ECLI:NL:RBNNE:2017:2737

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
18-850004-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van gewapende overval en veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs

Op 20 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van een gewapende overval en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. De zaak vond plaats in Groningen en de verdachte was ten tijde van de zitting in detentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van medeplegen van de overval. De verdachte had weliswaar contact gehad met medeverdachten, maar er was geen bewijs dat hij aanwezig was bij de overval of dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het misdrijf. Daarom werd hij vrijgesproken van de tenlastelegging van medeplegen en medeplichtigheid.

Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 24 januari 2017 opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder cocaïne, heroïne en MDMA, aanwezig had in zijn woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850004-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [plaats] ,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting verblijvende in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een horloge (Rolex), een ring en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , en/of
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (Iphone) en/of (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededaders,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben (be)geleid en/of zich samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben begeven, en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die flat is/zijn binnen gegaan, en/of
- in die flat, (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet/geduwd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "geld, geld, geld", en/of
- een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen,
en/of
hij op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van:
- een horloge (Rolex), een ring en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , en/of
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (Iphone) en/of (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn
mededaders,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben (be)geleid en/of zich samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben begeven, en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die flat is/zijn binnen gegaan, en/of
- in die flat, (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet/geduwd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "geld, geld, geld", en/of
- een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een horloge (Rolex), een ring en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , en/of
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (Iphone) en/of (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
zijn/hun mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s),
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben (be)geleid en/of zich samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben begeven, en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die flat is/zijn binnen gegaan, en/of
- in die flat, (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet/geduwd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "geld, geld, geld", en/of
- een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen,
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van:
- een horloge (Rolex), een ring en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , en/of
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (Iphone) en/of (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
zijn/hun mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s),
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben (be)geleid en/of zich samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben begeven, en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die flat is/zijn binnen gegaan, en/of
- in die flat, (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet/geduwd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "geld, geld, geld", en/of
- een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/ [medeverdachte 2] , althans een of meer andere mededader(s), te tippen over de aanwezigheid van geld en/of goederen bij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een afspraak te maken/regelen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanwijzingen te geven om naar een flat/locatie te gaan, waar zich die [medeverdachte 1] , althans een of meer andere mededader(s), bevonden.
2. hij op of omstreeks 24 januari 2017, in de gemeente Groningen, opzettelijk in een woning gelegen aan [adres 1] aanwezig heeft gehad,
- 104,26 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 7,23 gram althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of
