ECLI:NL:RBNNE:2017:2516

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
18/830462-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en taakstraf opgelegd voor diverse diefstallen en pogingen daartoe

Op 10 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en pogingen daartoe. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 618 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De zaak betreft verschillende diefstallen, waaronder de diefstal van een televisie, vlees, een auto, en inbraken in woningen en een oliebollenkraam. De verdachte is op 3 november 2016 betrapt op het stelen van goederen uit een pand in Groningen, en in de periode van 15 tot 25 november 2016 heeft hij meerdere keren geld gestolen uit een geldautomaat. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder een poging tot inbraak in de oliebollenkraam, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname in een verslavingszorginstelling. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, die deels zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830462-16
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/166418-16 en 18/176343-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2017. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.F.P. Mullaart, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/830462-16:
1.
hij op of omstreeks 3 november 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gevestigd aan de [straatnaam]
( [naam bedrijf] ) heeft weggenomen een tv (merk Sharp) en/of vlees,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen bovengenoemd(e) goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode 15 november 2016 tot en met 16 november 2016
te Haren Gn, gemeente Haren, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
vanaf een parkeerplaats nabij het [straatnaam] heeft weggenomen een auto
(merk Peugeot, type 207), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die
weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel;
3.
hij in of omstreeks de periode 15 november 2016 tot en met 16 november 2016 te [pleegplaats] , in de gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen
(onder meer) horloges, etenswaar, kleding (onder meer politiekleding),
sleutels, een beamer en/of tassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen bovengenoemd(e) goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of
valse sleutel;
4.
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2016 tot en met 25 november
2016, in de gemeente Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat bij een
autowasstraat ( [naam bedrijf] ) gevestigd aan de [straatnaam] , heeft weggenomen de
hieronder vermelde goederen, te weten:
-op of omstreeks 23 november 2016, een hoeveelheid geld en/of munten, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of
-op of omstreeks 25 november 2016, een hoeveelheid geld en/of munten, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
geld en/of munten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
5.
hij op of omstreeks 20 november 2016, in de gemeente Groningen, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een oliebollenkraam welke zich bevond op
of aan de [straatnaam] , weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van
het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met
zijn mededaders, althans alleen, een deur van genoemde oliebollenkraam
heeft/hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 18/166418-16:
hij op of omstreeks 11 augustus 2016 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een auto (merk Peugeot met kenteken [nummer] ) weg te nemen
een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang
tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van braak/verbreking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 18/176343-16:
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2016 te [pleegplaats] , gemeente Winsum met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan tankstation [naam bedrijf]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte die weg te nemen aanhangwagen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak/verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 augustus 2016 tot en met 24 augustus
2016 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, althans in Nederland, een goed te
weten een personenauto (merk Daihatsu, type Gran move) heeft verworven,
voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 20 augustus 2016 te Groningen met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk
Daihatsu, type Gran Move), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/830462-16 onder 5 ten laste gelegde. Zij is van mening dat op grond van de aangifte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen nu verdachte heeft ontkend.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/830462-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/166418-16 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/176343-16 onder 1 en 2 primair (opzetheling) ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/830462-16 onder 5 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte heeft gepoogd in te breken in de oliebollenkraam. Uit zijn gedetailleerde verklaring kan blijken dat hij daar in elk geval met een ander is geweest, maar verdachte heeft ontkend dat hij degene was. [medeverdachte] heeft op talloze punten onbetrouwbaar verklaard, zodat onvoldoende overtuigend bewezen kan worden dat verdachte hierbij betrokken was.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/176343-16 onder 2 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij op 24 augustus 2016 de betreffende auto heeft gehuurd van [naam] . Verdachte heeft niet vermoed, laat staan geweten dat de auto gestolen was. Dat hij dit wel had kunnen weten of had moeten vermoeden blijkt niet uit het dossier. Ook de subsidiair ten laste gelegde diefstal van de auto kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt, maar zijn verhaal dat een ruit ingeslagen zou zijn klopt niet met de aangifte waaruit blijkt dat de deur was geforceerd. De raadsman verzoekt de rechtbank om verdachte hiervan vrij te spreken.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman geen opmerkingen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/176343-16 het volgende.
