Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat aangever heeft verklaard te zijn overvallen in zijn woning aan de [straatnaam] te Groningen en de politie daarover te hebben gebeld nadat hij van de schrik was bekomen. De melding kwam binnen op 27 oktober 2016 om 2.28 uur. Eerder was er diezelfde nacht om 2.23 uur een melding binnengekomen van een autobrand. Deze auto bleek kort daarvoor te zijn gestolen in de [straatnaam] . In deze auto is de jas aangetroffen van verdachte met daarin zijn bankpas, iPhone en kamersleutel. Voorts is gebleken dat verdachte samen met de medeverdachte op 26 oktober 2016 rond half 12 's avonds is vertrokken bij Vast & Verder, waar de medeverdachte woonde, en dat zij op 27 oktober 2016 eerst rond half 7 in de ochtend aldaar terugkeerden. Getuige [naam] , werknemer bij deze begeleide woonvorm, heeft verklaard dat hij na de mededeling aan de medeverdachte dat hij op dat tijdstip geen bezoek mocht ontvangen, deze hoorde roepen dat ze eerst nog iets moesten verdelen. Bovendien zag [naam] dat de medeverdachte een kras op zijn gezicht had. Dit laatste wordt bevestigd door getuige [naam] , die voorts heeft verklaard dat de medeverdachte aan hem verteld heeft een woningoverval gepleegd te hebben. Daarbij heeft getuige [naam] de toedracht overeenkomstig de verklaring van aangever omschreven. De medeverdachte zou deze getuige, naar zijn zeggen, overigens van te voren benaderd hebben met de vraag of hij met deze overval wilde meedoen. Hetgeen getuige [naam] kan verklaren omtrent de toedracht van de overval is grotendeels daderkennis. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat deze bewijsmiddelen zodanig samenhangend zijn dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld in vereniging en de diefstal van de auto. Dat verdachte aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn jas doet daar niet aan af. Volgens de officier van justitie is dit een valse aangifte. Hij acht de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting dat en waarom de tijdstippen die hij heeft genoemd in zijn aangifte van diefstal van zijn jas niet kloppen en een vergissing zijn, ongeloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ten stelligste heeft ontkend bij de woningoverval betrokken te zijn geweest. Uit het dossier komt bovendien geen enkel rechtstreeks bewijs naar voren waaruit zijn betrokkenheid zou blijken. De verklaringen van getuigen over de betrokkenheid van de medeverdachte betreffen alle de auditu-verklaringen, die allemaal zijn terug te voeren naar de medeverdachte. Wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de woningoverval ontbreekt. Ditzelfde geldt voor de betrokkenheid bij de diefstal van de auto, waarin verdachtes jas werd aangetroffen. Verdachte heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn jas. Deze zou eerder die nacht zijn gestolen. Dat hij bij de aangifte een ander tijdstip heeft genoemd dan ter terechtzitting komt door alle commotie die dag. Er was sprake van een vergissing en hij heeft niet opzettelijk in strijd met de waarheid verklaard. Indien de rechtbank de verklaring van verdachte over de ten laste gelegde feiten niet geloofwaardig acht, kan die verklaring volgens vaste jurisprudentie niet voor het bewijs worden gebruikt. Dit zou anders zijn als zijn verklaring kennelijk leugenachtig is, maar daarvan is geen sprake.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2017:
Op de camerabeelden van Vast en Verder van 26 en 27 oktober 2016, waarvan foto’s in het dossier zitten, zijn [medeverdachte] en ik te zien. De door de politie in de gestolen Ford Mondeo aangetroffen en in beslaggenomen jas, met daarin onder meer mijn pinpas en sleutels, is van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 oktober 2016, opgenomen op pagina 61 e.v. van het dossier met nummer 2016306141 d.d. 28 november 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] , wonende aan de [straatnaam] te Groningen:
