In deze zaak vordert de Stichting [eiseres] betaling van een aanneemtermijn van € 89.000,00 van [gedaagde] c.s. De vordering is gebaseerd op een aannemingsovereenkomst die op 21 oktober 2009 is gesloten. De overeenkomst stipuleert dat de aanneemprijs in zes termijnen moet worden betaald. De eerste termijn van € 89.000,00 is echter nooit gefactureerd of betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste aanneemtermijn pas op 26 mei 2016 is gefactureerd, en dat [gedaagde] c.s. deze factuur niet heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat Stichting [eiseres] niet tijdig heeft geklaagd over het gebrek in de prestatie, zoals vereist door artikel 6:89 BW. Dit artikel vereist dat de schuldeiser binnen bekwame tijd protesteert tegen een gebrek in de prestatie. De rechtbank concludeert dat Stichting [eiseres] niet aan deze klachtplicht heeft voldaan, omdat zij pas in 2016 heeft geprotesteerd, terwijl de oplevering van de woning al in 2010 had plaatsgevonden. De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt Stichting [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] c.s. tot een bedrag van € 2.673,00.