Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 juni 2016;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 28 september 2016;
- de ter gelegenheid van de comparitie door Alliade genomen akte houdende producties
- een brief van (de advocaat van) Alliade van 12 oktober 2016 met op- en aanmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie van partijen;
- een brief van (de advocaat van) Directbouw van 1 november 2016 met op- en aanmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie van partijen, waarbij tevens is gereageerd op de brief van (de advocaat van) Alliade van 12 oktober 2016;
- een e-mailbericht van (de advocaat van) Alliade waarin is medegedeeld dat geen aanleiding wordt gezien om nog te reageren op de brief van (de advocaat van) Directbouw van 1 november 2016.
2.De feiten
in conventie en in reconventie
€ 3.000,00
3.De vordering
in conventie
4.Het geschil en de beoordeling daarvan
In conventie
€ 2.842,00(2 punten x tarief € 1.421,00)
handelsrente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis acht de rechtbank niet toewijsbaar omdat geen sprake is van betaling van voornoemd bedrag uit hoofde van een handelsovereenkomst, zoals in artikel 6:119a BW bedoeld. Wél acht de rechtbank de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijsbaar.