ECLI:NL:RBNNE:2017:2741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
18-830375-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing met geweld tijdens gewapende overval in Groningen

Op 20 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval in Groningen op 12 oktober 2016. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van afpersing, waarbij hij samen met anderen de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], naar een flat leidde onder het voorwendsel van een illegale handel. Eenmaal in de flat werden de slachtoffers bedreigd met vuurwapens en gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank oordeelde dat de bijdrage van de verdachte aan de afpersing, hoewel hij zelf geen wapens hanteerde, van zodanig gewicht was dat dit als medeplegen kon worden aangemerkt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, waarbij ook de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte werd herroepen vanwege het plegen van een nieuw strafbaar feit. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 1.600,00 toegewezen aan [slachtoffer 2] voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830375-16
vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling parketnummer 18/850456-13
(v.i.-zaaknummer: 99/000153-35)
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in de PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een horloge (Rolex), een ring en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , en/of
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (Iphone) en/of (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededaders,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben (be)geleid en/of zich samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben begeven, en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die flat is/zijn binnen gegaan, en/of
- in die flat, (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] enlof [slachtoffer 2] , en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet/geduwd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "geld, geld, geld", en/of
- een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen,
en/of
hij op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van:
- een horloge (Rolex), een ring en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , en/of
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (Iphone) en/of (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn
mededaders,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben (be)geleid en/of zich samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben begeven, en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die flat is/zijn binnen gegaan, en/of
- in die flat, (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet/geduwd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "geld, geld, geld", en/of
- een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een horloge (Rolex), een ring en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , en/of
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (Iphone) en/of (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
zijn/hun mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s),
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben (be)geleid en/of zich samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben begeven, en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die flat is/zijn binnen gegaan, en/of
- in die flat, (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet/geduwd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "geld, geld, geld", en/of
- een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen,
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van:
- een horloge (Rolex), een ring en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , en/of
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (Iphone) en/of (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
zijn/hun mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s),
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben (be)geleid en/of zich samen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een flat heeft/hebben begeven, en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] die flat is/zijn binnen gegaan, en/of
- in die flat, (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet/geduwd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd/gezegd: "geld, geld, geld", en/of
- een vuurwapen heeft/hebben doorgeladen,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op of omstreeks 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] , althans een of meer andere mededader(s), te tippen over de aanwezigheid van geld en/of goederen bij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een afspraak te maken/regelen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aanwijzingen te geven om naar een flat/locatie te gaan, waar zich die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] , althans een of meer andere mededader(s), bevonden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing gevorderd. Zij heeft aangevoerd dat de rol van verdachte als medepleger dient te worden aangemerkt, aangezien hij een cruciale rol heeft gespeeld door aangevers in contact te brengen met zijn mededaders, aangevers naar de plaats delict te sturen, aanwijzingen te ontvangen van [medeverdachte 2] en aangevers op deze wijze te besturen. Daarbij heeft verdachte, gelet op het WhatsApp-bericht dat hij ontving en waarin stond "Jij wordt ook gedropt" willens en wetens aanvaard dat er iets stond te gebeuren dat het daglicht niet kon verdragen en dat daarbij mogelijk wapens gebruikt zouden kunnen worden. Dat verdachte er vandoor ging op het moment dat de wapens tevoorschijn kwamen, maakt dit in de visie van de officier van justitie niet anders.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het gebruik van wapens, aangezien verdachte niet wist wat het doel van de ontmoeting met aangevers was. Daarnaast heeft verdachte zich teruggetrokken op het moment dat de wapens werden getrokken, zodat er een contra-indicatie voor medeplegen aanwezig is. Aangezien verdachte niet op de hoogte was van het plan aangevers met wapens van geld en goederen te beroven, kan evenmin worden bewezen dat hij medeplichtig was aan het feit, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
1. Ik heb op 12 oktober 2016 te Groningen contact gehad met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over handel. Ik ben later die middag bij hen in de auto gestapt en heb gezegd waar ze heen moesten rijden. Het adres ontving ik van een andere persoon. Ik heb [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de flat aan [adres 1] gebracht en ben met hen de flat ingegaan. Vervolgens zijn wij samen met twee andere mannen de lift ingegaan. Toen ik zag dat er door de andere personen een wapen werd getrokken, ben ik weggerend. [medeverdachte 2] is een goede vriend van mij. Hij staat onder [naam 1] en onder [naam 2] in mijn telefoon.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 oktober 2016, opgenomen op pagina 68 e.v. van ordner 2 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Gisteren, 12 oktober 2016, zag ik twee jongens, waaronder [slachtoffer 1] . Ze vroegen mij of ik schoenen kon regelen. Dat betekent dat je een bolletje coke kan regelen. We liepen met zijn vijven naar boven en die jongens hebben [slachtoffer 1] en die vriend onder schot gehouden. Ik ben weggerend. Daarvoor was ik in de auto naar Drachten gegaan. [slachtoffer 1] en zijn vriend hebben gewacht bij de KFC. Toen ik bij hen kwam, zijn we naar [adres 1] gereden. Ik kreeg een sms van de jongen die de handel zou regelen dat ik naar [adres 1] moest gaan.
