatschapsnr.: 516073);
A: € 28.516,07
B: € 1.200,74
C: € 1.072,17
52. Aan [eiser sub 52] , wonende te Warstiens (lidmaatschapsnr.: 513384).
A: € 34.591,34
B: € 1.548,19
C: € 1.116,82
53. Aan STILLE MAATSCHAP [eiseres sub 53] ., gevestigd te Deinum (lidmaatschapsnr.:
513374);
A: € 33.480,97
B: € 1.534,92
54. Aan de commanditaire vennootschap [eiseres sub 54]
gevestigd te Eursinge (lidmaatschapsnr.: 513331).
A: € 19.252,08
B: € 906,93
55. Aan [eiser sub 55] , wonende te Kuinre (lidmaatschapsnr.:
512276);
A: € 17.541,97
B: € 583,94
alsmede tot betaling van de over de aan elke eiser afzonderlijk onder A) en/of B) verschuldigde bedragen te berekenen wettelijke handelsrente vanaf 1 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, althans tot betaling van enig andere door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedragen en zulks met veroordeling van gedaagde in de proceskosten te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede voor nakosten met een bedrag van € 131 ,= dan wel, indien betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis plaatsvindt, van € 199,=.
3.2
Daartoe voeren [eisende partij] het volgende aan. Volgens [eisende partij] rust er op hen geen terugbetalingsverplichting van het aan hun uitgekeerde deel van de transactiesom, aangezien artikel 11 lid 4 HH strijdig is met art. 2:60 BW. De in artikel 11 lid 4 HR in het leven geroepen betalingsverplichting is een voorwaarde die aan de uittreding wordt verbonden en die de vrijheid van uittreding beperkt. Deze verplichting, het ongedaan maken van een reeds eerder door gedaagde geleverde prestatie, beperkt leden-melkveehouders in hun vrijheid om het lidmaatschap te beëindigen. De voorwaarden die aan uittreding worden gesteld en die de vrijheid van uittreding beperken kunnen slechts bij statuten worden bepaald. Nu de betalingsverplichting geen statutaire basis heeft, is het gestelde in art. 11 lid 4 HR in strijd met de wet en daardoor nietig. Bovendien voorziet artikel 13 van de statuten al in een uittredingsvergoeding, in het geval het lidmaatschap wordt opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn korter dan één jaar. Ook dit is een uittreed beperkende bepaling. De op [eisende partij] rustende betalingsverplichting, zo door DOC Kaas wordt verondersteld, bestaat enerzijds uit het betalen van een uittredingsvergoeding van 4 % van het gemiddelde melkgeld per kalenderjaar gedurende de vijf voorgaande jaren en anderzijds uit het betalen van een bedrag gelijk aan het eerder door hen ontvangen aandeel in de transactiesom. Een rekensom leert dat de uittredingsvergoeding (4% op basis van artikel 13 statuten en terugbetaling transactiesom) per eiser per saldo neerkomt op ruim 12 % van het gemiddelde melkgeld van de afgelopen vijf jaar: per eiser bedraagt de omvang in aandeel transactiesom bij benadering het dubbele van de op basis van art. 13 statuten verschuldigde uittredingsvergoeding. Dat is een verplichting die aan ledenmelkveehouders wordt opgelegd, die verder reikt dan noodzakelijk is om de goede werking van de coöperatie veilig te stellen en in het bijzonder om haar te verzekeren van een voldoende brede commerciële basis en van een zekere duurzaamheid in het lidmaatschap van haar leden. Verder heeft volgens [eisende partij] het Europese Hof van Justitie reeds in de uitspraak van 12 december 1995, zaak C-399/93 [appellant] en anderen versus [geïntimeerde] ) geoordeeld dat een dermate hoge financiële drempel ongeoorloofd is en de vrijheid van uittreding op een ontoelaatbare wijze aantast.
