ECLI:NL:RBNNE:2017:2057

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
18/058635-17 en 18/830180-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en psychische problematiek in Groningen met betrekking tot meerdere slachtoffers

Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen in Groningen. De zaak omvatte twee parketnummers: 18/058635-17 en 18/830180-16. De verdachte, geboren in 1984, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. U. van Ophoven, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga. Tijdens de zitting op 11 mei 2017 werd de verdachte geconfronteerd met verschillende tenlasteleggingen, waaronder diefstal van fietsen, golfballen, geld en andere goederen, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van misdrijf had verschaft door middel van braak en inklimming.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de diefstallen van de fietsen en golfballen, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen. Echter, de rechtbank achtte de diefstal van geld en een laptop in de zaak B wel bewezen. De verdachte werd als ontoerekeningsvatbaar beschouwd, gezien zijn psychische toestand, die werd bevestigd door rapportages van gedragsdeskundigen. De rechtbank besloot de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en gelastte zijn plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, om hem te behandelen voor zijn psychische stoornis en het risico op recidive te verminderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummers 18/058635-17 en 18/830180-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 mei 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18/058635-17 (hierna te noemen zaak A)
1.
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 09 maart 2016 tot en met
10 maart 2016 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuurtje
behorende bij de woning/het perceel [straatnaam] heeft weggenomen
een dames- en/of een herenfiets en/of een hoeveelheid (flesjes) bier, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 maart 2016 te Groningen,
een goed te weten een dames- en/of een herenfiets en/of een hoeveelheid
(flesjes) bier voorhanden had,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
2.
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 09 maart 2016 tot en met
10 maart 2016 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur behorende
bij de woning/het perceel [straatnaam] heeft weggenomen een hoeveelheid
golfballen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 mrt 2016 te Groningen,
een goed te weten een hoeveelheid golfballen voorhanden had, terwijl hij ten
tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 10 maart 2016 te Groningen,
een goed te weten een (elektrische) fiets (Sparta) voorhanden had,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 09 juli 2015 te Groningen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(elektrische) fiets (Sparta), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte.
In de zaak met parketnummer 18/830180-16 (hierna zaak B)
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2016, in de gemeente Groningen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kamer van een woning/pand gelegen
aan het [straatnaam] heeft weggenomen ongeveer 1100 euro, althans een
hoeveelheid geld, en/of een laptop (merk Packard Bell) en/of sieraden en/of
een fles Vodka, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of voornoemd(e) goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 20 april 2016, in de gemeente Groningen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kamer van een woning/pand gelegen
aan de [straatnaam] heeft weggenomen controllers van een spelcomputer
(Playstation), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer5] en/of [slachtoffer6], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft en/of voornoemd(e) goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 20 april 2016, in de gemeente Groningen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kamer van een woning/pand gelegen
aan de [straatnaam], weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel,
de kamer van die/dat woning/pand naar binnen is gegaan en/of (vervolgens)
kasten en/of lades in die kamer heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair en 3 subsidiair en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde een bewezenverklaring moet volgen en dat verdachte voor het overige moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft daartoe ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde aangevoerd dat de combinatie van factoren maken dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op het aangetroffen schoenspoor in de tuin van aangever, uit wiens tuinhuisje golfballen zijn gestolen die hij had gekocht bij [bedrijfsnaam], welke golfballen weer overeenkomen met de door verbalisanten aangetroffen golfballen – in doosjes met daarop een prijssticker van de winkel [bedrijfsnaam] – in de fietstassen van de fiets die verdachte heeft aangewezen als zijn eigendom.
Ten aanzien van het in deze zaak onder 3 ten laste gelegde is door de officier van justitie aangevoerd dat het in het dossier aanwezige wettige bewijs overtuigend wordt ondersteund door de verklaring van verdachte, inhoudende “als ik een fiets wil stelen dan doe ik dat”.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het in zaak A ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken en dat van het in zaak B onder 2 en 3 ten laste gelegde evenmin een bewezenverklaring kan volgen.