Toen we bij de flat aankwamen stond die jongen van wie ik die schoen zou kopen al buiten. Ik vroeg nog aan hem in het Antilliaans "heb je het" en hij zegt: "Nee, boven. Komen jullie maar mee." Ik zei tegen [slachtoffer 1] en zijn vriend: "Kom we gaan naar boven." Toen ik door de deur van de flat naar binnen ging zag ik iemand anders. We gingen uiteindelijk allemaal in de lift. We stapten uit de lift en toen zag ik dat [slachtoffer 1] en die jongen in bedwang werden gehouden met een wapen. Ik ben gaan rennen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 oktober 2016, opgenomen op pagina 89 e.v. van ordner 2 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik word geconfronteerd met een appgesprek met [medeverdachte 2] en mij wordt gevraagd wat "jij wordt ook gedropt" betekent. Dat betekent "Jij wordt ook gepakt". Ik heb hen daar gebracht. Ik heb niet aangebeld. Ik zou het doen, maar het was niet nodig.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 februari 2016, opgenomen op pagina 116 e.v. van ordner 2 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben met [medeverdachte 2] , hiermee bedoel ik [medeverdachte 2] , naar Drachten gereden. Terug in Groningen ben ik door [medeverdachte 2] afgezet bij de Shell, gelegen aan de Europaweg. Ik ben vervolgens met de aangevers naar de [adres 1] gegaan. Ik heb met de telefoon van [medeverdachte 2] gebeld. Ik ken een [alias medeverdachte 1] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 oktober 2016, opgenomen op pagina 16 e.v. van ordner 1 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]
Op woensdag 12 oktober 2016 was ik in de stad Groningen met [slachtoffer 2] . Ik zag een bekende van me. Dit betrof [verdachte] . [verdachte] en ik raakten in gesprek over handel en hij zei dat hij wat kon regelen. Hierop zei [verdachte] dat hij mijn telefoonnummer moest hebben en mij zo erover terug zou bellen. [verdachte] stuurde later een spraakbericht via WhatsApp. [verdachte] zei iets van: "Ik ben nu onderweg naar Assen en ben zo terug. Dan kunnen we afspreken" of woorden van gelijke strekking. Op een gegeven moment stuurde ik [verdachte] een spraakbericht via WhatsApp. [verdachte] zei dat hij bij de Shell bij KFC was. Wij zijn toen naar die Shell gereden en daar kwam [verdachte] aan lopen. [verdachte] stapte toen bij ons achter in de auto. [verdachte] heeft gezegd dat wij naar [adres 1] in Selwerd moesten. Toen wij aankwamen bij de flat stond er een donkere jongen op ons te wachten. Wij stapten uit de auto en [verdachte] ook. Toen zag ik dat [verdachte] met die jongen alleen ging praten. Op een gegeven moment zei die jongen dat we de flat in moesten en wij liepen met z'n allen naar de ingang van de flat. Toen wij voor de deur van de flat stonden werd de deur opengedaan door een andere donkere jongen die al in de flat was. Wij liepen toen alle vijf naar de lift, namelijk [verdachte] , [slachtoffer 2] , die twee onbekende mannen en ik. Een van de jongens drukte op een knop en de lift ging omhoog. Op een gegeven moment kwamen wij bij een verdieping uit en stapten uit de lift. Wij gingen toen met de trap, [verdachte] voorop dan [slachtoffer 2] , kleinere jongen, ik en achter mij die langere jongen. Toen wij bij de trap waren trokken de jongens meteen automatische