Verdachte is aangehouden in een auto die kort daarvoor bleek te zijn gestolen. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto had gehuurd. Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat de auto van een misdrijf afkomstig was, zodat de rechtbank van oordeel is dat de primair ten laste gelegde opzetheling dan wel schuldheling niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Voorts heeft verdachte ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de autodiefstal. De verklaring van [medeverdachte] , die van verdachte zou hebben gehoord dat hij de auto had gestolen door een ruit in te slaan, wordt niet ondersteund door de aangifte. Daaruit blijkt dat het slot van het rechterportier werd geforceerd. De rechtbank is van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde diefstal niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat zij verdachte hiervan zal vrijspreken.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/830462-16:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 november 2016, opgenomen op pagina 55 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016313133 d.d. 28 februari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 november 2016, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016326101 d.d. 28 februari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2016, opgenomen op pagina 90 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016326252 d.d. 28 februari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
feit 4
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2016, opgenomen op pagina 164 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016334497 d.d. 28 februari 2017, inhoudende de verklaring van [naam] .
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 november 2016, opgenomen op pagina 176 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016334497 d.d. 28 februari 2017, inhoudende de verklaring van [naam] .
feit 5
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2017, opgenomen op pagina 220 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016329794 d.d. 28 februari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik ben eigenaar van een drietal oliebollenkramen in de stad Groningen. De kraam in [wijknaam] staat naast de bloemenwinkel bij het winkelcentrum, zijde [straatnaam] . Tussen zondag 20 november 2016 te 23:00 uur en zondag 20 november 2016 te 23:45 uur heeft men gepoogd in te breken in de oliebollenkraam in [wijknaam] . Een medewerker van mij constateerde dit in de ochtend bij aankomst en heeft mij direct gebeld. Ter plaatse gekomen zag ik enorm veel schade aan de kraam. Ik zag dat men had geprobeerd de deur te forceren, met grof geweld. Men heeft de deur niet kunnen openen en men is dus niet in de kraam geweest. Ook zijn er geen goederen weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 januari 2017, opgenomen op pagina 223 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Al enige weken geleden, de datum weet ik niet meer precies maar het was op een zondagavond, fietste ik samen met mijn vriend [naam] in [wijknaam] . Ik fietste door de [straatnaam] in de richting van de [straatnaam] . Ter hoogte van het winkelcentrum zag ik twee
manspersonen uit het nisje komen. Dit betreft een nisje van het winkelcentrum, naast de bloemenzaak. Ik zag dat een van de personen iets in zijn handen vasthield. Toen we de personen passeerden en zij ons dus ook zagen, zag ik dat de persoon die het voorwerp vast hield, dit weggooide in de bosjes naast hem. Hierna liepen de personen door. Wij fietsten verder en ik hoorde mijn vriend zeggen dat dit voorwerp op een koevoet leek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 225 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Enige weken geleden, ergens in november omstreeks 23.30 uur, bevond ik mij op mijn balkon aan de voorzijde van de woning. Ik hoorde opeens een vreemd geluid, namelijk het intrappen van een deur. Dit kwam van de overkant, aan de rechterkant van het winkelcentrum, en duidelijk hoorbaar. Ik zag nu ook een tweetal personen lopen. De personen kwamen vanuit de richting van het winkelcentrum, nabij de doorgang (nisje). Ik zag dat een van de personen iets in het bosje gooide voor de flat. Dit betrof een langwerpig voorwerp. Ik zag dat de andere persoon verder liep. Ik zag dat de persoon die het voorwerp gooide, bleef staan. Hierop kwam een auto aanrijden. De auto stopte bij de persoon. Ik zag dat de persoon het langwerpig voorwerp weer uit de bosjes haalde en dit in de auto legde. Hierna stapte hij zelf ook in waarop de auto wegreed. De auto betrof een blauw/groene Renault Twingo.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 januari 2017, opgenomen op pagina 311 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
V: [medeverdachte] bij deze poging inbraak is ook een Renault Twingo gezien. Hiervan is een opname gemaakt. [medeverdachte] , jij had toch een Renault Twingo in die periode?
