ECLI:NL:RBNNE:2017:1915

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
18/730590-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging en diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. De rechtbank heeft de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van recidive. De rechtbank overweegt dat de verdachte in het verleden voldoende kansen heeft gehad om zijn leven ten goede te keren, maar dat hij daar niet in is geslaagd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstal van elektriciteitskabels en diverse goederen uit woningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een veelpleger is met een lange strafblad en dat eerdere straffen en maatregelen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling zijn ook behandeld, waarbij de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn vordering voor een eerdere veroordeling, maar de tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen heeft gelast. De rechtbank heeft de wettelijke vereisten voor de ISD-maatregel als voldaan beschouwd en heeft de maatregel opgelegd om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730590-16
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/720246-16
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/720289-15, 18/720133-16 en 17/880117-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans verblijvende te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter van 13 januari 2017 en het onderzoek op de terechtzitting van de meervoudige kamer van 4 mei 2017.
Op de terechtzitting van 13 januari 2017 is verdachte niet verschenen; wel is verschenen mr. M.R. Rauwerda, advocate te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Op de terechtzitting van 4 mei 2017 is verdachte niet verschenen; wel is verschenen mr. M.R. Rauwerda, advocate te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 13 januari 2017 vertegenwoordigd door mr. S.G. Broekstra en op 4 mei 2017 vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/730590-16 dat:
hij op of omstreeks 26 december 2016 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een loods (gelegen aan de [straatnaam]) heeft weggenomen een aantal rollen electriciteitskabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
in de zaak met parketnummer 18/720246-16 dat:
hij op of omstreeks 23 april 2016 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, tussen (ongeveer) 00.55 uur en (ongeveer) 09.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [straatnaam], aldaar, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop/notebook (merk Acer) en/of een laptop/notebook (merk Lenovo) en/of een (spiegelreflex)fotocamera (merk Nikon) en/of een telefoon (merk Samsung, kleur wit) en/of een externe harde schijf (merk Western Digital Elements) en/of een externe harde schijf (merk Lacie), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het in de zaak met parketnummer 18/730590-16 en het in de zaak met parketnummer 18/720246-16 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de feiten zoals aan verdachte ten laste gelegd onder parketnummer 18/730590-16 en onder parketnummer 18/720246-16, met uitzondering van de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid dat sprake is geweest van braak, kunnen worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder parketnummer 18/730590-16 en onder parketnummer 18/720246-16 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
- parketnummer 18/730590-16
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 29 december 2016, opgenomen op pagina 85 e.v. van het dossier met nummer 2016363175, d.d. 12 januari 2017, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte].
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 december 2016, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier met nummer 2016363175, d.d. 12 januari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1].
-
parketnummer 18/720246-16
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 6 juli 2016, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier met nummer Z-16-062-DEF-PV-JUS-V001,V002,V003,V-004, d.d. 1 augustus 2016, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte].
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 april 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier met nummer Z-16-062-DEF-PV-JUS-V001,V002,V003,V004, d.d. 1 augustus 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730590-16 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720246-16 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat
in de zaak met parketnummer 18/730590-16:
hij op 26 december 2016 te [pleegplaats], in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een loods (gelegen aan de [straatnaam]) heeft weggenomen een aantal rollen elektriciteitskabel toebehorende aan [slachtoffer1].
in de zaak met parketnummer 18/720246-16:
hij op 23 april 2016 te [pleegplaats], in de gemeente Ooststellingwerf, tussen ongeveer 00.55 uur en ongeveer 09.00 uur, in een woning gelegen aan de [straatnaam], aldaar, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop/notebook (merk Acer) en een laptop/notebook (merk Lenovo) en een spiegelreflexfotocamera (merk Nikon) en een telefoon (merk Samsung, kleur wit) en een externe harde schijf (merk Western Digital Elements) en een externe harde schijf (merk Lacie), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/730590-16:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen
in de zaak met parketnummer 18/720246-16:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/730590-16 en in de zaak met parketnummer 18/720246-16 ten laste gelegde aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) als bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om aanhouding van de zaak, opdat kan worden onderzocht of het mogelijk is om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen, in verband met de slechte gezondheidstoestand van verdachtes moeder en broer. Subsidiair verzet de verdediging zich niet tegen oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van deze zaak heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland, d.d. 21 april 2017, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen uit een woning, respectievelijk een loods. Diefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die veel schade en hinder oplevert en waarbij een ernstige inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende eigenaren.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies, waarin is opgenomen dat verdachte een veelpleger is die geruime tijd ernstige problemen op vrijwel alle leefgebieden heeft. De reclassering ziet een patroon van verwervingscriminaliteit in verband met verdachtes drugsverslaving.