wapens. De kleinere jongen trok een Uzi, ik herken deze als een Uzi omdat ik het spel Call of Duty speel en daar schiet je vaak met een Uzi. De langere jongen trok een AK-47. Deze herkende ik omdat het best vaak op televisie is geweest. [verdachte] rende hard weg naar beneden dus bleven [slachtoffer 2] en ik achter met die twee jongens met hun automatische wapens. De langere jongen duwde mijn linker mouw naar achteren en deed mijn Rolex af. Vervolgens trok hij aan mijn ring en ik hielp hem en gaf hem mijn ring mee omdat ik bang was dat het wapen zou afgaan. Terwijl hij dit bij mij deed zag ik dat de kleinere jongen de Uzi op het hoofd van [slachtoffer 2] had gezet. De kleinere jongen zei daarbij: "Geld, geld, geld". De langere jongen trok mijn telefoon uit mijn broekzak en ik zei toen dat wij geen geld hadden maar dat er in de auto geld lag. Op een gegeven moment zag ik dat de
kleinere jongen de slede van de Uzi naar achteren haalde. Hierdoor wist ik dat het een echte Uzi betrof. Ik zei tegen [slachtoffer 2] dat hij de autosleutels maar moest geven. De jongens gingen met de sleutels naar beneden. Terwijl die jongens naar de auto liepen zeiden zij dat als er niets in de auto zou liggen zij dan terug zouden komen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 oktober 2016, opgenomen op pagina 21 e.v. van ordner 1 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op woensdag 12 oktober 2016 was ik met een vriend van mij, [slachtoffer 1] , in de stad
Groningen. Bij de broodjeszaak kwamen we een jongen (man 1) tegen die iets kon regelen. Hij heeft zijn telefoonnummer aan [slachtoffer 1] gegeven. Man 1 zou die dag nog van zich laten horen. We hadden afgesproken dat we zouden wachten op de parkeerplaats bij de KFC. Van daaruit zouden we bij een vriend van de jongen de handel gaan bekijken. We hebben ongeveer een half uur op de parkeerplaats staan wachten. Er is onderling wel steeds contact geweest. Uiteindelijk kwam man 1 lopend op de parkeerplaats. Man 1 is bij ons in de auto gestapt. Ik reed en [slachtoffer 1] zat op de passagiersstoel. Man 1 zei dat we naar de [adres 1] moesten rijden. Buiten de flat werden we opgewacht door één persoon. Hem noem ik man 2. We stonden bij de auto. Man 1 gaf aan dat we wel even zouden wachten. Man 2, die ons op had gewacht, zei dat we wel even mee konden lopen naar binnen. We zijn met de man meegelopen. Toen we naar de portiekdeur van de flat liepen, werd de deur van de flat open gedaan door een tweede man. Deze man noem ik man 3. We liepen met z'n allen de lift in. Man 2 en 3 gingen ook mee de lift in. We stapten met zijn allen uit de lift. Man 2 liep linksaf richting de trap. [slachtoffer 1] en ik liepen achter hem aan. Man 2 ging de trap af naar beneden. [slachtoffer 1] liep vlak achter man 2. Toen man 2 een paar treden naar beneden was, zag ik dat hij [slachtoffer 1] vastpakte en hem tegen de muur drukte. Gelijk daarop voelde ik dat ik werd vastgepakt en naar boven getrokken werd. Ik werd vastgepakt door man 3. Ik zag dat man 3 een Uzi uit zijn rugzak haalde. Ik herkende dat het een Uzi was. Ik zag dat de Uzi gelijk doorgeladen werd. Man 3 hield mij en [slachtoffer 1] onder schot. Ondertussen was man 2 bij [slachtoffer 1] bezig om hem te strippen. Zodra de wapens in beeld