ECLI:NL:RBNNE:2017:2371

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
C/17/153306 / KG RK 17-50
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak wegens vermeende partijdigheid van de voorzitter

Op 8 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door [verzoeker] tegen mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter van de meervoudige strafkamer. Het wrakingsverzoek volgde op een zitting waarin een vordering tot tenuitvoerlegging na een voorwaardelijke veroordeling werd behandeld. [verzoeker] stelde dat de voorzitter partijdig was, onder andere omdat zij contact zou hebben gehad met een andere rechter, mr. Wiersma, en omdat zij hem niet serieus zou nemen. De wrakingskamer, bestaande uit mr. J.E. Biesma, mr. M. Brinksma en mr. M. Haisma, heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de criteria uit artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens.

De wrakingskamer oordeelde dat [verzoeker] onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleverden. De stelling dat er contact was tussen de voorzitter en mr. Wiersma werd niet onderbouwd, en de voorzitter had geen standpunt ingenomen dat zou wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de voorzitter niet partijdig was en dat het wrakingsverzoek daarom werd afgewezen. De strafrechtelijke procedure zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Zittingsplaats Leeuwarden
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/17/153306 / KG RK 17-50
Uitspraak van de meervoudige wrakingskamer ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van 8 februari 2017
inzake het door:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
ingediende verzoek tot wraking van mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, rechter in de afdeling strafrecht van deze rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1
Bij de afdeling strafrecht van deze rechtbank, locatie Leeuwarden, is een vordering tot tenuitvoerlegging na een voorwaardelijke veroordeling, met parketnummer 18/730315-15, aanhangig. In die procedure is [verzoeker] de veroordeelde.
1.2
De vordering tot tenuitvoerlegging na een voorwaardelijke veroordeling wegens overtreding van de bijzondere voorwaarden is ter zitting van 8 februari 2017 behandeld door de meervoudige strafkamer, bestaande uit de rechters mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. W.S. Sikkema. Ter zitting heeft [verzoeker] de voorzitter mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme gewraakt. Hierop is de behandeling geschorst en is een proces-verbaal van wraking opgesteld.
1.3
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. J.E. Biesma, mr. M. Brinksma en mr. M. Haisma, waarna het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de meervoudige wrakingskamer van 8 februari 2017. [verzoeker] is verschenen en heeft het wrakingsverzoek nader toegelicht. Tevens is verschenen mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme. Zij heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft haar standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek verwoord.
1.4
De wrakingskamer heeft, na sluiting van het onderzoek ter zitting en na beraad, mondeling uitspraak gedaan. Deze uitspraak vormt daarvan de schriftelijke uitwerking.

2.De beoordeling

2.1
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft [verzoeker] blijkens het proces-verbaal van wraking een drietal gronden aangevoerd.
Ten eerste vervangt de voorzitter mr. Wiersma en kan het niet anders zijn dan dat de voorzitter overleg heeft gehad met mr. Wiersma over [verzoeker] . [verzoeker] beschikt over een usb-stick met beelden van mr. Wiersma waaruit zijn vooringenomenheid zou blijken.
Ten tweede laat de voorzitter zowel verbaal als non-verbaal blijken dat zij bevooroordeeld is, aangezien zij het rapport van de reclassering serieus neemt, maar [verzoeker] niet. De voorzitter laat voorts geen sympathie blijken voor het standpunt van [verzoeker] dat de meldplicht disproportioneel is.
Ten derde is de rechtbank in Leeuwarden, en daarmee ook de voorzitter, bevooroordeeld, omdat alles wat met de [naam] -zaak te maken heeft bij deze rechtbank heeft gediend.
2.2
De wrakingskamer oordeelt als volgt.
2.3
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (verder: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
2.4
Artikel 512 Sv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 512 Sv dan wel artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.5
Door [verzoeker] zijn geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor partijdigheid en/of vooringenomenheid jegens [verzoeker] van de zijde van mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme.
2.6
Ten aanzien van de eerste wrakingsgrond overweegt de wrakingskamer als volgt.
De stelling van [verzoeker] dat er tussen mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. Wiersma contact is geweest mist elke onderbouwing. Door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme is een dergelijk contact ontkend. Daarbij komt dat een enkel contact tussen mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. Wiersma ook onvoldoende zou zijn voor het aannemen van (een schijn van) partijdigheid. Het levert geen uitzonderlijke omstandigheid op die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme vooringenomenheid koestert, dan wel dat de bij [verzoeker] bestaande dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.7
Ten aanzien van de tweede wrakingsgrond overweegt de wrakingskamer het volgende.
[verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd waaruit de vooringenomenheid van mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme blijkt. Niet blijkt dat door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme enig standpunt is ingenomen waaruit zou blijken dat zij het standpunt van [verzoeker] niet serieus neemt. Het is de wrakingskamer niet gebleken dat [verzoeker] ter zitting onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunten en visie toe te lichten, aangezien hij duidelijk te kennen heeft gegeven dat hij het niet eens is met de inhoud van het reclasseringsrapport.
De verbale en non-verbale uitingen van de voorzitter mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme ter zitting moeten worden bezien in het licht van de wijze waarop zij haar taak opvat. Deze taak houdt onder meer in dat zij de veroordeelde, dus ook [verzoeker] , kritische vragen stelt op basis van hetgeen onder meer uit de stukken in het dossier volgt en dat zij de gegeven antwoorden ter verificatie samenvat. Inherent aan de behandeling ter terechtzitting is dat door de rechters geen blijk wordt gegeven omtrent de ingenomen standpunten, aangezien pas na de sluiting van de zitting gezamenlijk in raadkamer het standpunt namens de rechtbank wordt besproken en bepaald. Het feit dat mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme aan [verzoeker] geen mededeling doet over de door de gehele rechtbank te nemen beslissing brengt op geen enkele wijze met zich dat er sprake is van (de schijn van) partijdigheid. Immers de voorzitter kan en mag een dergelijk oordeel niet anders geven dan middels een gezamenlijke beslissing.
Uit de bewoordingen van mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme kan niet worden afgeleid dat zij vooringenomenheid koestert jegens [verzoeker] , noch dat naar objectieve maatstaven de vrees daartoe kan ontstaan. Dat dit kennelijk door [verzoeker] subjectief anders is beleefd maakt dit niet anders.
2.8
Ten aanzien van de derde wrakingsgrond overweegt de wrakingskamer als volgt.
De omstandigheid dat andere rechters in deze rechtbank in de [naam] -zaak een oordeel hebben gegeven, maakt niet dat mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme partijdig en/of vooringenomen is jegens [verzoeker] . Voor zover [verzoeker] heeft bedoeld te stellen dat de gehele rechtbank vanwege de eerdere behandelingen rondom de [naam] -zaak vooringenomen is jegens hem oordeelt de wrakingskamer als volgt. Een verzoek tot wraking van de gehele rechtbank Noord-Nederland vindt geen grond in de wet, nu gelet op artikel 512 Sv een wrakingsverzoek alleen gericht kan zijn tegen (een) rechter(s) die een zaak behandelt of behandelen en niet tegen (alle rechters van) de rechtbank als geheel.
2.9
Uit het voorgaande volgt dat het door [verzoeker] ingediende wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de strafrechtelijke procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond.
Deze uitspraak is gewezen door mr. J.E. Biesma, mr. M. Brinksma en mr. M. Haisma en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2016, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees als griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.