Het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 april 2017 laat zien dat verdachte zich al jarenlang schuldig maakt aan strafbare feiten die vergelijkbaar zijn met de onderhavige. Recentelijk heeft dit onder meer geleid tot veroordelingen op 1 september 2016, 20 november 2015, 20 maart 2015, 17 juni 2013 en 10 juli 2012, waarbij telkens (deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straffen zijn opgelegd. Deze veroordelingen zijn onherroepelijk en de door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom misdrijven zal begaan. Verdachte heeft één van de thans bewezenverklaarde feiten begaan terwijl hij het hem bij vonnis van 1 september 2016 bij wijze van bijzondere voorwaarde opgelegde verblijf in een instelling voor begeleid wonen voortijdig had beëindigd. Verdachte is toen opnieuw verdovende middelen gaan gebruiken en teruggevallen in het plegen van vermogenscriminaliteit. Daarmee heeft verdachte – niet voor de eerste keer – laten zien dat het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, waarbij hij op allerlei leefgebieden ondersteuning krijgt, onvoldoende waarborgen biedt om herhaling te voorkomen. De veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waarbij wordt verwezen naar het feit dat de verdachte telkens nieuwe strafbare feiten pleegt en de frequente oplegging van vrijheidsstraffen hem daarvan kennelijk niet weerhoudt. Aldus is voldaan aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel, zoals deze zijn opgenomen in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast is op 1 januari 2014 de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel voor stelselmatige daders) in werking getreden. Daarin is opgenomen dat een officier van justitie de vordering van de ISD-maatregel overweegt indien de verdachte een stelselmatige dader is zoals bedoeld in die richtlijn. Een stelselmatige dader is 'een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.' De rechtbank stelt op basis van het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte vast, dat ook aan dit vereiste is voldaan.
Uit voorgaande volgt dat verdachte diverse kansen heeft gehad om zijn leven een andere wending te geven. Niettemin blijft hij vervallen in crimineel gedrag. De deskundige J. van der Veen heeft ter zitting aangegeven een voorwaardelijke ISD-maatregel niet als een reële mogelijkheid te zien, nu eerdere voorwaardelijke gevangenisstraffen van langere duur verdachte niet hebben weerhouden van het plegen van strafbare feiten en eerdere ambulante en klinische behandelingen (door het handelen van verdachte) niet zijn geslaagd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in het verleden voldoende kansen heeft gehad zijn leven ten goede te keren, maar dat hij daarin evenzovele malen door zijn eigen handelen niet is geslaagd. Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van recidive door verdachte is de rechtbank dan ook van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geboden is. De rechtbank zal deze maatregel aan verdachte opleggen.
Nu de rechtbank geen aanleiding ziet om de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen, wordt het verzoek van de raadsvrouw om de reclassering onderzoek te laten doen naar de voorwaarden waaronder een voorwaardelijke ISD-maatregel zou kunnen worden opgelegd, afgewezen.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Ten aanzien van parketnummer 17/880117-12
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 juli 2012, gewezen door de meervoudige strafkamer in de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 449 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 juli 2012.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 2 mei 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, in verband met het verlopen van de proeftijd. De raadsvrouw heeft eveneens bepleit het openbaar ministerie niet –ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de onderliggende stukken alsmede het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld of de vordering is ingediend tijdens de proeftijd dan wel in elk geval binnen drie maanden na het eindigen van de proeftijd, zoals artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht voorschrijft.
De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in diens vordering.
Ten aanzien van parketnummer 18/720289-15
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 20 november 2015, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 05 december 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 22 november 2016 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling kan worden toegewezen.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 20 november 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat, in overeenstemming met hetgeen in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) onder paragraaf 4.2.1. staat vermeld, de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, waarvan de rechtbank nu de tenuitvoerlegging gelast, wordt geëxecuteerd alvorens verdachte in de inrichting voor stelselmatige daders zal worden geplaatst.
Ten aanzien van parketnummer 18/720133-16
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 1 september 2016, gewezen door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 242 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 september 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 4 april 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling kan worden toegewezen.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 1 september 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat, in overeenstemming met hetgeen in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) onder paragraaf 4.2.1. staat vermeld, de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, waarvan de rechtbank nu de tenuitvoerlegging gelast, wordt geëxecuteerd alvorens verdachte in de inrichting voor stelselmatige daders zal worden geplaatst.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730590-16 en het in de zaak met parketnummer 18/720246-16 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/880117-12:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/720289-15:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 20 november 2015, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/720133-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Leeuwarden d.d. 1 september 2016, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 242 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door C. Veenstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2017.
Mr. Beuker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.