(Opmerking verbalisanten: Het is vandaag 27 oktober 2016.) Vanochtend tussen 03:00 uur en 03:30 uur hoorde ik glasgerinkel. Het klonk alsof het glas van de voordeur kapot geslagen werd. Ik keek in de gang en zag iemand door het kapotte deurraam kruipen. Ik dacht dat het een blanke jongen was. Hij had een stevig, sportief postuur en was qua lengte ongeveer 1.80 meter. Hij had kort stekelig haar. Hij droeg donkere kleding. Hij duwde mij de kamer in en hij begon mij te slaan. Ik lag vervolgens al snel op de grond. Hij heeft mij toen in een soort van nekklem gehouden. Ik heb toen gezegd "Ik stik" en toen werd de nekklem wat losser. Ik zag dat er een tweede persoon naar binnen kwam via hetzelfde deurraam. Deze liep gelijk door naar de keuken dus die heb ik bijna niet gezien. De tweede persoon was een blanke jongen, slank en ongeveer 1.85 meter. Deze was langer dan de eerste persoon. Ik had geld in mij rechterbroekzak zitten. Dit heeft de eerste man eruit gehaald. Dit was ongeveer 800 euro in biljetten van 50 euro. Na de overval heb ik de gordijnen van de voordeur dicht gedaan en heb ik gekeken in de slaapkamer en badkamer. Ik heb vervolgens na enige tijd, want ik moest eerst even bijkomen, in de keuken 112 gebeld, en toen zijn jullie gekomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 november 2016, opgenomen op pagina 84 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 27 oktober 2016 deed aangever [slachtoffer1] aangifte van diefstal met geweld. In zijn aangifte verklaarde hij dat het strafbare feit op voornoemde dag tussen 03:00 uur en 03:30 uur heeft plaatsgevonden. Echter blijkens de systemen van de meldkamer blijkt dat de melding van aangever [slachtoffer1] op 27 oktober 2016 om 02:28 uur binnenkwam bij meldkamer Noord-Nederland. Op 27 oktober 2016 om 02:23 uur kwam eveneens een melding binnen van een autobrand aan de [straatnaam] te Groningen. In voornoemde auto is de jas met inhoud van [verdachte] aangetroffen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Op 23 oktober 2016 heb ik mijn auto geparkeerd in de [straatnaam] te Groningen ter hoogte van de portiek van de flat waar ik woon. Dit is een Ford Mondeo stationwagon 1.8, donkerblauw van kleur uit 1996 met kenteken [nummer] . Ik kwam op 27 oktober om 01:00 uur thuis en ik zag toen mijn auto nog staan. Rond 06:00 uur ben ik naar de wc gegaan en toen ik door het keukenraam keek zag ik de auto niet meer staan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 27 oktober 2016 werd door mij, B.A. Pieters, forensisch technisch onderzoeker, een brandonderzoek ingesteld naar aanleiding van een te [straatnaam] ter hoogte van nummer 4, Groningen op 27 oktober 2016 te 02:23 uur plaatsgehad hebbende brand. De collega's werden door de meldkamer naar de [straatnaam] gestuurd. Ter plekke troffen zij ter hoogte van perceel 4 een personenauto, merk Ford, type Mondeo station, kleur blauw, voorzien van het kenteken [nummer] . Het linker portier was aan de bovenzijde naar buiten toe verbogen. Zeer waarschijnlijk had de dader met behulp van een breekvoorwerp aan de bovenzijde van het portier ruimte gecreëerd, waarna de dader met de handen dit portier aan de bovenzijde had vastgepakt en met het gehele lichaamsgewicht hieraan was gaan hangen/trekken. Hierbij had de dader waarschijnlijk zich met de voeten afgezet tegen het portier. Er waren namelijk op de linker portieren twee deuken zichtbaar. In het voertuig was het interieur voorcompartiment (bestuurderstoel, midden console, dashboard, stuur, plafond) door de brandinwerking vernield geraakt. Het voertuig was aan de binnenzijde zwaar beroet. Gezien het brandbeeld is zeer waarschijnlijk de ontstaansplaats van de brand bij/op de bestuurderstoel. Op de vloer voor de bijrijdersplaats lag een jas, merk Diesel, zwart, maat XL. Deze werd door mij voor eventueel nader onderzoek veilig gesteld en in beslag genomen. In de jaszakken van deze jas zaten: sleutels (fiets/huis), een RABO-bankpasje ten name van [verdachte] en een mobiele telefoon (iPhone).
