ECLI:NL:RBNNE:2017:1916

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
18/850007-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken inzake poging tot afpersing, mishandeling en diefstal met geweld

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, mishandeling en diefstal met geweld. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van slachtoffer [slachtoffer1] op 29 september 2016, waarbij geweld werd gebruikt. Daarnaast zijn er meerdere diefstallen gepleegd, waaronder diefstal van sigaretten uit een winkel, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een jeugddetentie van 510 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een gedragsstoornis die zijn impulsieve gedrag beïnvloedde. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar heeft desondanks een stevige straf opgelegd om de ernst van de gepleegde feiten te onderstrepen.

De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer2], tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 659,33. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de uitvoering van de jeugddetentie en de taakstraf vastgesteld, inclusief toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan behandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/850007-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Kleinschalige voorziening Groningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. K. Post.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 29 september 2016 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn/haar mededader(s), althans alleen
  • in donkere kleding en/of met (half) bedekte gezichten en/of met een mes en/of een (op een) (nep)vuurwapen (gelijkend voorwerp) de winkel/het pand (videotheek) van die [slachtoffer1] is/zijn binnen gegaan en/of (vervolgens)
  • een/dat (op een) (nep)vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer1] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of
  • zich achter de balie/toonbank en/of in de richting van de kassa van die [slachtoffer1] heeft/hebben begeven en/of
  • een/dat mes in de richting van en/of (ten overstaan van die [slachtoffer1] en/of (zichtbaar) op heuphoogte) recht voor zich uit heeft/hebben gehouden en/of met dat/een mes stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer1] heeft/hebben gemaakt en/of
  • aan die [slachtoffer1] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "We willen je geld" en/of "Dit is een overval" en/of "Ik wil je geld" en/of "Geld, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • die [slachtoffer1] ((onder meer) met een/dat (op een) (nep)vuurwapen (gelijkend voorwerp) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
  • met dat/een mes in het been van die [slachtoffer1] heeft/hebben gestoken en/of tegen het been/de benen en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer1] heeft/hebben geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 september 2016 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
  • in donkere kleding en/of met (half) bedekte gezichten en/of met een mes en/of een (op een) (nep)vuurwapen (gelijkend voorwerp) de winkel/het pand (videotheek) van die [slachtoffer1] is/zijn binnen gegaan en/of (vervolgens)
  • een/dat (op een) (nep)vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer1] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of
  • zich achter de balie/toonbank en/of in de richting van de kassa van die [slachtoffer1] heeft/hebben begeven en/of
  • een/dat mes in de richting van en/of (ten overstaan van die [slachtoffer1] en/of (zichtbaar) op heuphoogte) recht voor zich uit heeft/hebben gehouden en/of met dat/een mes stekende en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer1] heeft/hebben gemaakt en/of
  • aan die [slachtoffer1] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "We willen je geld" en/of "Dit is een overval" en/of "Ik wil je geld" en/of "Geld, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
hij op of omstreeks 29 september 2016 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer1] heeft mishandeld door hem met een mes in het been te steken en/of met een (op een) (nep)vuurwapen (gelijkend voorwerp) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of door hem (anderszins) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;
2. hij op of omstreeks 5 maart 2016, te [pleegplaats] , op of aan de openbare weg [straatnaam] , althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (rug)tas (met inhoud, waaronder(/)te weten een portemonnee met bankpassen en/of geld en/of een brillenkoker met bril), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
(- zakelijk weergegeven -):
  • met een capuchon op/over het/de hoofd(en), althans met (half) bedekt(e) gezicht(en), voor, achter en/of naast die [slachtoffer2] is/zijn gaan staan, en/of
  • de vrije doorgang voor die [slachtoffer2] heeft/hebben versperd/belemmerd, en/of
  • een mes heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer2] en/of stekende bewegingen met dat/een mes heeft/hebben gemaakt in de richting van die [slachtoffer2] , en/of
  • een hamer heeft/hebben gericht op het hoofd van die [slachtoffer2] en/of met die/een hamer (op) een slaan(de) (gelijkende) beweging in de richting van die [slachtoffer2] heeft/hebben gemaakt, en/of /dan wel die/een hamer in een omhoog geheven hand in de richting (van het hoofd) van die [slachtoffer2] heeft/hebben gehouden, en/of
  • d(i)e (rug)tas van die [slachtoffer2] heeft/hebben vast gepakt en/of aan d(i)e (rug)tas van die [slachtoffer2] heeft/hebben getrokken;
3. hij op of omstreeks 22 mei 2016 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand/winkel (pomp/tankstation [naam bedrijf] ) (gevestigd aan de [straatnaam] ) heeft weggenomen (onder meer) (pakjes en/of sloffen) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4. hij op of omstreeks 9 juli 2016 en/of 31 oktober 2016 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel/pand (telkens) heeft weggenomen (pakjes) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam bedrijf] en/of [slachtoffer3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (pakjes) sigaretten onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode gevormd door de maanden juli/oktober 2016 tot en met december 2016 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, een goed te weten (een) sigaret(ten) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5. hij op of omstreeks 22oktober 2016 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van-wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand/winkel (pomp/tankstation [naam bedrijf] ) weg te nemen sigaretten en/of geld, in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen sigarettenen/of geld, dan wel enig(e) goed(eren), onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
