ECLI:NL:RBNNE:2017:1703

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
18/730198-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grove schuld aan ongeval door met te hoge snelheid een kruising op te rijden, ook al had verdachte voorrang

Op 10 oktober 2015 vond er een verkeersongeval plaats op de kruising van de N356/Huyssen van Kattendijkeweg met de Hillamaweg in Burgum. De verdachte, bestuurder van een personenauto, reed met hoge snelheid en negeerde een verkeerslicht, waardoor hij in botsing kwam met een bromfiets. De bromfietser, een 17-jarige jongeman, raakte zwaar gewond en werd met ernstige letsels naar het ziekenhuis gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie eiste een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het primair ten laste gelegde feit, maar sprak hem vrij van andere beschuldigingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730198-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.D. Postma, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2015 te Burgum, althans in de gemeente
Tytsjerksteradiel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N356/Huyssen
van Kattendijkeweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met hoge snelheid, in elk geval een hogere snelheid dan voor de
verkeersituatie ter plaatse verantwoord was, genoemde weg te berijden
en/of (daarbij)
- een ander voertuig in te halen, terwijl ter plaatse een doorgetrokken streep
op die weg aanwezig was en/of
- ( vervolgens) met hoge snelheid, althans een te hoge snelheid, een
verkeerslichtinstallatie te naderen,
waarbij verdachte tijdens het naderen omhoog heeft gekeken naar de verkeers-
lichten en (aldus) zijn aandacht (voor korte tijd) niet op het weggedeelte
voor hem, verdachte, heeft gehad en/of niet heeft geremd en/of niet is gestopt
op het moment dat die verkeerslichtinstallatie rood, althans oranje, licht in
zijn, verdachte's richting, uitstraalde en/of
waarbij/waarna verdachte met het door hem bestuurde motorvoertuig de kruising
van genoemde weg en de Van Helemaweg is opgereden, terwijl op dat moment een
bromfiets, bestuurd door [slachtoffer] zich op het kruisingsvlak van genoemde
wegen bevond en/of niet de gelegenheid had om de rijbaan voor hem, verdachte,
vrij te maken,
waardoor, althans mede waardoor, verdachte met dat door hem bestuurde
motorrijtuig tegen die bromfiets is gebotst of aangereden, althans aangegleden,
tengevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele
open beenbreuk en/of gebroken enkel en/of gebroken ruggewervel en/of
gescheurde lever en/of gescheurde alvleesklier werd toegebracht, althans
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2015 te Burgum, althans in de gemeente
Tytsjerksteradiel, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee
rijdende op de weg, N356/Huyssen van Kattendijkeweg,
- met hoge snelheid, in elk geval een hogere snelheid dan voor de
verkeersituatie ter plaatse verantwoord was, genoemde weg heeft bereden
en/of (daarbij)
- een ander voertuig heeft ingehaald, terwijl ter plaatse een doorgetrokken
streep op die weg aanwezig was en/of
- ( vervolgens) met hoge snelheid, althans een te hoge snelheid, een
verkeerslichtinstallatie is genaderd, waarbij verdachte niet heeft geremd
en/of is gestopt op het moment dat die verkeerslichtinstallatie rood, althans
oranje, licht in zijn, verdachte's richting, uitstraalde,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat met name uit de verkeersongevalsanalyse volgt dat verdachte fors te hard heeft gereden bij het oversteken van het kruisingsvlak, waardoor hij geen rekening heeft kunnen houden met onvoorzien gedrag van andere weggebruikers.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde nu enkel en alleen vastgesteld kan worden dat verdachte met een te hoge snelheid de kruising is opgereden. De eventuele verkeersfouten die verdachte op een eerder gedeelte van de N356 heeft gemaakt zijn niet relevant voor het veroorzaken van het ongeval. Tegenover deze ene verkeersfout van verdachte staat dat het slachtoffer door rood licht is gereden en verzuimd heeft voorrang te verlenen aan verdachte. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van schuld in de zin van het primair ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft daarnaast gesteld dat verdachte ook van de subsidiair ten laste gelegde overtreding moet worden vrijgesproken omdat de daar omschreven gedragingen, mochten zij al bewijsbaar zijn, niet gevaarzettend zijn geweest.
