ECLI:NL:RBNNE:2017:2147
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en ontvankelijkheid van bezwaar tegen verruiming openstelling Polderhoofdkanaal voor recreatievaart
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juni 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de verruiming van de openstelling van het Polderhoofdkanaal voor recreatievaart. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M.C. Groenewegen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland, dat op 21 maart 2017 is genomen. Dit besluit houdt in dat de openstelling van het Polderhoofdkanaal voor recreatievaart wordt verruimd van 15 mei tot en met 15 september 2017. De voorzieningenrechter heeft allereerst de bevoegdheid om over het verzoek te oordelen vastgesteld, waarbij hij concludeert dat het besluit tot verruiming als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden aangemerkt.
Vervolgens is beoordeeld of het bezwaar tijdig is ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt dat de bezwaartermijn niet is aangevangen omdat het besluit niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Hierdoor is het bezwaar ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat verzoekster belanghebbende is, omdat de ontwikkeling van de natuurwaarden in het Polderhoofdkanaal invloed heeft op haar percelen die behoren tot de compensatiegebieden.
Inhoudelijk heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de motivering van het besluit onvoldoende is om de verruiming van de openstelling te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar verweerder is wel opgedragen het betaalde griffierecht aan verzoekster te vergoeden en is veroordeeld in de proceskosten van verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.