(met (een) ste(e)n(en)) (tegen) een ruit/raam, heeft/hebben (in)gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij voert hiertoe met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aan dat de handelingen van verdachte en medeverdachten niet zien op een poging tot het wegnemen van geld van aangever [slachtoffer1] , maar op een poging tot afpersing van dat geld. Wat het onder 4 ten laste gelegde betreft, merkt de officier van justitie van justitie op dat de bewezenverklaring moet worden beperkt tot 9 juli 2016.
Standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie, met dien verstande dat hij ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen acht dat verdachte samen met een ander of anderen aangever [slachtoffer1] met een mes in het been heeft gestoken.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel, dat op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de handelingen van verdachte en medeverdachten niet zien op een poging tot het wegnemen van geld van aangever [slachtoffer1] , maar op een poging tot afpersing van dat geld. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 29 september 2016, opgenomen op pagina 450 van het dossier met nummer 2017028132 d.d. 31 januari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] .
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 29 september 2016 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing en mishandeling van aangever [slachtoffer1] , met dien verstande dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het medeplegen van het steken met een mes. De rechtbank overweegt daartoe dat medeplegen een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten veronderstelt. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat er sprake was van een vooropgezet plan bij verdachten om aangever te gaan steken. Uit de bewijsmiddelen valt tevens niet af te leiden dat verdachte zich op het moment dat aangever werd gestoken, bewust was of had moeten zijn van dit steken, zodat ook van voorwaardelijk opzet op het steken van aangever geen sprake is.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten dat sprake is van medeplegen van het steken met een mes, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 maart 2016, opgenomen op pagina 155 van het dossier met nummer 2017028132 d.d. 31 januari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer2] .
Ten aanzien van het onder 3 en 5 ten laste gelegde
De rechtbank heeft geconstateerd dat in de tenlastelegging [pleegplaats] als pleegplaats staat vermeld, terwijl de feiten zijn gepleegd in [pleegplaats] . Nu ter zitting is gebleken dat er geen misverstand over de verdenking bestaat en [pleegplaats] is gelegen in de gemeente [pleegplaats] , leest de rechtbank [pleegplaats] als gemeente [pleegplaats] .
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 en 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, Sv, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 22 mei 2016, opgenomen op pagina 367 van het dossier met nummer 2017028132 d.d. 31 januari 2017, inhoudende de verklaring van [naam] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord- Nederland d.d. 22 oktober 2016, opgenomen op pagina 534 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Op grond van de stukken in het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting oordeelt de rechtbank in overeenstemming met de opvatting van de officier van justitie en de verdediging, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van sigaretten gepleegd op 31 oktober 2016. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank zal verdachte eveneens vrij spreken van het subsidiaire, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte sigaretten afkomstig van de diefstal van 31 oktober 2016 voorhanden heeft gehad.
Met betrekking tot de diefstal van sigaretten gepleegd op 9 juli 2016 komt de rechtbank tot een bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van dit feit redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juli 2016, opgenomen op pagina 386 van het dossier met nummer 2017028132 d.d. 31 januari 2017, inhoudende de verklaring van [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 29 september 2016 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer1] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer1] ,
  • in donkere kleding en met half bedekte gezichten en met een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de winkel (videotheek) van die [slachtoffer1] zijn binnen gegaan en vervolgens
  • dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer1] hebben gericht en gericht hebben gehouden en
  • zich achter de toonbank en in de richting van de kassa van die [slachtoffer1] hebben begeven en
  • dat mes in de richting van en ten overstaan van die [slachtoffer1] en zichtbaar op heuphoogte recht voor zich uit hebben gehouden en met dat mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer1] hebben gemaakt en
  • aan die [slachtoffer1] dreigend hebben toegevoegd: "We willen je geld" en "Dit is een overval" en "Ik wil je geld" en "Geld, geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
hij op 29 september 2016 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer1] heeft mishandeld door hem met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd en elders op en tegen het lichaam te slaan en door hem anderszins op en tegen het lichaam te slaan en te schoppen;
2. hij op 5 maart 2016, te [pleegplaats] , op de openbare weg [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugtas met inhoud, te weten een portemonnee met bankpassen en geld en een brillenkoker met bril, toebehorende aan [slachtoffer2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn mededaders:
  • met een capuchon over de hoofden, althans met half bedekte gezichten, voor, achter en naast die [slachtoffer2] zijn gaan staan, en
  • de vrije doorgang voor die [slachtoffer2] hebben belemmerd, en
  • een mes hebben getoond aan en gericht op die [slachtoffer2] en stekende bewegingen met dat mes hebben gemaakt in de richting van die [slachtoffer2] , en
