ECLI:NL:RBNNE:2017:1820

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
18/820411-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 18 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 10 november 2016 in Hoogezand-Sappemeer, waar de verdachte, onder invloed van een psychische stoornis, de intentie had om het leven van het slachtoffer te beroven. Tijdens de zitting op 4 mei 2017 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.C. Keuning, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. S.E. Eijzenga. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met een mes en het toebrengen van lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat de poging tot doodslag en de bedreiging wel bewezen waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was vanwege zijn psychische toestand en besloot hem te ontslaan van alle rechtsvervolging, met de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De rechtbank baseerde haar oordeel op psychiatrische rapportages die wezen op een psychotische stoornis en een hoog recidiverisico. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien zijn complexe psychiatrische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820411-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats]
thans verblijvende te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 mei 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2016 te [pleegplaats] , in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, naar de woning waar die [slachtoffer] verbleef is gegaan, en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Jullie gaan het niet leuk vinden. God heeft mij gestuurd, ik moest van God een taak doen..... Ik moet iemand van de wereld af ruimen..... Jij moet ik eigenlijk dood maken weet je dat?....Ik wil Gods wil doen, jou doodmaken..... Weet je waarom jij moet van de wereld weg? Omdat je spot met Gods naam", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of (vervolgens) vanuit de keuken een (aardappelschil)mes heeft gepakt en/of zijn arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd/geslagen en/of (vervolgens) dat mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gedrukt (gehouden) en/of met dat mes een of meer zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, waarbij die [slachtoffer] op/aan het bovenlichaam, hand/duim en/of pols werd gesneden/geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 november 2016 te [pleegplaats] , in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, naar de woning waar die [slachtoffer] verbleef is gegaan, en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Jullie gaan het niet leuk vinden. God heeft mij gestuurd, ik moest van God een taak doen..... Ik moet iemand van de wereld af ruimen..... Jij moet ik eigenlijk dood maken weet je dat?....Ik wil Gods wil doen, jou doodmaken..... Weet je waarom jij moet van de wereld weg? Omdat je spot met Gods naam", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of (vervolgens) vanuit de keuken een (aardappelschil)mes heeft gepakt en/of zijn arm om de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd/geslagen en/of (vervolgens) dat mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gedrukt (gehouden) en/of met dat mes een of meer zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, waarbij die [slachtoffer] op/aan het bovenlichaam, hand/duim en/of pols werd gesneden/geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Hoogezand-Sappemeer,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd: "Jullie gaan het niet leuk vinden. God heeft mij gestuurd, ik moest van God een taak doen..... Ik moet iemand van de wereld af ruimen..... Jij moet ik eigenlijk dood maken weet je dat?....Ik wil Gods wil doen, jou doodmaken..... Weet je waarom jij moet van de wereld weg? Omdat je spot met Gods naam", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, en/of (daarna/daarbij) een (aardappelschil)mes gepakt en/of zijn arm om de nek van die [slachtoffer] gelegd/geslagen en/of (vervolgens) dat mes tegen de keel van die
[slachtoffer] gedrukt (gehouden),
en/of
hij op of omstreeks 10 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Hoogezand-Sappemeer,
[slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes een of meer zwaaiende bewegingen te maken, waarbij die [slachtoffer] op/aan het bovenlichaam, hand/duim en/of pols werd gesneden/geraakt;
2.
hij op of omstreeks 10 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Hoogezand-Sappemeer,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend met een (keuken)mes in de richting van die [slachtoffer] gelopen en/of (terwijl die [slachtoffer] in een auto is gaan zitten) dat mes naar/tegen die auto gegooid en/of op de motorkap van die auto gesprongen, en/of met zijn vuisten op de voorruit geslagen, en/of (daarbij/daarna) gezegd: "Als ik eruit ben dan kom ik voor jou, dan pak ik iedereen één voor één", althans woorden van gelijke dreigend aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord, nu voorbedachte raad niet kan worden bewezen. Gelet op de gemoedstoestand van verdachte ten tijde van het incident, is verdachte volgens de officier van justitie niet in staat geweest om de betekenis en gevolgen van zijn daden te overzien. De officier van justitie heeft daarnaast geconcludeerd dat de eveneens onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en het onder 2 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord niet kan worden bewezen, nu uit de stukken in het dossier niet blijkt dat sprake is geweest van voorbedachte raad. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte hiervan eveneens moet worden vrijgesproken. De raadsman acht het niet aannemelijk dat verdachte het slachtoffer heeft bedreigd met het doel haar vrees aan te jagen, nu hij in zijn beleving niet anders kon handelen dan hem was bevolen door God.