- 5,38 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA (telkens) (een middel)(en) als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar diverse bewijsmiddelen geconcludeerd dat er voldoende bewijs voorhanden is voor het onder 1 primair (medeplegen van afpersing) en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte weliswaar telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachten, maar dat niet kan worden bewezen dat verdachte de tweede persoon is geweest die aangevers en [medeverdachte 2] bij de flat heeft staan opwachten. Uit de telecomgegevens volgt dat de telefoon van verdachte een zendmast elders in de stad heeft aangestraald op het moment dat de twee vermoedelijke daders blijkens de camerabeelden al bij de flat zijn. Ook kort na de overval heeft de telefoon van verdachte een zendmast elders in de stad aangestraald. Deze gegevens indiceren derhalve dat verdachte zich op die momenten niet in de buurt van de vermoedelijke overval heeft bevonden. De raadsman heeft voorts naar voren gebracht dat uit het WhatsApp-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] niet kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de vermoedelijke overval noch dat hij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het leveren van een actieve bijdrage aan de overval. Hem is slechts door [medeverdachte 1] gevraagd om [medeverdachte 2] in te lichten en hem daarover terug te berichten. Verdachte was hierbij in de veronderstelling dat [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] had afgesproken en naderhand thuis zou worden afgezet, vandaar de bewoordingen "jij wordt ook gedropt". Het woord droppen kent namelijk meerdere betekenissen, waaronder de betekenis "afzetten". Naast dit gesprek is er geen ander bewijsmiddel waaruit volgt dat verdachte van de ripdeal heeft afgeweten, aangezien de verklaring van [medeverdachte 2] waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij aan verdachte een rol bij de overval toedicht niet betrouwbaar is en de verklaring op dat punt bovendien, gelet op de "Vidgen" jurisprudentie, van het bewijs dient te worden uitgesloten. Een deel van de telefonische contacten met [medeverdachte 1] is voorts door [medeverdachte 2] gevoerd, terwijl evenmin bekend is wat er tijdens de gesprekken is besproken. Indien de rechtbank wel bewezen acht dat sprake is van opzet dan kan in de visie van de raadsman niet bewezen worden dat sprake is van medeplegen, nu het aandeel van verdachte ligt in de sfeer van "inlichtingen verstrekken". Dit is een handeling die doorgaans met medeplichtigheid in verband wordt gebracht en onvoldoende is om een "wezenlijke bijdrage" zoals vereist voor medeplegen aan te nemen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat een deel van de inbeslaggenomen pillen enkel is onderworpen aan een indicatieve test, zodat niet kan worden bewezen dat dit deel van de tabletten MDMA bevat.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring volgt dat verdachte zich op de dag van de overval in het gezelschap van [medeverdachte 2] heeft bevonden, met hem naar Drachten is gereden en hem vervolgens in Groningen heeft afgezet, waarna [medeverdachte 2] bij aangevers in de auto heeft plaatsgenomen. Ook volgt hieruit dat verdachte telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] en dat hij een WhatsApp-gesprek met [medeverdachte 2] heeft gevoerd, waarin hij aangeeft dat [medeverdachte 2] moet aanbellen bij de flat en dat hij ook "gedropt" wordt. Hierna zijn aangevers door twee mannen met vuurwapens bedreigd en hebben zij geld en goederen afgegeven. Het dossier bevat echter geen bewijsmiddelen waaruit kan worden afgeleid dat verdachte de persoon is geweest die met [medeverdachte 1] aangevers [medeverdachte 2] heeft opgewacht bij de flat aan [adres 2] en hen vervolgens met vuurwapens heeft afgeperst. Op het moment dat blijkens de tijdsaanduiding op de camerabeelden twee mannen bij de flat te zien zijn, van wie één persoon wordt herkend als [medeverdachte 1] , straalt de telefoon van verdachte niet de zendmast aan die normaliter wordt aangestraald als de telefoon in de omgeving van de flat aan [adres 2] is. Ook het WhatsApp-gesprek met [medeverdachte 2] duidt niet op aanwezigheid van verdachte ter plaatse. De rechtbank acht aldus niet bewezen dat verdachte ten tijde van de overval aanwezig is geweest bij of in de flat.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering van de afpersing en de bijdrage van verdachte aan het misdrijf is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid overweegt de rechtbank dat zij gelet op de wijze waarop de tenlastelegging is ingericht niet kan bewijzen dat verdachte door de daarin aangeduide feitelijke gedragingen, die toegesneden lijken te zijn op [medeverdachte 2] , behulpzaam is geweest bij het door anderen gepleegde misdrijf.
Verdachte zal derhalve eveneens worden vrijgesproken van de hem subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid.
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 24 januari 2017 verbleef ik op het adres van [medeverdachte] , te weten [adres 1] te Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2017, opgenomen op pagina 20 e.v. van het relaas, opgenomen in ordner 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016292403 d.d. 30 maart 2017, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 24 januari 2017 werd de verblijfplaats van [verdachte] aan [adres 1] te Groningen doorzocht. De volgende goederen werden inbeslaggenomen.
- Goednummer 829829: lepel wit en bruin poederresten. Netto 1,77 gram.
SIN AAKC2885NL
- Goednummer 829865: 2 zakjes brokkelig poeder beige.
zak 1: Netto 37,74 gram. SIN AAKC2751NL
zak 2: Netto 64,29 gram. SIN AAKC2753NL
Allemaal positief getest op cocaïne.