  • een hamer hebben gericht op het hoofd van die [slachtoffer2] en met die hamer een op slaande gelijkende beweging in de richting van die [slachtoffer2] hebben gemaakt,
  • die rugtas van die [slachtoffer2] hebben vast gepakt en aan die rugtas van die [slachtoffer2] hebben getrokken;
3. hij op 22 mei 2016 in de gemeente [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (pompstation [naam bedrijf] ) (gevestigd aan de [straatnaam] ) heeft weggenomen pakjes sigaretten, toebehorende aan [naam bedrijf] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4. hij op 9 juli 2016 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel heeft weggenomen pakjes sigaretten, toebehorende aan de [naam bedrijf] en/of [slachtoffer3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
5. hij op 22 oktober 2016 in de gemeente [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (pompstation [naam bedrijf] ) weg te nemen sigaretten, toebehorende aan [naam bedrijf] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met stenen een ruit, hebben ingegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van poging tot afpersing en
medeplegen van mishandeling;
2. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5. poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 16 maanden waarvan 145 dagen onvoorwaardelijk en onder aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen (naast de algemene voorwaarden) de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • meewerken aan het ITB Harde Kern traject voor de duur van 6 maanden en het daaraan verbonden elektronisch toezicht voor de duur van 4 maanden;
  • meewerken aan diagnostiek en behandeling bij Accare of een soortgelijke instelling;
  • meewerken aan behandeling door VNN of soortgelijke instelling voor verslavingszorg;
  • meewerken aan controle op middelengebruik;
  • meewerken aan het volgen van onderwijs/stage volgens rooster;
  • meewerken aan het volgen van zinvolle dagbesteding;
  • zich houden aan de aanwijzingen door zijn ouders gegeven.
De officier van justitie heeft gevorderd om daarnaast op te leggen een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair te vervangen door 100 dagen jeugddetentie. De officier van justitie heeft de rechtbank voorts verzocht om te bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie, indien de taakstraf achterwege wordt gelaten dan wel wordt gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit met parketnummer 18/840006-17, welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot afpersing, een mishandeling, een diefstal met geweld (een straatroof), meerdere bedrijfsinbraken en één geval van poging bedrijfsinbraak. Naast de door de verdachte veroorzaakte materiële schade en overlast speelt bij delicten als straatroof, poging tot afpersing en mishandeling ook de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers een belangrijke rol.
Met name de poging tot afpersing en straatroof zijn ernstige feiten waarvan bekend is dat dit de direct betrokken slachtoffers angst aanjaagt, zoals ook is gebleken uit de vordering benadeelde partij van aangeefster [slachtoffer2] , en voorts in breder verband onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Verdachte was enkel uit op financieel gewin en is daarbij volledig voorbijgegaan aan de nadelige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij haar oordeel over de op te leggen straf acht geslagen op het advies van de gedragsdeskundige, D. Breuker, forensisch psycholoog, onder meer inhoudende:
Betrokkene leidt aan een norm overschrijdende gedragsstoornis. Mede vanwege deze gedragsstoornis heeft betrokkene onvoldoende controle van binnenuit gehad op zijn impulsieve gedrag. Door te weinig emotionele diepgang en inlevingsvermogen, met daarbij een gebrek aan normbesef, heeft betrokkene zijn eigen behoeftes boven die van anderen gesteld en heeft hij zich weinig geremd gevoeld in het plegen van de feiten. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Eveneens heeft de rechtbank acht geslagen op het advies van de gedragsdeskundige, G.J.F. Kemperman, psychiater, onder meer inhoudende:
Betrokkene is een vlakke en terughoudende jongeman, die leidt aan een beperkt empathisch vermogen. Betrokkene heeft berekende feiten gepleegd vanuit financiële motieven. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde niet in verminderde mate maar volledig aan verdachte toe te rekenen, omdat betrokkene controle over zijn gedrag had en weet had van normen en waarden in dezen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van gedragsdeskundige D. Breuker. Zij is van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzitting, voldoende is komen vast te staan dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd onder invloed van zijn beperkt empathisch vermogen. De rechtbank acht verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar.
Door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is op 9 mei 2017 een rapportage over verdachte uitgebracht. De Raad acht de kans op herhaling, bij ongewijzigde omstandigheden, aanwezig. Geadviseerd is om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en reclasseringstoezicht op te leggen, waarbij hij zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de algemene en de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • meewerken aan het ITB Harde Kern traject en het daaraan verbonden elektronisch toezicht;
  • meewerken aan diagnostiek en behandeling bij Accare of een soortgelijke instelling;
  • meewerken aan behandeling door VNN of soortgelijke instelling voor verslavingszorg;
  • meewerken aan controle op middelengebruik;
  • meewerken aan het volgen van onderwijs/stage volgens rooster;
  • meewerken aan het volgen van zinvolle dagbesteding.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezen geachte en de feiten en omstandigheden waaronder deze zijn begaan, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, van oordeel dat in dit geval een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, onder oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is. De rechtbank zal een werkstraf opleggen van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd daar het gehele pakket aan bijzondere voorwaarde al een zware straf is die het nodige van verdachte zal vergen.
De rechtbank zal bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend zal gedragen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is.