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 10 oktober 2015 heeft er een ongeval plaatsgevonden op de kruising van de N356/Huyssen van Kattendijkeweg met de Hillamaweg, binnen de bebouwde kom van Burgum. Het betrof een aanrijding tussen een bromfiets en een personenauto, een zwarte [auto] Verdachte was de bestuurder van de personenauto. De personenauto reed op de N356/Huyssen van Kattendijkeweg en wilde de kruising rechtdoor oversteken. De bromfiets reed op de Hillamaweg en wilde de kruising via het verplichte (brom)fietspad rechtdoor oversteken. Op de kruising van de rijbaan (N356) met de oversteekplaats kwam het tot een botsing. De N356/Huyssen van Kattendijkeweg is een voorrangsweg. Ten gevolge van de botsing werd de bestuurder van de bromfiets, [slachtoffer] , zwaar gewond overgebracht naar het ziekenhuis (MCL) te Leeuwarden. [2]
[slachtoffer] heeft ten gevolge van de aanrijding het volgende letsel opgelopen:
- een dubbele open beenbreuk (links)
- een verbrijzelde enkel (rechts)
- drie gebroken rugwervels
- een scheur in de lever (niet lekkend)
- een scheur in de alvleesklier (lekkend)
- verschillende kneuzingen van borst tot aan de tenen
- zware hersenschudding
- kleine wondjes.
De herstelperiode werd door de trauma-arts geschat op ongeveer een (1) tot anderhalf
jaar. Of er sprake is van blijvend letsel moet nog blijken. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij onder de verkeerslichten door reed, door het dakraam van zijn auto omhoog keek en zag dat de verkeerslichten oranje gekleurd waren. Daarna zag hij, midden op de kruising, een scooter voor zich en volgde er een harde klap. [4]
De politie heeft diverse personen gehoord over wat er vlak voor de aanrijding is gebeurd.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op de N356 als passagier meereed toen hij plotseling werd ingehaald door een zwarte auto die abnormaal hard reed. Even verderop zag hij iets of iemand door de lucht vliegen voor deze zwarte auto. [5] [getuige 1] heeft verklaard dat hij op de N356 als bestuurder reed toen hij plotseling een zwarte auto naast zich zag rijden op een plek waar niet mag worden ingehaald omdat de weggedeelten worden gescheiden door een doorgetrokken streep. De bestuurder van de zwarte auto reed als een idioot zo hard. Verderop zag hij iemand of iets door de lucht vliegen voor dezelfde zwarte auto. [6] Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij, toen hij richting de oversteekplaats reed, een zwarte auto met bloedsnelheid aan zag komen rijden. Plotseling hoorde hij een knal. [7] Getuige [getuige 3] verklaarde dat zij voor het rode licht stond te wachten toen een scooter naast haar stopte. Zij zag dat de scooterrijder de kruising opreed en dat er een zwarte [auto] naderde. [8]
Er is een verkeersongevalsanalyse uitgevoerd. Ter plaatse bedroeg de maximumsnelheid 50 km/uur en het verkeer werd geregeld door middel van verkeerslichten. Aan de hand van de ontruimingstabel en na eigen tijdwaarneming kon worden vastgesteld dat er een tijd van ongeveer 6 seconden was gelegen tussen het moment dat de rijrichting van de [auto] rood kreeg en het moment dat de (brom)fietsers-/voetgangersoversteekplaats groen kreeg. Op basis van de gegevens van de verkeersinstallatie, de eigen waarneming en de verklaringen van getuigen is het zeer aannemelijk dat het verkeerslicht voor de bestuurder van de [auto] op het moment dat hij de kruising overstak, groen dan wel geel/oranje uitstraalde. Aan de hand van de schades en de aangetroffen sporen kon een vrij nauwkeurige indicatie worden verkregen van de botsplaats. Om tot een snelheidsindicatie te kunnen komen werd gekeken naar de werpafstanden van het slachtoffer en de door hem bereden bromfiets. Tevens werd er gekeken naar de afstand die de [auto] aflegde vanaf de botsplaats tot aan de plaats waar die tot stilstand kwam volgens de bestuurder. Uit berekeningen blijkt dat de [auto] op het moment van de botsing een snelheid had tussen de 68 en 81 km/uur. De bestuurder had de botsing zeer waarschijnlijk kunnen voorkomen als hij zich aan de maximum snelheid van 50 km/uur zou hebben gehouden. Hij was dan waarschijnlijk in staat geweest de door hem bestuurde [auto] tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was. [9]
De nadere bewijsoverweging
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW94) komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat slechts één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor culpa is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettend bestuurder mag worden verwacht. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (zie Hoge Raad 1 juni 2004, NJ 2005, 252).
