13.2Ten aanzien van de aanschaf van de auto’s overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft gesteld dat eiseres de aanschaf van de Volkswagen Polo's heeft voldaan uit andere inkomsten dan haar salaris. Tijdens het gesprek op 1 september 2014 heeft eiseres die stelling echter al gemotiveerd weersproken. Ter zitting heeft zij deze betwisting herhaald en toegelicht, waarmee zij het vermoeden van verweerder afdoende heeft ontzenuwd omdat de door verweerder geschetste zaken daardoor redelijkerwijs moeten worden betwijfeld. Gelet hierop had het op de weg van verweerder gelegen zijn standpunt nader te onderbouwen en nu hij dit heeft nagelaten heeft verweerder niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Dit leidt ertoe dat de rechtbank ervan uitgaat dat eiseres de met de aankoop van de Volkswagen Polo in 2010 en 2011 gepaard gaande betalingen van respectievelijk € 6.999 en € 8.040 (zie 1.8) niet zelf heeft voldaan, althans dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat daar tegenover inkomsten hebben gestaan die eiseres heeft genoten. Gelet hierop zal de rechtbank het door verweerder gestelde resultaat uit overige werkzaamheden dat met voormelde bedragen verband houdt (zie 1.8), buiten beschouwing laten.
14. Op grond van al het voorgaande is het beroep gericht tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 ongegrond, en betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 tot en met 2011 gegrond. De rechtbank stelt de belastbare inkomens uit werk en woning van eiseres vast op de volgende bedragen:
- 2009: € 30.509, te weten: € 10.054 (zie 1.1) + € 37.955 (zie 1.8) - € 17.500 (zie 9.1);
- 2010: € 26.249, te weten: € 8.989 (zie 1.1) + € 29.509 (zie 1.8) - € 5.250 (zie 9.1) - € 6.999
(zie 13.2).
- 2011: € 24.343, te weten: € 7.195 (zie 1.1) + € 25.188 (zie 1.8) - € 8.040 (zie 13.2).
De boetebeschikkingen bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 tot en met 2012
15. De rechtbank stelt vast dat aan eiseres is meegedeeld dat ter zake de navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 en 2010 verzuim- én vergrijpboetes zouden worden opgelegd. Op de betreffende aanslagbiljetten staan echter alleen vergrijpboetes vermeld. Ook in de toelichtingen op de aangiftebiljetten wordt uitsluitend verduidelijkt waarom verweerder vergrijpboetes heeft opgelegd (zie 1.15). Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat door verweerder bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 en 2010 geen verzuimboetebeschikkingen zijn vastgesteld. Dat volgens verweerder de bedragen voor de verzuim- en vergrijpboetes bij elkaar zijn opgeteld en onder de noemer vergrijpboete op de aanslagbiljetten staan vermeld, en eiseres dit mogelijk ook zo heeft begrepen, maakt dat niet anders.
16. Op grond van 67e van de AWR kan de inspecteur met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven aan een belastingplichtige een vergrijpboete opleggen, indien het aan diens opzet of grove schuld is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven, een vergrijpboete opleggen. In de gegeven situatie heeft verweerder van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
Volgens verweerder is er in de belastingjaren 2009 en 2010 primair sprake van opzet aan de zijde van eiseres en subsidiair van grove schuld. Met betrekking tot de belastingjaren 2011 en 2012 heeft verweerder uitsluitend bepleit dat eiseres opzettelijk heeft gehandeld.
17. Eiseres heeft het standpunt van verweerder weersproken. Volgens eiseres heeft zij op geen enkele manier verwijtbaar gehandeld, zodat haar ten onrechte vergrijpboetes zijn opgelegd.