A: Ja, dat kan wel kloppen, wij hebben dat wel gedaan. Ik ben met [verdachte] bij die oliebollenkraam bij [wijknaam] bij de Albert Heijn geweest. Wij zijn daar met de auto heen gereden.
V: Hoe ging dan nu precies?
A: [verdachte] belde mij en vroeg of ik meeging. Ik ben toen met mijn auto, de Renault Twingo, naar de [straatnaam] gereden en heb [verdachte] opgehaald. Wij zijn toen naar [wijknaam] gereden. [verdachte] zei toen tegen mij: 'daar staat nog een oliebollenkraam die ik nog niet gehad heb.' We stonden toen daar en [verdachte] zei: 'kom we gaan.' Wij zijn toen naar de oliebollenkraam gelopen en [verdachte] had een koevoet bij zich. Ik zag toen dat [verdachte] de oliebollenkraam begon open te breken. Ik zag op dat moment mensen op het balkon van een flat staan. Toen kwamen er ook nog twee fietsers aan. Ik ben toen naar een steegje gelopen. Dat is het steegje naar de Albert Heijn toe. Daar zitten meerdere winkels.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de poging tot inbraak in de oliebollenkraam. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de oliebollenkraam samen met verdachte heeft proberen open te breken. Zijn verklaring is gedetailleerd en komt overeen met hetgeen de getuigen [naam] en [naam] blijkens hun verklaringen hebben gezien. Voorts acht de rechtbank het onduidelijk waarom de verklaring van [medeverdachte] ten aanzien van dit feit leugenachtig zou zijn nu hij over verdachtes aanwezigheid bij andere zaken (onder 2 en 3 ten laste gelegd) kloppend heeft verklaard. Bovendien heeft hij ook over zijn eigen aandeel verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van [medeverdachte] buiten beschouwing te laten, zodat zij wettig en overtuigend tot een bewezenverklaring kan komen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/166418-16:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 augustus 2016, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016230416 d.d. 12 augustus 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/176343-16:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2016, opgenomen op pagina 65 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016246922 d.d. 1 september 2016, inhoudende de verklaring van [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/830462-16 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/166418-16 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/176343-16 onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/830462-16:
1.
hij op 3 november 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gevestigd aan de [straatnaam] ( [naam bedrijf] ) heeft weggenomen een tv (merk Sharp) en vlees,
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [naam bedrijf] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij in de periode 15 november 2016 tot en met 16 november 2016 te Haren Gn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een parkeerplaats nabij het [straatnaam] heeft weggenomen een auto (merk Peugeot, type 207), toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij in de periode 15 november 2016 tot en met 16 november 2016 te [pleegplaats] , in de gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straatnaam] heeft weggenomen (onder meer) horloges, etenswaar, kleding (onder meer politiekleding),
sleutels, een beamer en tassen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
4.
hij in de periode van 23 november 2016 tot en met 25 november 2016, in de gemeente Groningen, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat bij een autowasstraat ( [naam bedrijf] ) gevestigd aan de [straatnaam] , heeft weggenomen de hieronder vermelde goederen, te weten:
-op 23 november 2016, een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam bedrijf] , en
-op 25 november 2016, een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam bedrijf] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
5.
hij op 20 november 2016, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een oliebollenkraam welke zich bevond op of aan de [straatnaam] , weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, een deur van genoemde oliebollenkraam hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 18/166418-16:
hij op 11 augustus 2016 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (merk Peugeot met kenteken [nummer] ) weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 4] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 18/176343-16:
1.