De rechtbank zal ook de gedragingen van verdachte kort voor het ongeval, zoals hiervoor in de bewijsmiddelen omschreven, betrekken bij haar beoordeling. Deze gedragingen hebben een rol gespeeld in zoverre dat verdachte kennelijk met onverminderde snelheid de betreffende kruising is opgereden. Het betrof een kruising waarbij meerdere verkeersstromen bij elkaar kwamen zodat verdachte rekening moest houden met voetgangers, fietsers, bromfietsers en auto's die zich op het kruisingsvlak zouden kunnen bevinden. Verdachte is hierin ernstig te kort geschoten, ook doordat hij naar boven keek op het moment dat hij onder de verkeerslichten doorreed. De waarschijnlijk door het slachtoffer gemaakte fout om de kruising al op te rijden terwijl het verkeerslicht voor hem nog rood uitstraalde, maakt dit niet anders. Verdachte had, net als iedere andere weggebruiker, bedacht moeten zijn op fouten die gemaakt worden door de overige weggebruikers. Met een lagere snelheid en meer aandacht bij het verkeer op het kruisingsvlak had verdachte waarschijnlijk een aanrijding kunnen voorkomen. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en acht bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 oktober 2015 te Burgum, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N356/Huyssen van Kattendijkeweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- met hoge snelheid genoemde weg te berijden en daarbij
- een ander voertuig in te halen, terwijl ter plaatse een doorgetrokken streep op die weg aanwezig was en
- vervolgens met hoge snelheid, althans een te hoge snelheid, een verkeerslichtinstallatie te naderen, waarbij verdachte tijdens het naderen omhoog heeft gekeken naar de verkeers-
lichten en aldus zijn aandacht voor korte tijd niet op het weggedeelte voor hem, verdachte, heeft gehad en niet heeft geremd en niet is gestopt op het moment dat die verkeerslichtinstallatie oranje licht in zijn, verdachtes richting, uitstraalde en waarna verdachte met het door hem bestuurde motorvoertuig de kruising van genoemde weg en de Hillamaweg is opgereden, terwijl op dat moment een bromfiets, bestuurd door [slachtoffer] zich op het kruisingsvlak van genoemde wegen bevond en niet de gelegenheid had om de rijbaan voor hem, verdachte, vrij te maken,
waardoor verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen die bromfiets is gebotst of aangereden,
tengevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele open beenbreuk en een gebroken enkel en een gebroken ruggenwervel en een gescheurde lever en een gescheurde alvleesklier werd toegebracht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde 'zeer onvoorzichtig en onoplettend' wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis alsmede 5 jaren ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat bij een eventuele strafoplegging een belangrijke rol speelt dat het ongeval een zeer grote impact op verdachte heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is schuldig aan het veroorzaken van een verkeersongeval door met een te hoge snelheid over een kruising te rijden en vervolgens tegen een overstekende bromfietser aan te botsen. Verdachte reed niet door rood licht maar door oranje maar desondanks had hij voorzichtiger en oplettender moeten rijden en had hij rekening moeten houden met andere verkeersdeelnemers op die kruising. De bestuurder van de bromfiets was een jongeman van 17 jaar oud. Hij is zeer ernstig gewond geraakt door de botsing en de totale duur van zijn herstel wordt geschat op één à anderhalf jaar; of er blijvend letsel zal zijn moet nog blijken. Uit de stukken maar ook ter terechtzitting blijkt dat verdachte zich zeer schuldig voelt aan het ongeluk en zeer aangedaan is door de gevolgen van het ongeval voor de jongeman en zijn familie. Verdachte heeft ook niet of nauwelijks meer gereden sindsdien, niet in zijn personenauto maar ook niet in de vrachtauto.
Bij de beoordeling van de op te leggen strafsoort en strafmaat houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij de bewezenverklaarde mate van schuld geldt als oriëntatiepunt een taakstraf van 120 uren alsmede 6 maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Verdachte heeft verklaard dat zijn rijbewijs twee maal eerder ingevorderd is geweest in verband met een snelheidsovertreding. De rechtbank ziet dit niet terug op het uittreksel uit de justitiële documentatie en zal daarop dan ook geen acht slaan. Een eerdere veroordeling van verdachte in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 acht de rechtbank te lang geleden om als strafverzwarend aan te merken. De rechtbank ziet in hetgeen de reclassering over verdachte gerapporteerd heeft geen strafverlagende of strafverhogende omstandigheden.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen redenen om af te wijken van bovengenoemd oriëntatiepunt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van zes maanden.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. F.J. Agema, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2017.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt en bevinden zich in het proces-verbaal met nummer PL0100-2015296668-1, gesloten op 18 februari 2015.
2.Het proces-verbaal met bevindingen, gedateerd 18 februari 2016, blad 1, 2.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , gedateerd 17 november 2015, blad 3.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, gedateerd 12 oktober 2015, blad 3.
5.Het proces-verbaal van verhoor van G. Tjeerdsma, gedateerd 10 oktober 2015, blad 1.
6.Het proces-verbaal van verhoor van M. Tjeerdsma, gedateerd 10 oktober 2015, blad 1.
7.Het proces-verbaal van verhoor van J.van de Kuur, gedateerd 10 oktober 2015, blad 1.
8.Het proces-verbaal van verhoor van T. Wijtzes, gedateerd 10 oktober 2015, blad 1.
9.Het proces-verbaal verkeersongevalanalyse, gedateerd 21 januari 2016, pagina's 5, 8, 9, 10, 12.