De raadsman acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wel wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde voorbedachte raad niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016319904 d.d. 16 november 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 10 november 2016 zag ik dat [verdachte] mijn woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] binnenging. Ik hoorde hem zeggen: “Jullie gaan het niet leuk vinden. God heeft me gestuurd. Ik moest van God een taak doen. Ik moet iemand van de wereld afruimen.” Vervolgens zei hij tegen mij: “Jij moet ik eigenlijk doodmaken, weet je dat? Ik wil Gods wil doen, jou doodmaken. Weet je waarom jij van de wereld weg moet? Omdat je spot met Gods naam.” Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] een aardappelschilmesje in zijn rechterhand had. Ik zag en voelde dat [verdachte] zijn rechterarm om mijn nek sloeg, met in zijn hand het schilmesje. Ik voelde dat hij het mesje hard tegen mijn keel aandrukte. [getuige 1] ging achter hem staan en pakte het mesje vast. Ik zag dat [verdachte] zich verzette en met het mesje begon te zwaaien. Ik voelde dat ik gesneden werd op verschillende plaatsen op mijn bovenlichaam. Ik zag dat ik een snee had aan mijn linker duim en mijn rechterpols.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 november 2016, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Ik ben naar het huis gegaan aan de [straatnaam] . Wat ik die ochtend deed, moest van God.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 10 november 2016 was ik aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . [verdachte] kwam binnen. Ik zag dat [verdachte] naar de keuken liep en een aardappelschilmesje uit de keukenla pakte. Ik zag dat hij naar [slachtoffer] toeliep. Ik zag dat hij zijn beide handen tot vuisten had gebald en deze gekruist voor de keel van [slachtoffer] deed. Ik zag dat hij in zijn rechterhand het aardappelschilmesje had en deze voor de keel van [slachtoffer] hield.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016319904 d.d. 16 november 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 10 november 2016 te [pleegplaats] ben ik in mijn auto gaan zitten. Ik zag vervolgens dat [verdachte] uit de brandgang rechts van de woning kwam rennen met een groot vleesmes in zijn handen. Ik zag dat hij op de motorkap sprong, over de hele auto liep en er aan de achterkant afsprong. Ik zag dat hij tegen de ruiten ging schoppen. Toen de politie er was, hoorde ik hem in het Papiamento tegen mij roepen: “Als ik eruit ben, dan kom ik wel voor jou. Dan pak ik iedereen, één voor één.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 10 november 2016 was ik aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik zag dat [verdachte] naar de keuken liep en een mes van ongeveer dertig à vijfendertig centimeter lang pakte. Ik zag dat [slachtoffer] in de auto stapte. [verdachte] gooide het mes naar de auto waar [slachtoffer] in zat. Het mes raakte de auto. Ik zag dat [verdachte] op de motorkap van de auto sprong en met zijn blote gebalde vuist tegen de voorruit sloeg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat [verdachte] voor de auto van mijn moeder stond. Ik zag dat hij toen een mes in zijn rechterhand had. Op het moment dat mijn moeder achteruit weg wilde rijden zag ik dat [verdachte] het mes naar de auto van mijn moeder gooide. Ik zag dat het mes op de motorkap van de auto terecht kwam. Ik zag dat [verdachte] op de motorkap dook tegen de voorruit aan. Ik hoorde dat [verdachte] in het Papiaments zei: ”Als het me nu niet lukt pak ik je een andere keer.”