3.3
Eisers hebben voor de door hen in de maand december 2016 geleverde melk van gedaagde 1 cent per kilogram minder ontvangen dan hetgeen de niet vetrekkende leden voor hun melk van gedaagde hebben ontvangen. [eisende partij] hebben recht op betaling van dezelfde prijs voor de door hen aan gedaagde geleverde melk als de prijs die de overige leden hebben ontvangen. De rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de lidmaatschapsverhoudingen tussen enerzijds leden-melkveehouders en anderzijds DOC Kaas is voor ieder lid gelijkluidend. Er bestaat tussen leden geen onderscheid: elk lid heeft dezelfde rechten en verplichtingen als elk ander lid. De statuten, noch het huishoudelijk reglement, noch de leveringsvoorwaarden van gedaagde voorzien in afwijkende rechten van leden. In of omstreeks november 2016 hebben alle leden, waaronder [eisende partij] , bericht van DOC Kaas ontvangen omtrent de melkprijs voor de in december te leveren melk. De leden worden geïnformeerd over het feit dat de melkprijs € 33,03 per 100 kilogram bedraagt en dat de melkprijs voor december daarmee ten opzichte van de melkprijs
voor november met € 2,03 per 100 kilogram is verhoogd. Daarbij is tevens vermeld:
“Deze melkprijsverhoging is inclusief 1 cent afkomstig van de uittredingsvergoeding van de leden die opgezegd hebben per 1 januari 2017. Deze extra verhoging komt niet ten goede aan de leden die hebben opgezegd.”
Hieruit volgt volgens [eisende partij] dat de vertrekkende leden voor de melk in december 2016 1 cent per kilogram minder ontvangen dan de ‘blijvende leden’. Dit terwijl de vertrekkende leden recht hebben op dezelfde melkprijs als de blijvende leden. [eisende partij] maken derhalve aanspraak op betaling van het prijsverschil, die in het petitum per eiser onder B) wordt gevorderd. Vooropgesteld zij dat het door DOC Kaas gehanteerde prijsverschil in strijd is met de voorschriften van artikel 2 : 60 BW. Enkel en uitsluitend omdat [eisende partij] het lidmaatschap hebben opgezegd, ontvangen zij 1 cent per kilogram minder voor hun melk. Het prijsverschil is onlosmakelijk verbonden met beëindiging van het lidmaatschap. In materiële zin betekent dit dat het prijsverschil is te kwalificeren als een uittredingsvoorwaarde: het is een extra drempel die de vrijheid van uittreding beperkt. Nu dit geen statutaire basis heeft hebben eisers slechts om deze reden al recht op betaling van het prijsverschil.
Het feit dat, zo DOC Kaas stelt en [eisende partij] betwisten, DOC Kaas het
prijsverschil heeft gefinancierd met de door eisers betaalde uittredingsvergoedingen,
doet daar niet aan af. De melkprijs wordt niet bepaald door de ontvangen uittredingsvergoeding die gedaagde van de vertrekkende leden ontvangt. Overigens
brengt deze door DOC Kaas ingenomen stelling - zakelijk weergegeven inhoudende: de
door haar ontvangen uittredingsvergoeding van de vertrekkende leden is één op één
weer uitgekeerd aan de blijvende leden - met zich dat de ook aan [eisende partij] op basis van artikel 13 van de statuten berekende uittredingsvergoedingen geen verplichtingen
zijn die - zoals in artikel 2 : 60 BW is bepaald - in overeenstemming zijn met doel en strekking van de coöperatie. In artikel 32 lid 1 van de statuten heeft DOC Kaas bepaald dat bij huishoudelijk reglement de wijze van en de grondslagen waarop de door de leden aan gedaagde geleverde melk wordt afgerekend wordt geregeld. Ingevolgde artikel 40 van de statuten worden de reglementen, waaronder het huishoudelijk reglement, door de Ledenraad vastgesteld. Hieruit volgt dat de wijze waarop de melkprijs wordt berekend door de Ledenraad wordt vastgesteld en haar grondslag in het huishoudelijk reglement vindt. Noch de statuten, noch het huishoudelijk reglement voorziet evenwel in een bepaling dat aan de vertrekkende leden, waaronder eisers, een lagere melkprijs kan worden uitgekeerd dan aan de blijvende leden. Ook hieruit volgt dat aan eiser dezelfde prijs dient te worden uitbetaald dan de prijs die aan alle overige leden is betaald.