kwamen, vluchtte man 1 gelijk via de trap naar beneden. Toen man 2 klaar was met [slachtoffer 1] kwam hij de trap oplopen. Ik zag dat hij een vuurwapen uit zijn jas/vest haalde. Ik herkende dit vuurwapen als een AK-47. Hier zat aan de achterkant geen steun die je tegen je schouder kan zetten. Man 2 richtte de AK-47 op mij en vroeg om geld. Ik zei dat ik geen geld had. Ik werd door de man 3 gefouilleerd. Ik had in mijn broekzak 600 euro zitten. Ik moest zelf mijn zakken leeg halen. Ik had ook de autosleutel in mijn zak. Deze moest ik ook afgeven. Via de trap gingen man 2 en 3 naar beneden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 167 e.v. van ordner 2 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
V: Wij tonen jou een foto en horen graag van jou wie jij ziet op deze foto. Ken je de personen op deze foto?
A: Ja, [medeverdachte 1] . Dat is de persoon met de grijze trainingsbroek en legerkleurige jas. Ik ken [alias medeverdachte 1] . Hij is kapper. Nadat ik [verdachte] op 12 oktober had afgezet, ben ik weggereden. Toen ik wegreed, werd ik gebeld door iemand die vroeg naar [naam 3] . Ik zei toen dat [naam 3] was uitgestapt. Ik had [alias medeverdachte 1] gebeld. Toen ik hem belde, vroeg hij mij waar [naam 3] was.
- Opmerking rechtbank: de achter het proces-verbaal gevoegde foto betreft een foto afkomstig van de camerabeelden van de flat in de tijdsperiode dat het feit heeft plaatsgevonden.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2016, opgenomen op pagina 39 e.v. van ordner 1 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 17 oktober 2016 heb ik een onderzoek ingesteld naar de veiliggestelde gegevens uit de mobiele telefoon van [verdachte] . In de telefoongegevens trof ik een WhatsApp-gesprek aan tussen ene [naam 4] en [naam 1] . Het WhatsApp-account op het toestel is degene die de naam [naam 4] draagt. [naam 1] is een contact dat in de telefoon staat opgeslagen onder [nummer] .
nummer (
[naam 1] ) [alias medeverdachte 1] zeg
[nummer] ( [naam 1] ) Kom aanbellen
[nummer] ( [naam 1] ) Met hun
nummer (
[verdachte] ) Ai doen. Ik Hun bijfen in de
auto okie ik bel aan ai
nummer ( [verdachte] ) Zo speel ik dat
nummer (
[naam 1] ) Bel maar aan met hun
nummer ( [naam 1] ) Ga binnen
nummer ( [naam 1] ) Met hun
nummer( [naam 1] ) Jij word ook gedropt
nummer ( [naam 1] ) App me als je daar ben
nummer (
[naam 1] ) Ze zijn in de portiek
nummer (
[verdachte] ) Okie
nummer ( [verdachte] ) Ik bel aan okie
nummer (
[naam 1] ) App
nummer ( [naam 1] ) Me
nummer ( [naam 1] ) Als je er bent
nummer ( [naam 1] ) Hun staan in de portiek
nummer (
[verdachte] ) Ai
nummer (
[verdachte] ) Jow
nummer(
[verdachte] ) Hoe
Dit gesprek vond plaats op 12 oktober 2016.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen historische gegevens [verdachte] d.d. 16 maart 2017, opgenomen op pagina 103 e.v. van ordner 1 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 14 oktober 2016 zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd van de IMEI-nummers
[nummer] [en nummer]. Deze IMEI-nummers behoren tot de telefoons die in gebruik waren bij [verdachte]. Voor de periode 28 september 2016 tot en met 14 oktober 2016. De twee telefoons zijn in beslag genomen bij [verdachte] en uit de telefoons zijn de IMEI-nummers gelezen.
