ECLI:NL:RBNNE:2017:1625

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
18/030177-00
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde met ernstige persoonlijkheidsproblematiek en recidiverisico

Op 3 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de behandeling aan te houden in afwachting van onderzoeken die in het kader van een longstay-aanvraag mogelijk zouden plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat resocialisatie of beëindiging van de terbeschikkingstelling binnen een jaar niet te verwachten was, gezien de ernstige problematiek van de veroordeelde.

De veroordeelde, geboren in 1971, verblijft in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de adviezen van de kliniek en externe deskundigen, die allen adviseerden tot verlenging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde lijdt aan ernstige cluster B persoonlijkheidsproblematiek, hoge psychopathie, extreme agressiviteit en verslavingsproblematiek. Ondanks eerdere behandelingen in verschillende tbs-klinieken is er geen significante vooruitgang geboekt in de behandeling van de veroordeelde.

De rechtbank heeft ook het standpunt van de raadsman gehoord, die verzocht om aanhouding voor een onderzoek door het Pieter Baan Centrum. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de noodzaak voor verlenging van de terbeschikkingstelling evident was, gezien de aanhoudende delictgevaarlijkheid van de veroordeelde. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, met inachtneming van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
locatie Groningen
parketnummer 18/030177-00
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 3 mei 2017 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van veroordeelde zal verlengen met twee jaar.
Veroordeelde is voorafgaande aan de zitting door een rogatoire commissie gehoord. Dit verhoor heeft plaatsgevonden in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen op 13 april 2017 door mr. G.H. Boekaar als rechter-commissaris, bijgestaan door A. Vos als griffier. De raadsman van veroordeelde was hierbij aanwezig. De rechtbank heeft kennis genomen van het proces-verbaal van verhoor en heeft dit aan het dossier doen toevoegen.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op 19 april 2017, waarbij aanwezig waren de raadsman van veroordeelde, mr. A.R. Ytsma, de officier van justitie en H.G. Wolters als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het plaatsvervangend hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 21 februari 2017 van het behandelteam van de instelling waar veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde.
De rechtbank heeft voorts gelet op de adviezen als bedoeld in artikel 509o, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, en
A.J. de Groot, psycholoog, beiden niet verbonden aan de instelling waar veroordeelde wordt verpleegd.

Motivering

Bij vonnis van 1 maart 2001 heeft de rechtbank Groningen veroordeelde ter zake van tweemaal doodslag, waarvan één voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 26 april 2005 en laatstelijk op 13 mei 2015 verlengd met twee jaar.
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van gewelds-misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het advies van de instelling
In het voormelde verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is sprake van een ernstige cluster B persoonlijkheidsproblematiek, een hoge mate van psychopathie, extreme agressiviteit en onbeheersbaar gedrag, ook seksueel gezien, en ernstige verslavingsproblematiek en grote sociale problemen. Veroordeelde heeft eerder in vier tbs-klinieken verbleven. In deze klinieken is het niet gelukt om de behandeling op gang te brengen en hij heeft gedurende de gehele behandeling niet over verlof beschikt. In de vorige kliniek, FPC de Pompestichting, is een longstay-status aangevraagd. Deze is afgewezen, omdat veroordeelde aangaf open te staan voor behandeling in het FPC Dr. S. van Mesdag. Naar aanleiding hiervan is veroordeelde op 15 december 2014 naar het FPC Dr. S. van Mesdag overgeplaatst. Veroordeelde is na de instroomafdeling in oktober 2015 geplaatst op de behandelafdeling Hunze 2. Hij toonde zich in eerste instantie gemotiveerd voor zijn behandeling, maar als er concreet therapieën werden aangeboden vond hij de therapeut of de afspraken niet acceptabel. In de maanden die volgden negeerde veroordeelde het team regelmatig. Daarnaast kon hij nogal passief agressief aanwezig zijn en zorgde hij voor stemmingmakerij op de afdeling. Behandeling kwam op deze afdeling, ondanks verschillende interventies, niet van de grond. In september 2016 werd veroordeelde ter crisis op de afdeling Eems 2 geplaatst na ernstige verdenkingen van handel in zijn eigen medicatie. Veroordeelde deed dusdanig dreigende uitspraken dat hij niet terug kon naar de vorige afdeling. In oktober 2016 werd besloten dat er opnieuw longstay aangevraagd zou worden. De longstay-aanvraag is enkele weken geleden ingediend.
Het recidiverisico in geval van een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging alsmede van beëindiging van het toezicht of de maatregel wordt als hoog ingeschat. Een delictgerelateerde behandeling is niet tot stand gekomen. Een verblijf in een intramurale tbs-setting met intensieve begeleiding en voortdurend toezicht op risicogedrag wordt daarom noodzakelijk geacht.
De verklaring van de deskundige
De deskundige Wolters heeft tijdens de zitting het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt – zakelijk weergegeven – in:
De kliniek ziet bij veroordeelde geheel geen motivatie om tot delict analyse en behandeling te komen. Er wordt hem alleen functioneel ondersteuning geboden. Als de longstay-aanvraag wordt afgewezen staat veroordeelde nog steeds aan het begin van zijn behandeling. Er zal zeker nog twee jaar nodig zijn als er dan wel een behandeling tot stand zal komen.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 509o, vierde lid, Sv
Beide deskundigen hebben geadviseerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikking-stelling met twee jaar, met handhaving van het bevel tot verpleging van overheidswege.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de ingediende vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar. Veroordeelde staat nog aan het begin van zijn behandeling en heeft geen enkele verbetering in zijn houding laten zien die een verlenging met één jaar zou kunnen rechtvaardigen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat veroordeelde in het kader van de longstay-aanvraag graag een onderzoek wil laten uitvoeren door het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC). Hij wil graag dat er met een neutrale blik naar hem wordt gekeken. Mogelijk zal daarbij ook een neuropsychologisch onderzoek plaatsvinden. De raadsman verzoekt primair aanhouding om de uitkomsten van deze onderzoeken bij de onderhavige zaak te kunnen betrekken.
De raadsman verzoekt subsidiair de terbeschikkingstelling slechts met één jaar te verlengen opdat de rechtbank de vinger aan de pols kan houden met betrekking tot de longstay-aanvraag. Als deze wordt afgewezen zal veroordeelde opnieuw overgeplaatst worden en zal in een nieuwe kliniek bekeken moeten worden wat de behandelmogelijkheden zijn.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de uitgebrachte adviezen en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde tot het oordeel gekomen dat de delictgevaarlijkheid ook thans nog van dien aard is dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een voortzetting van de terbeschikkingstelling vereisen, nu de psychische problematiek die ten grondslag lag aan de door veroordeelde gepleegde delicten nog onveranderd aanwezig is.
De rechtbank ziet, gelet op de adviezen van de kliniek en de externe deskundigen, geen aanleiding om de behandeling van onderhavige zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van onderzoeken die in het kader van de longstay-aanvraag (mogelijk) zullen plaatsvinden. Het aanhoudingsverzoek wordt daarom afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat niet te verwachten is dat resocialisatie of beëindiging van de terbeschikkingstelling binnen een jaar aan de orde zal zijn. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [veroordeelde] met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mrs. O.J. Bosker, voorzitter, P.H.M. Smeets en M. Haisma, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2017.