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Vast en Verder van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2016, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 november 2016 heb ik, verbalisant [naam] , de beelden uitgekeken afkomstig van Vast en Verder te Groningen.
Woensdag 26 oktober 2016
De beelden staan nog op zomertijd, daarom zijn de tijdstippen een uur verschillend van de tijden van de camera's. 22:26:16 [medeverdachte] en [verdachte] verlaten de kamer in Vast en Verder. [verdachte] draagt een zwarte broek, grijs vest met zwarte rits, zwarte jas met capuchon. [medeverdachte] draagt grijs vest met witte touwtjes, blauwe spijkerbroek.
Donderdag 27 oktober 2016
05:35:23 [medeverdachte] en [verdachte] lopen richting kamer in Vast en Verder. Beiden dragen zelfde kleding als bij het weggaan op 26 oktober 2016 omstreeks 22:26 uur. Het enige verschil is dat [medeverdachte] een blauw/paars vest aan heeft en [verdachte] een andere zwarte jas aan heeft.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 oktober 2016, opgenomen op pagina 98 e.v. van het voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte ten overstaan van [naam] , hoofdagent van politie:
Op 27 oktober 2016 omstreeks 16:00 uur ben ik samen met een vriend van mij [medeverdachte] naar een café in Groningen gegaan om een biertje te gaan drinken. Omstreeks 18:00 uur was ik samen met [medeverdachte] bij een café ergens aan de Grote Markt. Op een gegeven moment gingen wij samen naar het toilet en toen ik terug kwam zag ik dat mijn jas weg was. Mijn jas is een stoffen glimmende zwartkleurige jas van het merk Diesel. Er zit ook een capuchon aan. In de rechterzak van mijn jas had ik mijn telefoon zitten. Dit is een iPhone 6S, zilver van kleur. Er zit een zwart openklappend hoesje omheen met daarin mijn bankpas van de Rabobank.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 101 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 28 oktober 2016 heb ik verbalisant [naam] een proces-verbaal van aangifte opgenomen van [verdachte] . Hij verklaarde dat hij op 26 oktober 2016 bij een vriend van hem, [medeverdachte] , op bezoek is gegaan. Hij heeft daar naar eigen zeggen geslapen. Op 27 oktober is hij samen met [medeverdachte] omstreeks 14.00 uur naar een café aan de Grote Markt gegaan om daar biertjes te drinken. Omstreeks 18.00 uur is hij naar de wc gegaan. Toen hij terugkwam van de wc was zijn jas weg.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdenking van Politie Noord-Nederland d.d. 31 oktober 2016, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 27 oktober 2017 om 20.34 uur is [verdachte] aangehouden in de trein van Groningen richting Sauwerd in verband met het niet kunnen tonen van een geldig reisbewijs en legitimatiebewijs. Bij de aanhouding werd [verdachte] door het politiesysteem gehaald en bleek dat hij gesignaleerd stond voor Lentis Zuidlaren. Hier is hij opgenomen met een rechterlijke machtiging. Op 26 oktober 2016 heeft [verdachte] een kwartier onbegeleid verlof gehad en is daarbij niet teruggekomen. [verdachte] werd samen met [medeverdachte] aangehouden.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 14 november 2016, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