- Goednummer 829861: Bruin poeder in Nike schoenendoos. Netto 7,23 gram.
Positief getest op heroïne. SIN AAKC2876NL
- Goednummer 829870: (blauwe) pillen o.a. "Tesla". Positief getest op MDMA.
SIN AAKE9203NL
3. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.02.07.161, d.d. 13 februari 2017, opgenomen op p. 291 e.v. van ordner 1 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de deskundige:
Na onderzoek van het ontvangen materiaal is de conclusie dat:
AAKC2885NL cocaïne bevat;
AAKC2876NL heroïne bevat;
AAKC2751NL cocaïne bevat;
AAKC2753NL cocaïne bevat;
AAKE9203NL (in totaal volgens opgave 2,98 gram, 7 gleuftabletten, poeder en tabletdelen, blauw, Tesla logo) MDMA bevat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 januari 2017, opgenomen op pagina 51 e.v. van ordner 2 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
V: Waar sta je ingeschreven?
A: [adres 1] te Groningen. [verdachte] sliep en at bij mij.
V: Wie hebben allemaal sleutels van jouw woning?
A: Ik en [verdachte] .
V: In jouw woning is drugs aangetroffen, reageer daar eens op?
A: De drugs zijn niet van mij.
V: Van wie is het dan?
A: Van [verdachte] . [verdachte] is de enige die sleutels heeft van mijn woning.
De rechtbank acht gelet op bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, heroïne en diverse pillen bevattende MDMA (met logo "Tesla") aanwezig heeft gehad. Nu ten aanzien van de pillen met andere logo´s, waaronder de pillen met het logo "minions" enkel een indicatieve test heeft plaatsgevonden en er geen aanvullend bewijs is waaruit kan volgen dat daadwerkelijk sprake is van pillen met MDMA, zal de rechtbank deze pillen buiten beschouwing laten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 24 januari 2017, in de gemeente Groningen, opzettelijk in een woning gelegen aan [adres 1] aanwezig heeft gehad,
- 103,80 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 7,23 gram van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
- 2,98 gram van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en heroïne en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en
2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Zij heeft hierbij gewezen op de strafverzwarende omstandigheden, te weten dat sprake is van medeplegen en het gebruik van vuurwapens.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ingeval van bewezenverklaring van feit 1 en 2 bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf van kortere duur wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een first offender is en hij een beperkte mate van betrokkenheid heeft gehad bij het feit. Daarnaast heeft hij gewezen op een werkinstructie van het Openbaar Ministerie van 2015 waarin bij het medeplegen van een gewapende overval 15 maanden als eis geïndiceerd is. Indien enkel een veroordeling volgt voor het onder 2 ten laste gelegde feit dient volgens de raadsman te worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de reeds ondergane duur van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs, te weten heroïne, MDMA en een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Opvallend is dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zelf geen harddrugs te gebruiken. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke stoffen een gevaar vormen voor de volksgezondheid en dat de verkrijging en het gebruik daarvan velerlei vormen van (vermogens)criminaliteit en overlast meebrengen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte weliswaar eerder, maar niet voor een soortgelijk feit onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hoeveelheid harddrugs die inbeslaggenomen is en de omstandigheid dat sprake is van meerdere soorten harddrugs, terwijl verdachte bovendien heeft verklaard zelf geen harddrugs te gebruiken, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat de harddrugs zijn aangetroffen in een slaapkamer van de woning waar eveneens de jonge kinderen van verdachte verbleven.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake het onder 1 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.362,50 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 1.600,00 hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel kan worden toegewezen. De schade bestaande uit het verlies van een armband en de schade aan de jassen dient niet te worden toegewezen, aangezien uit de aangifte niet blijkt dat deze schade ten gevolge van het delict is geleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Bij bewezenverklaring van feit 1 kan de raadsman zich vinden in hetgeen de officier van justitie hierover naar voren heeft gebracht, waarbij de immateriële schadevergoeding enigszins dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2017.
Mr. Timmer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.