hij op 23 augustus 2016 te [pleegplaats] , gemeente Winsum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen, toebehorende aan tankstation [naam bedrijf]
, waarbij verdachte die weg te nemen aanhangwagen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/830462-16:
1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
3. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
4. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
en
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
in de zaak met parketnummer 18/166418-16:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
in de zaak met parketnummer 18/176343-16:
1. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/830462-16 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/166418-16 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/176343-16 onder 1 en 2 primair (opzetheling) ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Zij heeft daarnaast gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden worden gekoppeld waaronder een klinische opname in het Intramuraal Motivatiecentrum (verder: IMC) te Beilen ingaande op 7 augustus 2017 voor de maximale duur van 12 maanden. Hierna zal verdachte moeten meewerken aan de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft geadviseerd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een voorwaardelijke gevangenisstraf met een duur zodanig dat verdachte op 7 augustus 2017 kan worden opgenomen in het IMC te Beilen. De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een ambulant vervolgtraject.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse diefstallen en pogingen daartoe. Met name de woninginbraak en de diefstal van de auto, die hij achtereenvolgens pleegde toen hij in een door hem opgebroken auto huissleutels aantrof en in de woning van het slachtoffer de autosleutels, neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. Voorts heeft verdachte bij een aantal bedrijven deuren geforceerd en wasautomaten opengebroken om zodoende geldbedragen te kunnen bemachtigen en heeft hij een aanhangwagen weggenomen. Niet alleen heeft verdachte, door zich schuldig te maken aan deze strafbare feiten, te kennen gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen, maar hij heeft ook de eigenaren van de goederen overlast en schade bezorgd. Ook draagt hij door zijn handelen bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in het algemeen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Blijkens het reclasseringsrapport is verdachte sinds zijn negentiende bekend met verslavingsproblematiek, waarvoor zowel ambulante als klinische behandeling is ingezet. Tot twee jaar geleden was verdachte in staat om naar maatschappelijke verwachtingen te functioneren. Het einde van zijn relatie had zowel emotionele als financiële problemen tot gevolg die leidden tot een vlucht in cocaïnegebruik. Zijn financiële problemen liepen dermate hoog op dat dit inbeslagname van zijn autobedrijf en het kwijtraken van zijn woning tot gevolg had. Sindsdien heeft verdachte geen inkomen, forse schulden (circa € 100.000,00), geen dagbesteding en geen zelfstandige woonruimte. De reclassering heeft aangegeven dat zij, hoewel interventies tot dusver ontoereikend waren om gedragsveranderingen te bewerkstelligen en verdachte recent voortijdig is vertrokken uit het IMC, bij verdachte de afgelopen maanden wel een motivatie voor behandeling zien. In de huidige situatie lijkt verdachte niet over vaardigheden te beschikken om zelfstandig zijn leefsituatie te verbeteren en is het risico op een terugval in middelengebruik en, dientengevolge, delictgedrag onverminderd hoog. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven het klinische en ambulante behandeltraject, zoals de reclassering dat heeft geadviseerd, te willen doorlopen.