Hij heeft met betrekking tot het in laatstgenoemde zaak onder 2 ten laste gelegde daartoe in het bijzonder aangevoerd dat het niet aannemelijk is dat verdachte de controllers van de PlayStation heeft meegenomen, gelet op het feit dat de plastic tas met daarin de door verdachte gestopte PlayStation van hem is afgenomen door aangever waarna ze hem de deur hebben uitgewerkt zonder daarbij de controllers in zijn handen te hebben gezien. Uit niets blijkt op welke manier verdachte de controllers dan zou hebben meegenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde in het bijzonder het volgende. Bij de behandeling ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat (één van) de fietsen, in de buurt waarvan verbalisanten hem aantroffen, van hem waren (was). Ook is door verdachte ontkend dat één van de fietsen door hem zou zijn aangewezen als zijn eigen fiets. Gelet hierop en nu niet kan worden uitgesloten dat (één van) de andere personen, die verbalisanten ook bij de fietsen hadden zien staan maar niet meer hadden aantroffen toen zij ter plaatse kwamen, voor het stelen van (één van) de drie fietsen verantwoordelijk moet(en) worden gehouden, is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte de fiets(en) heeft gestolen. Ook het aangetroffen schoenspoor op de plaats delict van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van golfballen, leidt niet tot een ander oordeel nu het profiel van de schoen die het schoenspoor heeft achtergelaten niet zodanig uniek is, dat hieruit ondubbelzinnig kan worden afgeleid dat het verdachte moet zijn geweest die dit spoor heeft achtergelaten.
Met betrekking tot de onder 1 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde verduistering overweegt de rechtbank het volgende. Als er al vanuit kan worden gegaan dat verdachte de fietsen voorhanden had op het moment dat hij bij de fietsen werd aangetroffen, brengt het feit dat deze fietsen, alle met een goed werkend slot, niet afgesloten waren mee dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte, die iedere wetenschap heeft ontkend, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze fietsen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot het in zaak B onder 1 ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 11 mei 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb in de nacht van 6 maart 2016 in de woning aan het [straatnaam] te Groningen ingebroken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 maart 2016, opgenomen op pagina 24 en 25 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016065331 d.d. 8 juni 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer4]:
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning aan het [straatnaam] te Groningen op 6 maart 2016. Toen ik ’s ochtends thuis kwam, lag er overal glas. Er zat een groot gat in het klapraam aan de voorzijde van mijn woning. De beugels die links en rechts aan het klapraam zitten en ervoor zorgen dat het raam niet verder open kan klappen, waren deels verbogen. Mijn laptop van het merk Packard Bell is weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 april 2016, opgenomen op pagina 26-30 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer4]:
Er is € 1.100,-- aan briefgeld, een fles Vodka en een doosje met sieraden weggenomen.
Met betrekking tot het in zaak B onder 2 ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 11 mei 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben op 20 april 2016 omstreeks 07.00 uur binnen geweest in het pand aan de [straatnaam] in Groningen. De jongens hadden een hockeystick. Daarmee hebben ze me de deur uitgewerkt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 mei 2016, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer5]
Ik doe aangifte van inbraak op 20 april 2016 in de studentenwoning ‘[naam]’ aan de [straatnaam] te Groningen. Mijn huisgenoot [slachtoffer6] werd die ochtend omstreeks 07:00 uur wakker en zag een voor hem onbekende man in de stoel in zijn kamer zitten.
Ik heb direct een hockeystick gepakt die op mijn kamer lag en ik ben achter [slachtoffer6] aan gelopen naar beneden. Beneden in de woonkamer zag ikde, ook voor mij onbekende, man staan. We hebben de man naar buiten geduwd.
Wij missen twee controllers van de PlayStation.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 mei 2016, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer6]:
Ik lag op 20 april 2016 te slapen toen ik wakker werd van een deur. Toen ik ging kijken wie er in mijn kamer was, zag ik een persoon in mijn wipstoel in de zitkamer. Ik zei dat hij mijn kamer en het huis uit moest. Toen heb ik hem de trap afgeduwd naar beneden. Terwijl de man naar beneden ging heb ik snel een huisgenoot wakker die op de tweede verdieping slaapt. Dat was [slachtoffer5]. [slachtoffer5] nam een hockeystick mee. Wij hebben de man daarna samen het huis uitgeduwd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 maart 2016, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kamer van een woning/pand gelegen aan het [straatnaam] heeft weggenomen 1100 euro en een laptop (merk Packard Bell) en sieraden en een fles Vodka, toebehorende aan [slachtoffer4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 20 april 2016, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kamer van een pand gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen controllers van een spelcomputer (Playstation), toebehorende aan [slachtoffer5] en/of
[slachtoffer6].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en inklimming.
2. Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage d.d. 23 september 2016 opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke, te weten een psychotische, stoornis het meest waarschijnlijk in het kader van een schizo-affectieve stoornis met daarbij behorende zowel bizar psychotische als ook affectieve symptomen zoals manische ontremming. Daarnaast is sprake van middelenmisbruik c.q. -afhankelijkheid. Het is niet waarschijnlijk dat de psychose zich voordoet als gevolg van gebruik van deze middelen. De hardnekkige psychotische klachten blijven ondanks anti-psychotische medicatie namelijk voortbestaan bij afwezigheid van het gebruik van middelen.
Gezien het chronische karakter van de ziekelijke stoornis is het waarschijnlijk dat deze ook aanwezig was ten tijde van hetgeen verdachte wordt ten laste gelegd. Het is zeer waarschijnlijk dat de duur (afglijden), de aard (grootheidswanen) en ernst (uitgebreidheid van wanen) van de stoornis een allesoverheersende rol heeft gespeeld en een doorwerking heeft gehad in zijn gedragskeuzes voorafgaand aan en ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt daarom verdachte voor de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage d.d. 22 september 2016 opgemaakt door dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog, gerechtelijk deskundige. Uit dit onderzoek volgt dat zeer aannemelijk wordt geacht dat verdachte zich ten tijde van de tenlastegelegde feiten bevond in een floride psychotische toestandsbeeld met uitgebreide wanen, waardoor hij nauwelijks tot niet in staat was tot realiteitstoetsing. Vanuit de aard en ernst van de stoornis is het aannemelijk dat hij geen vrijheid van handelen had en is hij als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies van de psychiater en psycholoog verenigen, neemt deze over en stelt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte vast dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in zaak A onder 2 primair en 3 subsidiair en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 Sr zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de duur van de plaatsing in het psychiatrisch ziekenhuis te beperken tot een half jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de oplegging van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, de adviezen van voornoemde gedragsdeskundigen, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Als hiervoor overwogen, volgt de rechtbank de conclusie van de psychiater en de psycholoog dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Dr. Blauw heeft aangegeven in zijn advies dat hij, onder meer gelet op het gebrek aan probleembesef en -inzicht en aanhoudende psychotische symptomen, het risico op nieuwe delicten met een al dan niet gewelddadige component vanuit de ernstige psychiatrische stoornis inschat als hoog.
Verdachte kampt met psychotische symptomen die waarschijnlijk in ernst en omvang goed te verminderen zijn door het bieden van structuur en een medicamenteuze behandeling. Aangezien bij verdachte duidelijk sprake is van een gebrek aan ziekte-inzicht en een neiging om zich niet aan het medicatiebeleid te houden, is het noodzakelijk hem te blijven motiveren voor inname van de medicatie waarbij hij waarschijnlijk voortdurende intensieve structurering nodig heeft. Vanuit de huidige artikel 37 plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt deze structurering geboden, maar het risico bestaat dat verdachte stopt met het innemen van medicatie na beëindiging van de maatregel en dat hij dan vanuit zichzelf te weinig structuur kan aanbrengen in zijn leven. Daarom wordt geadviseerd om ook voor de onderhavige ten laste gelegde feiten een artikel 37 plaatsing op te leggen die dan na afloop van de huidige artikelplaatsing kan worden geeffectueerd.
Het advies van dr. Van Os houdt verder in dat het risico op herhaling van het ten laste gelegde groot wordt geacht. Belangrijke risicofactoren zijn de psychotische stoornis met het gebrek aan ziektebesef en zijn verslavingsgedrag. Zonder behandeling blijven deze risicofactoren onveranderd. Een (voortzetting van) behandeling en begeleiding is derhalve noodzakelijk om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te verkrijgen. Er is meer tijd nodig om hem te stabiliseren en te motiveren voor o.a. medicatie. Om die reden wordt geadviseerd om verdachte (wederom) te plaatsen in een beveiligd en gesloten psychiatrisch ziekenhuis conform artikel 37 Sr.
Gelet op de inhoud van bovengenoemde rapporten acht de rechtbank, nu verdachte gevaarlijk wordt geacht voor de algemene veiligheid van personen of goederen en het met het oog op het verminderen van recidiverisico noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar op zijn plaats. De wet staat niet toe de duur van deze plaatsing te beperken tot een half jaar, zoals de raadsman heeft verzocht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/058635-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18/830180-16 onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/830180-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. K.A. de Groot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2017.