Benadeelde partij

[slachtoffer2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De vordering behelst een bedrag van € 478,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade (totaal € 1.978,00).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen in die zin dat het schadebedrag aan alle drie betrokken verdachten voor een gelijk deel (te weten een derde deel) wordt toegerekend. Verdachte dient dan een bedrag van
€ 659,33 aan de benadeelde te vergoeden. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht dit bedrag toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met vervangende jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie, maar verzoekt de rechtbank het bedrag aan immateriële schade vast te stellen op € 1.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding de gevorderde immateriële schade te matigen zoals door de raadsman voorgesteld. De rechtbank zal de gevorderde schade toewijzen tot een bedrag van € 659,33.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, met dien verstande dat de vervangende hechtenis op één dag wordt bepaald.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za, 300, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren.

De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.

Een jeugddetentie voor de duur van 510 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 365 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zich gedurende een door Jeugdbescherming Noord te Groningen te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde gedurende 6 maanden van de proeftijd zal deelnemen aan het traject ITB Harde Kern, aangeboden door Jeugdbescherming Noord te Groningen onder de voorwaarden zoals deze zijn verwoord in de bereidverklaring opgenomen in het rapport van 9 mei 2017, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende dit traject door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven, en waarbij veroordeelde zich gedurende 3 maanden onder elektronisch toezicht zal stellen;
3. dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van Accare of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en een daaropvolgend behandelaanbod, bij de VNN of soortgelijke ambulante verslavingszorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, waaronder in ieder geval wordt begrepen dat veroordeelde meewerkt aan urine- en bloedonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde volgens rooster onderwijs / stage volgt;
6. dat de veroordeelde zinvolle dagbesteding zal volgen gedurende de proeftijd;
7. dat de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens zijn ouders worden gegeven.
De rechtbank geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Noord te Groningen om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer2](feit 2) toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 659,33 (zegge: zeshonderdennegenenvijftig euro en drieëndertig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] , te betalen een bedrag van € 659,33 (zegge: zeshonderdennegenenvijftig euro en drieëndertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2016.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en tevens kinderrechter, en mrs.
S. Zwarts en M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 mei 2017.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.