[medeverdachte] heeft mij verteld wat hij gedaan heeft. Sterker nog, hij heeft mij op voorhand benaderd of ik mee wilde doen. [medeverdachte] zat bij mij op de kamer en zei dat hij een oude man wist met geld. Dit was ongeveer een week voordat het gebeurd is. Een aantal dagen hierna zag ik een man bij [medeverdachte] in de kamer. De volgende dag, tegen de middag, kwam ik [medeverdachte] op de gang tegen. Ik zag dat hij onder zijn rechteroog krassen had en vroeg hem hiernaar. Hij zei dat hij mazzel had en dat hij met die jongen die bij hem was opgepakt was geweest voor zwartrijden. Een paar uur later vertelde [medeverdachte] dat hij samen met die jongen naar die man was gegaan waarvoor hij mij ook benaderd had. [medeverdachte] had daar een raam of een deur ingeschopt. Hij zei dat ze gelijk naar binnen zijn gegaan. Ze hebben die man geslagen en geschopt. [medeverdachte] zei dat toen hij bij die man in de broekzak zat, die man hem in zijn gezicht had gekrabd. [medeverdachte] zei dat er een rolletje geld in zijn broekzak zat. Hij had het over 1000 euro. [medeverdachte] zei dat ze de man hardhandig hadden aangepakt. [medeverdachte] vertelde dat hij, toen de man op de grond lag, hem nog geslagen heeft en bij de keel gepakt heeft. [medeverdachte] zei dat ze, toen ze daar weggingen, een auto gestolen hadden. Deze auto deed het niet meer en toen moesten ze met de trein verder. [medeverdachte] zei dat in de auto een jas en telefoon van die andere jongen was blijven liggen dus dat hij zeker de lul was. [medeverdachte] gaf aan dat die andere jongen weggelopen was bij de FPK.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 november 2016, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ongeveer een week na het incident kwam [medeverdachte] bij mij de kamer op. Hij vertelde dat hij dom bezig was geweest en dat hij zijn kinderen nooit meer zou zien. [medeverdachte] vertelde dat hij met iemand had ingebroken bij iemand. Hij vertelde dat ze het raampje van de deur ingeslagen hadden. Degene die bij hem was zou zich gesneden hebben aan het glas. Toen ze binnen waren heeft degene die bij hem was de bewoner mishandeld. De man zou al `Help' geroepen hebben. [medeverdachte] kwam met een warrig verhaal dat hij later opgepakt was in de trein bij het Noorderstation omdat hij aan het zwartrijden was.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Aangever [slachtoffer1] heeft op 27 oktober 2016 om 02.28 uur een overval in zijn woning aan de [straatnaam] te Groningen gemeld. Twee personen zijn daarbij via het kapotgeslagen raam in de voordeur naar binnen gekomen. Aangever werd door een van hen geslagen en in een nekklem gehouden. Ook heeft deze persoon zijn broekzak doorzocht en een geldbedrag van ongeveer 800 euro aangetroffen. Aangever heeft aangegeven niet onmiddellijk de politie te hebben gebeld. De overval heeft dus enige tijd voor 02.28 uur plaatsgevonden. Rond hetzelfde tijdstip kwam er een melding binnen van een uitgebrande auto in de [straatnaam] , te weten om 02.23 uur. Later bleek uit de aangifte van aangever [slachtoffer2] dat deze auto na 01.00 uur die nacht was weggenomen uit de [straatnaam] te Groningen. Op 27 oktober 2016 werd forensisch onderzoek gedaan naar de uitgebrande auto. Na onderzoek is komen vast te staan dat het linker portier met geweld is opengebroken. Op de vloer voor de bijrijderstoel is de jas van verdachte aangetroffen met daarin een iPhone, sleutels en een bankpas op naam van verdachte. Uit camerabeelden van Vast en Verder, waar de medeverdachte woonde, bleek dat verdachte en de medeverdachte op 26 oktober 2016 rond 23.30 uur samen op pad zijn gegaan en op 27 oktober 2016 rond 06.30 uur samen zijn teruggekeerd.