3.4
Ten einde in der minne betaling te verkrijgen van hun openstaande vorderingen hebben [eisende partij] door tussenkomst van hun advocaat buitengerechtelijke maatregelen getroffen. De kosten van deze buitengerechtelijke maatregelen komen krachtens artikel 6:96 lid 2, sub c BW voor vergoeding in aanmerking. Daartoe hebben [eisende partij] vier brieven ter sommering aan DOC Kaas verzonden. De omvang van
de door DOC Kaas verschuldigde kosten wordt per eiser bepaald door het gestelde in
het “Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten”. De omvang van de
volgens dit besluit door gedaagde verschuldigde kosten is niet voor matiging vatbaar,
ongeacht de aard en de omvang van de buitengerechtelijk getroffen maatregelen (zie
onder meer r.o. 3.14/3.16 van arrest gerechtshof Amsterdam 26 januari 2016;
ECLI:NL:GHAMS:201 6:222). Slechts namens eisers sub 53, sub 54 en sub 55 zijn geen buitengerechtelijke maatregelen getroffen, zodat dienaangaande ten aanzien van hen geen aanspraak op vergoeding van kosten wordt gemaakt.
3.5
DOC Kaas voert het volgende verweer. In de eerste plaats weerspreekt zij het door [eisende partij] gestelde spoedeisend belang bij hun vorderingen, reden waarom zij volgens haar niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Zij betwist dat [eisende partij] in een dermate nadelige liquiditeitspositie zijn komen te verkeren als gevolg van het handelen van DOC Kaas, dat zij worden bedreigd in hun voortbestaan, althans dat onverwijlde spoed geboden is bij betaling van de gevorderde geldsommen. [eisende partij] hebben hun lidmaatschap in september 2016 opgezegd, terwijl de melkprijzen sinds die tijd sterk zijn gestegen; leden ontvangen nu 1,5 keer zoveel voor hun melk als in de zomer van 2016.
Ten aanzien van de vordering tot terugbetaling van de transactiesom geldt niet dat [eisende partij] een bodemprocedure niet zouden kunnen afwachten. De transactiesom is beschikbaar gekomen dankzij de fusie met DMK. De transactiesom is daarmee naar zijn aard een uitzonderlijke extra betaling geweest, die bovenop de reguliere betalingen aan leden van DOC Kaas is gekomen.
Ten aanzien van het gevorderde melkgeld, geldt dat [eisende partij] slechts 1 cent per in december 2016 geleverde kg melk vorderen. De melkprijs in december 2016 was € 0,33 per kg, zodat de vordering van eisers ziet op 3% van een maandelijkse betaling van melkgeld. DCC Kaas betwist dat een dermate klein verschil tussen het ontvangen en gevorderde bedrag zou kunnen leiden tot dermate grote problemen bij [eisende partij] dat onverwijlde spoed is geboden bij betaling van een voorschot op een eventueel in een
bodemprocedure toe te kennen bedrag.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijk kosten geldt dat het onaannemelijk is dat [eisende partij] deze kosten daadwerkelijk hebben gemaakt. [eisende partij] hebben allen dezelfde advocaat en kunnen zijn kosten dus delen door 55. Daarbij heeft de advocaat van [eisende partij] slechts vier korte berichten doen uitgaan, zodat de daadwerkelijke incassokosten per eiser slechts een fractie vormen van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten.
3.6
In de tweede plaats stelt DOC Kaas dat, mochten [eisende partij] wel ontvankelijk in hun vorderingen zijn, dan geldt dat de zaak ongeschikt is om in kort geding te worden beslist. DOC Kaas heeft er groot belang bij dat de discussie over de verschuldigdheid van de gevorderde bedragen zo volledig mogelijk wordt gevoerd. In kort geding is daar geen ruimte voor. Er is meer concreet processuele ruimte nodig om getuigen te horen.
3.7
Inhoudelijk stelt DOC Kaas dat de transactiesom een van de voordelen is die het lidmaatschap van DCC Kaas te bieden heeft. Leden die in de periode 2015 tot en met 2018 lid zijn, maken aanspraak op een eenmalig extra bedrag. Die aanspraak is er niet voor leden die vóór 31 december 2018 hun lidmaatschap beëindigen. Het als gevolg van een opzegging wegvallen van dat voordeel is geen uittredingsbelemmering. Dat de transactiesom nooit bedoeld is geweest voor [eisende partij] was voor iedereen duidelijk. Vanaf het moment waarop het idee voor de uitbetaling van de transactiesom het licht zag hebben de leden van DOC Kaas het uitgangspunt omarmd dat alleen leden die mee zouden gaan in de fusie aanspraak konden maken op de transactiesom. De ledenraad van DOC Kaas heeft in december 2015 in het HH artikel 11 opgenomen, waarin is bepaald dat de leden die aan de in de bepaling opgenomen criteria voldeden alvast een deel van de transactiesom uitgekeerd zouden krijgen. Om te voorkomen dat er leden zouden zijn die ten onrechte een deel van de transactiesom zouden krijgen omdat zij voor eind 2018 hun lidmaatschap zouden beëindigen is bepaald dat het aldus extra ontvangen bedrag zou moeten worden terugbetaald bij uittreden vóór 31 december 2018. Naast dat de transactiesom alleen moest toekomen aan leden die mee zouden gaan in de fusie, wilden de leden van DOC Kaas een zo spoedig mogelijke uitbetaling van de transactiesom. Die twee wensen zijn niet te combineren zonder dat een terugbetalingsverplichting is opgenomen. Zonder die terugbetalingsverplichting ontstaat namelijk per definitie het risico dat de transactiesom terechtkomt bij leden voor wie die uitdrukkelijk niet bedoeld is, doordat een lid tijdens de periode tussen uitbetaling en het ontstaan van de definitieve aanspraak niet langer aan de voorwaarden voldoet. Volgens DOC Kaas heeft de Hoge Raad in HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1601 geoordeeld dat het doel en de strekking van het vereiste "bij de statuten" in artikel 2:60 BW is dat "voor de leden deze voorwaarde kenbaar is en de aard en omvang van de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor hen bepaalbaar zijn." Hieraan is voor [eisende partij] voldaan, aldus DOC Kaas. DOC Kaas verdisconteert alle baten en lasten van de gezamenlijk gedreven onderneming in de melkprijs. Blijkens artikel 11 lid 3 HR wordt de transactiesom berekend op basis van de hoeveelheid geleverde melk. De transactiesom is dan ook niet meer of minder dan een opslag op de melkprijs. Door de toekenningsvoorwaarden op te nemen in het Huishoudelijk Reglement, is voldaan aan artikel 32 Statuten, dat bepaalt dat de wijze van en grondslagen waarop de geleverde melk wordt afgerekend, bij Huishoudelijk Reglement nader kunnen worden geregeld. Het Huishoudelijk Reglement is vervolgens, inclusief artikel 11, vastgesteld door de Ledenraad, conform artikel 40 Statuten. Verder weerspreekt DOC Kaas dat artikel 11 lid 4 HH een beperking van de vrijheid van uittreding is, terwijl volgens haar de uittredingsvoorwaarde in lijn is met het doel en de strekking van de coöperatie.
3.8
Op 30 november 2016 hebben de leden van DOC Kaas het bericht ontvangen dat de melkprijs voor december 2016 zou worden verhoogd naar € 0,33 per kg (productie 12). In dat bericht stond tevens vermeld:
“Deze melkprijsverhoging is inclusief 1 cent afkomstig van de uittreedvergoeding van de leden de leden die opgezegd hebben per 01/01/17. Deze extra verhoging komt niet ten goede van de leden die hebben opgezegd.”
Net als in andere berichten over de melkprijs, zag het bericht van 30 november 2016 dus
op een betaling die twee maanden ná verzending van dat bericht plaats zou vinden,
namelijk in januari 2017. Het bericht van 30 november 2016 maakt dus duidelijk dat 1) de
melkprijs over december 2016 is verhoogd naar € 0,32 per kg en 2) blijvende leden in
januari 2017 een aandeel ontvangen ter hoogte van € 0,01 per kg in de dan beschikbaar
gekomen uittredingsvergoedingen van de leden die tegen 1januari 2017 hadden opgezegd. Tussen partijen is niet in geschil dat [eisende partij] als gevolg van hun opzegging per 1 januari 2017 op grond van artikel 13 Statuten een uitredingsvergoeding verschuldigd zijn van 4% over - kort gezegd - het gemiddeld ontvangen melkgeld. Het betreft een forfaitair bedrag ter dekking van de schade van DOC Kaas als gevolg van een opzegging op een kortere termijn dan een jaar. Omdat 2016 een moeilijk jaar was voor de melkveesector, heeft DOC Kaas er in het najaar van 2016 voor gekozen om de te ontvangen uittredingsvergoedingen (gedeeltelijk) aan haar leden uit te keren, en wel op zo kort mogelijke termijn. Om die reden heeft DOC Kaas in januari 2017 aan alle leden een aandeel betaald in de ontvangen uittredingsvergoedingen. Dat aandeel is berekend op basis van € 0,01 per in de laatste maand geleverde kg melk. Die betaling werd gedaan aan allen die op dat moment lid waren van DOC Kaas. Als de opslag ook naar de vertrekkende leden zou zijn gegaan, zou dat betekenen dat een deel van de door hen betaalde uitredingsvergoeding weer terug zouden krijgen. Dat is vanzelfsprekend niet de bedoeling van de uittredingsvergoeding.