Analyse historische verkeersgegevens [nummer]:
De verkregen gegevens laten zien dat het bevraagde IMEI-nummer was gekoppeld aan het
telefoonnummer [nummer]. De verkregen gegevens laten zien dat het bevraagde nummer gedurende de aangevraagde periode veel belcontacten heeft gehad met telefoonnummer [nummer]. Dit telefoonnummer stond als contact in de telefoon van [verdachte] onder de naam "[naam 2]". Later in het onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik was bij [medeverdachte 2] voor, tijdens en na de beroving. Uit de printlijst is gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte 2] in de periode 28 september 2016 tot en met 12 oktober 2016 veelvuldig contact met elkaar hebben gehad. Dit betreft inkomende- en uitgaande gesprekken.
De verkregen gegevens laten tevens zien dat er gedurende de aangevraagde periode drie belcontacten zijn geweest tussen [verdachte] en telefoonnummer [nummer]. Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer voor, tijdens en na de beroving in gebruik was bij [medeverdachte 1]. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben 2x contact gehad op 28 september 2016 en 1x op 1 oktober 2016.
Op de dag van de beroving, 12 oktober 2016, staan 7 belcontacten geregistreerd tussen [verdachte] en [medeverdachte 2]. Het eerste contact vond plaats om 12:08:53 uur en het laatste contact om 17:25.28 uur. Voor de belcontacten tussen 17:16:46 uur en 17:25:28 uur, werd gebruik gemaakt van [zendmast] te Groningen. De [zendmast] geeft tevens dekking aan het Plaats Delict. Al deze contacten betreffen gesprekken met het [nummer]. Het betreft de onderstaande contacten met daarbij de aangestraalde masten:
- Uitgaand 12:08:53 25 sec [adres 2] Groningen
- Inkomend 15:22:21 66 sec [adres 3] Groningen
- Inkomend 15:41:09 16 sec [adres 3] Groningen
- Uitgaand 17:16:46 3 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 17:18:57 83 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 17:23.11 22 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 17:25.28 12 sec [adres 4] Groningen
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen gegevens [naam 1] en [naam 2] d.d. 7 maart 2017, opgenomen op pagina 114 e.v. van ordner 1 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 27 oktober 2016 heb ik, verbalisant, historische verkeersgegevens opgevraagd van de nummers [nummer] [en nummer] voor de periode 1 oktober 2016 tot en met 21 oktober 2016.
Analyse historische verkeersgegevens [nummer]:
De verkregen gegevens laten zien dat het bevraagde nummer gebruik maakt van het IMEI-nummer [nummer]. Het bevraagde telefoonnummer stond in het onderzochte toestel van [verdachte] opgeslagen onder de naam "[naam 2]". Gedurende de gehele opgevraagde periode zijn er meerdere contacten met een telefoonnummer van [verdachte]. Dit betreft het [nummer] (16x). Deze contacten hebben plaats gevonden van 9 tot en met 12 oktober 2016.