Uit het dossier blijkt verder dat er twee getuigen zijn, te weten [naam] en [naam] , die verklaren dat zij van de medeverdachte zelf hebben gehoord dat hij samen met iemand een woningoverval heeft gepleegd. Beide getuigen hebben verklaard van de medeverdachte te hebben gehoord dat ze door het voordeurraam naar binnen zijn gegaan en dat de bewoner is mishandeld. [naam] heeft daarnaast verklaard dat de medeverdachte hem vertelde dat ze in de broekzak van de bewoner een geldbedrag van ongeveer 1000 euro aantroffen, dat ze een auto hebben gestolen, waarin de andere persoon zijn jas met telefoon had laten liggen, dat hij samen met de jongen die had meegedaan is aangehouden voor zwartrijden en dat die andere jongen uit een FPK was weggelopen. De door [naam] gegeven informatie over de persoon die met de medeverdachte zou hebben meegedaan, is nagenoeg geheel op verdachte van toepassing. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt is verdachte na onbegeleid verlof niet teruggekeerd naar Lentis Zuidlaren, is de jas van verdachte aangetroffen in de gestolen auto en is verdachte samen met de medeverdachte aangehouden ter zake van zwartrijden. De rechtbank constateert verder dat hetgeen de getuigen over de woningoverval hebben verklaard grotendeels specifieke daderinformatie betreft, die wordt ondersteund door de aangifte van [slachtoffer1] . Nu niet gebleken is dat deze daderinformatie op dat moment (14 en 22 november 2016) al door de politie was vrijgegeven, moet deze informatie van (een van) de daders afkomstig zijn. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat de getuigen zelf betrokken zijn geweest bij de woningoverval of bewust in strijd met de waarheid belastend over de medeverdachte hebben verklaard, zoals door de verdediging van de medeverdachte is gesuggereerd. De rechtbank ziet ook overigens geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van beide getuigenverklaringen.
De rechtbank gaat er op grond van voornoemde getuigenverklaringen dan ook van uit dat de medeverdachte aan [naam] en [naam] heeft verteld dat hij samen met een ander de woningoverval en de autodiefstal heeft gepleegd. Niet valt in te zien waarom hij dit aan hen zou vertellen indien dit niet waar zou zijn. De rechtbank gaat er verder van uit dat degene die de medeverdachte aan getuige [naam] heeft omschreven als de tweede overvaller, verdachte is geweest. De rechtbank baseert zich hierbij niet alleen op de informatie uit de verklaring van [naam] , maar ook op de omstandigheid dat verdachte en medeverdachte bij elkaar waren op tijdstippen die zijn voorafgegaan aan en zijn gevolgd op de tijdstippen waarop voornoemde woningoverval en autodiefstal in de [straatnaam] zijn gepleegd én op het aantreffen van de jas van verdachte in de gestolen auto. De rechtbank overweegt daarbij dat de door verdachte gedane aangifte van diefstal van zijn jas uit een kroeg in de binnenstad van Groningen op 27 oktober 2016 rond 18.00 uur niet juist kan zijn, nu deze jas diezelfde dag al rond 02.20 uur door de politie was aangetroffen in de gestolen auto. De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij zich bij de aangifte heeft vergist in het tijdstip en dat de jas rond 00.30 uur zou zijn gestolen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bewijsmiddel 8, blijkt dat verdachte bij de politie heel specifiek heeft verklaard dat hij ’s middags, nadat hij bij de medeverdachte zou hebben geslapen, naar de kroeg is gegaan waar zijn jas een paar uur later rond 18.00 uur is gestolen. De rechtbank hecht bovendien waarde aan de verklaring van [naam] , ook voor zover deze inhoudt dat volgens de medeverdachte de jongen met wie hij de overval en diefstal heeft gepleegd, dus verdachte, zijn jas in de gestolen auto heeft laten liggen. Daarvan uitgaande kan het niet anders dan dat verdachte opzettelijk valse aangifte van diefstal heeft gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd, wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan de woningoverval en de autodiefstal, alsmede dat hij valse aangifte heeft gedaan van de diefstal van zijn jas, iPhone en bankpas.