3.9
[eisende partij] vorderen ook buitengerechtelijke kosten, en dat voor maar liefst
€ 55.594,27. De advocaat van [eisende partij] heeft daarvoor vier korte berichten
verstuurd. [eisende partij] menen niettemin aanspraak te maken op dat volgens hen niet te matigen totaalbedrag op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke
incassokosten (‘het Besluit’). [eisende partij] miskennen echter dat het Besluit in dit geval niet van toepassing is. Dit Besluit is immers slechts van toepassing op zeer eenvoudig vast te stellen vorderingen, terwijl de onderhavige vorderen dat bepaald niet zijn. Bovendien overschrijdt deze vordering het in dat Besluit genoemde maximumbedrag van € 6.775,-.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2017 is de voorzieningenrechter gebleken dat velen van [eisende partij] er als gevolg van de lage melkprijzen van de afgelopen jaren financieel slecht voorstaan. Dit is tijdens deze mondelinge behandeling niet weersproken door DOC Kaas. De voorzieningenrechter gaat er gemakshalve vanuit dat dit voor alle eisers geldt. Aldus acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat [eisende partij] bij hun vorderingen een voldoende spoedeisend belang hebben, terwijl hij niet van oordeel is dat deze vorderingen niet geschikt zijn voor beslissing in kort geding.
Geldvordering in kort geding
4.2
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
Geschil aandeel transactiesom
4.3
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de Hoge Raad bij arrest van 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1601 - in een zaak tussen aan aantal van de onderhavige eisers en DOC Kaas - als volgt heeft overwogen:
"4.1.1
Onderdeel 1 keert zich tegen het hiervoor in 3.3.2 weergegeven oordeel van het hof in rov. 22-27 van zijn tussenarrest dat DOC op grond van art. 13 lid 1 van de statuten aanspraak kan maken op schadevergoeding wegens de uittreding door de melkveehouders, en dat het ontbreken van de in die bepaling genoemde regeling van de grondslagen van die schadevergoeding in het huishoudelijk reglement daaraan niet in de weg staat. Het onderdeel betoogt primair dat het hof heeft miskend dat op grond van art. 2:60 BW een uittredingsvoorwaarde in haar geheel in de statuten moet zijn opgenomen, althans dat zo’n voorwaarde ook wat betreft de grondslagen van een te betalen uittreedvergoeding in de statuten moet zijn opgenomen. In elk geval bestaat volgens het onderdeel onvoldoende grondslag voor zo’n vergoeding als de in de statuten voorgeschreven regeling in het huishoudelijk reglement niet is tot stand gekomen.
Art. 2:60 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat bij de statuten van de coöperatie voorwaarden kunnen worden verbonden aan de uittreding. Die voorwaarden moeten volgens de bepaling in overeenstemming zijn met het doel en de strekking van de coöperatie. Voorts moet de vrijheid van uittreding daarbij behouden blijven. Een voorwaarde die verder gaat dan geoorloofd is, wordt in zoverre voor niet geschreven gehouden.
Naar het hof terecht heeft beslist, is aan de eis van art. 2:60 BW dat de uittredingsvoorwaarde is opgenomen in de statuten, voldaan als uit de statuten voor de leden deze voorwaarde kenbaar is en de aard en omvang van de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor hen bepaalbaar zijn. In dat geval is immers aan het doel en de strekking van die eis voldaan.
Het hof heeft geoordeeld dat uit art. 13 lid 1 van de statuten van DOC voldoende kenbaar is dat sprake is van een verplichting tot vergoeding van de schade die DOC lijdt ten gevolge van de beëindiging van het lidmaatschap (rov. 23 tussenarrest). Voorts heeft het hof geoordeeld dat deze schadevergoedingsverplichting ook voldoende bepaalbaar is (rov. 25). Uit zijn overwegingen volgt voorts dat uit art. 13 lid 1 van de statuten voldoende duidelijk blijkt hoe de schadevergoeding berekend moet worden, namelijk als een concrete schadevergoeding, overeenkomstig de wettelijke uitgangspunten, en dat DOC daarom aanspraak kan maken op die vergoeding (rov. 25, 27 en 35 tussenarrest en rov. 2.6 eindarrest). In dat oordeel ligt besloten dat de omstandigheid dat in het onderhavige geval nog geen gevolg was gegeven aan de bepaling in art. 13 lid 1 van de statuten dat de grondslagen van de schadevergoeding in het huishoudelijk reglement zullen worden vastgesteld, niet verhindert dat aan de eisen van art. 2:60 BW is voldaan.