De rechtbank merkt op dat zij ook het maatschappelijk belang van dit behandeltraject inziet. Derhalve zal zij een straf opleggen die conform de eis van de officier van justitie inhoudt dat verdachte na een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf 7 augustus 2017 opgenomen zal worden voor een klinische behandeling in het IMC te Beilen. Verdachte krijgt hierbij een flinke stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast zal de rechtbank, gezien de hoeveelheid strafbare feiten en de ernst daarvan, de maximale werkstraf opleggen. Deze straf is zwaarder dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat die onvoldoende recht doet aan de ernst en de hoeveelheid van de feiten.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 357,64 ter zake van materiële schade en € 300,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [naam bedrijf] , tot een bedrag van € 13.289,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 150,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
4. [naam bedrijf] , tot een bedrag van € 9.571,92 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
5. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 253,41 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van alle hiervoor genoemde vorderingen benadeelde partij, alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 18/176343-16 ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat hij geen opmerkingen heeft over het gedeelte van de gevorderde schade van [naam bedrijf] betreffende de aanhangwagen en het doorgeknipte slot. Het gedeelte ten aanzien van de gereedschapskist is niet ten laste gelegd en de hiervoor gevorderde schade kan derhalve niet worden toegewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gepleit voor vrijspraak, zodat hij verzoekt de benadeelde partij in deze zaak, te weten [slachtoffer 5] , niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
In de zaak met parketnummer 18/830462-16 ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman naar voren gebracht dat de door [naam bedrijf] gevorderde schade te moeilijk te beoordelen is, zodat dit niet in het strafproces kan worden afgedaan. Op de camerabeelden van 25 november 2015 zijn de bedieningszuilen, die op 23 november dermate zouden zijn beschadigd dat ze vervangen moesten worden, nog in gebruik. Er wordt wel een bedrag van € 7.000,00 gevorderd voor de vervanging. De raadsman verzoekt de rechtbank om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
1. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/830462-16 onder 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2016.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
2. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij [naam bedrijf] schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/830462-16 onder 4 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade ten aanzien van de wasboxzuilen te kunnen beoordelen. De vordering is onderbouwd met een offerte waarin de zuilen geheel lijken te worden vervangen, terwijl onvoldoende is onderbouwd dat niet had kunnen worden volstaan met reparatie, nu er aanwijzingen zijn dat de zuilen na de eerste diefstal nog hebben gefunctioneerd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom voor dit gedeelte niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De hoogte van de schade ten aanzien van de doekautomaat, te weten € 658,45, is niet betwist en zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 november 2016.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/166418-16 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2016.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [naam bedrijf] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/176343-16 onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank constateert dat diefstal van de gereedschapskist niet is ten laste gelegd, zodat zij de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk zal verklaren. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de aanhangwagen en het slot, heeft de raadsman niet betwist. De vordering zal daarom deels worden toegewezen tot het bedrag van € 795,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2016.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
5. De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij [slachtoffer 5] zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/176343-16 onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/830462-16 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/166418-16 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/176343-16 onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 618 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 360 dagen), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 3 werkdagen na zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland, op de locatie van het IMC, Altingerweg 1 te Beilen, of op een door de reclassering aan te wijzen locatie. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
2. dat de veroordeelde op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich vanaf 7 augustus 2017 laat opnemen in het IMC te Beilen, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van DIZ, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. Veroordeelde dient vervolgens het advies van het IMC met betrekking tot eventuele vervolgbehandeling op te volgen voor de duur van maximaal 12 maanden.
3. Veroordeelde wordt, indien geïndiceerd, verplicht om mee te werken aan verblijf in een nader te bepalen beschermende woonvorm, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit nodig acht.
4. Veroordeelde dient, na de klinische fase, mee te werken aan het afnemen van drugstests (urinecontrole, speekseltest) en bij geconstateerd gebruik de aanwijzingen van de reclassering op te volgen.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
1. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/830462-16, feit 2 en 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
657,64(zegge: zeshonderdzevenenvijftig euro en vierenzestig eurocent), (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2016).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 657,64 (zegge: zeshonderdzevenenvijftig euro en vierenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 357,64 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
2. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/830462-16, feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam bedrijf]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
658,45(zegge: zeshonderdachtenvijftig euro en vijfenveertig eurocent), (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2016).
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam bedrijf] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam bedrijf] te betalen een bedrag van € 658,45 (zegge: zeshonderdachtenvijftig euro en vijfenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam bedrijf] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
3. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/166418-16:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
150,00(zegge: honderdvijftig euro), (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2016).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen
4. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/176343-16
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam bedrijf]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
795,00(zegge: zevenhonderdvijfennegentig euro) (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2016).
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam bedrijf] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam bedrijf] te betalen een bedrag van € 795,00 (zegge: zevenhonderdvijfennegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam bedrijf] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen
5. Ten aanzien van 18/176343-16, feit 2:
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2017.
mr. Venema-Dietvorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.