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt op grond van de onder 2 gebezigde bewijsmiddelen vast dat verdachte een mes heeft gegooid naar de auto waarin aangeefster zich op dat moment bevond, op de motorkap van die auto is gesprongen en tegen de ruiten van die auto heeft gebonkt dan wel geschopt. Tevens heeft verdachte tegen aangever gezegd: “Als ik eruit ben, dan kom ik wel voor jou. Dan pak ik iedereen, één voor één.” De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen in combinatie met de door verdachte gebruikte woorden van zodanige aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte haar daadwerkelijk van het leven zou beroven. Dat het niet de bedoeling van verdachte was om haar te bedreigen, zoals de raadsman heeft aangevoerd, maakt dat niet anders. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde (met betrekking tot de poging tot doodslag) en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 10 november 2016 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet naar de woning waar die [slachtoffer] verbleef is gegaan en vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Jullie gaan het niet leuk vinden. God heeft mij gestuurd, ik moest van God een taak doen. Ik moet iemand van de wereld afruimen. Jij moet ik eigenlijk dood maken weet je dat? Ik wil Gods wil doen, jou doodmaken. Weet je waarom jij moet van de wereld weg? Omdat je spot met Gods naam" en vervolgens vanuit de keuken een aardappelschilmes heeft gepakt en zijn arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen en vervolgens dat mes tegen de keel van die [slachtoffer] heeft gedrukt en met dat mes een of meer zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, waarbij die [slachtoffer] in haar duim en pols werd gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 november 2016 te [pleegplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een keukenmes in de richting van die [slachtoffer] gelopen en terwijl die [slachtoffer] in een auto is gaan zitten dat mes tegen die auto gegooid en op de motorkap van die auto gesprongen en met zijn vuisten op de voorruit geslagen, en daarna gezegd: “Als ik eruit ben dan kom ik voor jou, dan pak ik iedereen één voor één.”
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair: poging tot doodslag

2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden geacht en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 5 maart 2017, opgemaakt door R. Ladee , psychiater, en T. Wolthuis , arts in opleiding tot psychiater en op de psychologische onderzoeksrapportage
d.d. 2 februari 2017, opgemaakt door H.R.J. ter Borg , GZ-psycholoog. De conclusies in deze rapporten luiden dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis en polymiddelen-afhankelijkheid. Geadviseerd wordt verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten ontoerekeningsvatbaar te beschouwen en de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen, teneinde een lange klinische behandeling mogelijk te maken.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde verdachte niet kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Oplegging maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en het onder 2 ten laste gelegde te ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van ontoerekeningsvatbaarheid en hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis op de voet van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van één jaar.
Standpunt van de verdediging
De verdediging onderschrijft het standpunt van de gedragsdeskundigen dat verdachte gebaat is bij een klinische opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op de partner van zijn moeder alsmede aan een bedreiging van datzelfde slachtoffer. Hem worden deze feiten echter niet toegerekend, omdat hij handelde onder invloed van een psychische stoornis. Er kan hem om die reden geen straf worden opgelegd. Wel kan de rechtbank hem een maatregel opleggen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen maatregel met name gelet op de adviezen van voornoemde gedragsdeskundigen. Uit hun rapporten volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico en dat er zonder behandeling naar alle waarschijnlijkheid niets zal veranderen aan het psychotische toestandsbeeld van verdachte. Verdachte vormt dan een gevaar voor zichzelf en voor anderen. Een gedwongen klinische behandeling met langdurig ambulant vervolg zal noodzakelijk zijn om adequate behandeling van de complexe psychiatrische problematiek te bewerkstelligen en daarmee het recidiverisico te minimaliseren. Beide gedragsdeskundigen hebben geadviseerd verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.
De reclassering heeft in navolging van de conclusies van de gedragsdeskundigen geadviseerd verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Op grond van de conclusies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en van verdachte zelf het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis eist. De rechtbank zal daarom gelasten dat verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37, 45, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de duur van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door A. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2017.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.