Deze oordelen van het hof geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen, verweven als zij zijn met beoordelingen van feitelijke aard, in cassatie verder niet op juistheid worden onderzocht. Zij zijn niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
Alle klachten van het onderdeel stuiten op het vorenstaande af."
Gelet op hetgeen de Hoge Raad hiervoor onder met name 4.1.3 tot en met 4.1.5 heeft overwogen, brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat artikel 13 lid 1 van de Statuten van DOC Kaas en artikel 11 lid 4 van het Huishoudelijk Reglement (zoals hiervoor onder 2.10 en 2.11 vermeld) de toets van artikel 2:60 BW kunnen doorstaan. De desbetreffende transactievergoeding is een gevolg van de fusie met DMK en heeft aldus een uitzonderlijk karakter. Volstrekt helder is dat de Ledenraad, die artikel 11 HR op 15 december 2015 heeft vastgesteld, bedoeld heeft slechts die leden een aandeel van deze transactievergoeding toe te kennen die meegaan met voormelde fusie, althans die gedurende ten minste de periode tussen 2015 en het gehele jaar 2018 lid zijn van DOC Kaas. Bijgevolg komt aan leden die vóór 1 januari 2019 opzeggen geen aandeel van deze transactievergoeding toe. Op deze laatste leden - waaronder [eisende partij] - rust in zoverre terecht een terugbetalingsverplichting van de reeds door DOC Kaas betaalde aandelen van de transactievergoeding. Aldus heeft DOC Kaas de aandelen transactievergoeding terecht kunnen verrekenen met het uitbetaalde melkgeld, zodat de onderhavige vordering zal worden afgewezen.
Prijsverschil melkgeld december (€ 0,01)
4.4
Volgens DOC Kaas is de extra cent die blijvende leden ontvangen, afkomstig van de uitreedvergoedingen van de leden die vóór 2017 hun lidmaatschap hebben opgezegd. [eisende partij] hebben slechts bloot ontkend dat deze extra cent uit voormelde uitreedvergoeding afkomstig is. Een motivering voor deze ontkenning ontbreekt. Aldus gaat de voorzieningenrechter aan deze blote ontkenning voorbij en gaat er voorshands van uit dat deze extra cent inderdaad met voormelde uittreedvergoedingen is betaald. In zoverre acht de voorzieningenrechter het terecht dat deze extra cent niet aan de leden die vóór 1 januari 2017 hun lidmaatschap hebben opgezegd - waaronder [eisende partij] - is uitbetaald. Zoals DOC Kaas terecht naar voren heeft gebracht, zou, indien de opslag ook naar de vertrekkende leden zou zijn gegaan, dat immers betekenen dat deze leden een deel van de door hen betaalde uitredingsvergoeding weer terug zouden krijgen. Dat zou in strijd zijn met de aard van de uittreedvergoeding. Aldus heeft DOC Kaas deze 1 cent terecht kunnen verrekenen met het uitbetaalde melkgeld, zodat ook deze vordering zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.5
Bijgevolg komen de gevorderde buitengerechtelijke kosten eveneens niet voor toewijzing in aanmerking.
De voorzieningenrechter voegt hieraan ten overvoede nog het volgende toe. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eisende partij] , op de vraag van de voorzieningenrechter of de gevorderde buitengerechtelijke kosten - ad € 55.594,27! - ook daadwerkelijk zijn gemaakt, geantwoord dat dit
niethet geval is. Welnu, niet gemaakte (buitengerechtelijke) kosten komen hoe dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
4.6
[eisende partij] zullen, als de in het ongelijk te stellen partijen, worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van DOC Kaas begroot op:
- griffierecht € 3.894,-
- geliquideerd salaris van de advocaat € 816,-
----------
Totaal € 4.710,-

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van DOC Kaas begroot op € 4.710,-
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Groefsema en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2017. [1]

Voetnoten

1.type: LG