ECLI:NL:RBNNE:2017:2350
Rechtbank Noord-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de opgelegde verzuimboete op grond van de Wet op de Omzetbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst/Central Liaison Office over de opgelegde verzuimboete op grond van artikel 40 van de Wet op de Omzetbelasting (Wet OB). De eiser had op 30 april 2016 een onjuiste opgaaf intracommunautaire prestaties gedaan, waarbij hij een foutief btw-identificatienummer van een Duitse afnemer had opgegeven. De inspecteur had de eiser in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen, maar de eiser heeft geen correct btw-nummer overgelegd. Hierop heeft de inspecteur een verzuimboete van € 131 opgelegd.
De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of deze verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had gedaan om het juiste btw-identificatienummer te achterhalen en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij alle in redelijkheid van hem te vergen zorg had betracht. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht een verzuimboete had opgelegd, maar dat de hoogte van de boete niet passend was. De rechtbank heeft de boete verlaagd naar € 65, rekening houdend met de omstandigheden van de eiser, waaronder het feit dat hij over het algemeen correcte opgaven doet en geen voordeel heeft gehad van de fout.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser gehouden is om zijn opgaven intracommunautaire prestaties elektronisch in te dienen, zoals voorgeschreven in artikel 37a van de Wet OB. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht en de proceskosten aan de eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddelenverwijzing opgenomen voor hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.