Op de dag van de beroving, 12 oktober 2016, staan 57 contacten geregistreerd. Het eerste contact vond plaats om 11:01.33 uur en het laatste contact om 17:54.42 uur. Op 12 oktober 2016 zijn contacten geregistreerd met de volgende nummers:
- [nummer] [medeverdachte 1]
- [nummer] [verdachte]
Tussen de tijdstippen 16:46.21 en 17:15.04 (tijdstippen waartussen de beroving plaatsvond) zijn 10 contacten geregistreerd. Al deze contacten betreffen gesprekken met het [nummer]. De contacten betreffen de onderstaande contacten met daarbij de aangestraalde masten:
- Inkomend 16:46.21 33 sec [adres 5] Groningen
- Uitgaand 16:47.18 12 sec [adres 5] Groningen
- Inkomend 16:52.16 12 sec [adres 6] Groningen
- Uitgaand 16:55.16 111 sec [adres 6] Groningen
- Uitgaand 16:58.35 18 sec [adres 7] Groningen
- Inkomend 16:59.34 9 sec [adres 8] Groningen
- Uitgaand 17:01.51 52 sec [adres 9] Groningen
- Uitgaand 17:06.02 7 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 17:07.03 7 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 17:08.28 33 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 17:15.04 211 sec [adres 9] Groningen
Tijdens het onderzoek is naar voren gekomen dat het [nummer] in gebruik was bij [medeverdachte 1]. De aangestraalde mast gelegen aan [adres 4] geeft dekking op de plaats van de beroving.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen historische gegevens [nummer], d.d. 17 maart 2017, opgenomen op pagina 127 e.v. van ordner 1 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 11 november 2016 zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd van het nummer
[nummer] voor de periode 1 oktober 2016 om 00:00 uur tot en met 21 oktober 2016 om 23:59 uur.
Analyse historische verkeersgegevens [nummer]:
De verkregen gegevens laten zien dat het bevraagde nummer gedurende de aangevraagde periode gebruik maakt van IMEI-nummer [nummer].
12 oktober 2016:
Op 12 oktober 2016 vielen de belcontacten tussen telefoonnummer [nummer] in gebruik bij [medeverdachte 1] en telefoonnummer en telefoonnummer [nummer] in gebruik bij [medeverdachte 2] op. Tussen de tijdstippen 15:50:38 en 17:54:42 (tijdstippen waartussen de beroving plaats vond) zijn 23 belcontacten geregistreerd tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Al deze contacten betreffen in- en uitgaande gesprekken tussen nummers [nummer] en [nummer]. Hieronder een overzicht van deze belcontacten met daarbij de aangestraalde zendmasten:
- Inkomend 15:50:38 3 sec Onbekend
- Uitgaand 15:55:47 124 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 16:25:40 160 sec [adres 9] Groningen
- Inkomend 16:29:12 29 sec [adres 9] Groningen
- Uitgaand 16:33:42 53 sec [adres 9] Groningen
- Uitgaand 16:46:21 33 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 16:47:18 12 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 16:52:16 12 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 16:55:16 111 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 16:58:35 18 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 16:59:34 10 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 17:01:51 52 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 17:06:02 7 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 17:07:03 7 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 17:15:04 211 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 17:22:05 64 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 17:24:08 23 sec [adres 10] Groningen
- Uitgaand 17:28:40 3 sec [adres 11] Groningen
- Inkomend 17:28:40 4 sec Onbekend Groningen
- Inkomend 17:29:01 16 sec [adres 4] Groningen
- Inkomend 17:29:42 36 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 17:41:27 19 sec [adres 4] Groningen
- Uitgaand 17:54:42 3 sec [adres 8] Groningen
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek camerabeelden d.d. 19 december 2016, opgenomen op pagina 185 e.v. van
ordner 1 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 13 oktober 2016 werden de videobeelden van de flat aan [adres 1] opgevraagd en onderzocht. Naderhand werden alle verkregen videobeelden door mij onderzocht. Blijken kon dat de daders die 12 oktober 2016 van 16.58 uur tot en met 17.20 uur op de plaats delict zijn geweest. Er werd op [verdachte] en aangevers gewacht. Er werd kennelijk telefonisch contact gelegd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Opzet
De rechtbank overweegt dat uit het WhatsApp-gesprek dat verdachte kort voor de afpersing met [medeverdachte 2] had, volgt dat verdachte ervan op de hoogte was dat aangevers zouden worden "gedropt", waarmee, zoals verdachte zelf heeft verklaard, wordt bedoeld dat aangevers zouden worden "gepakt" en dat verdachte -die een rol zou "spelen"- eveneens zou worden "gedropt". Door aangevers niettemin naar de medeverdachte en de onbekend gebleven persoon te brengen onder het mom van een bepaalde illegale handel, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierbij geweld zou worden gebruikt, dan wel dat hiermee zou worden gedreigd. Aldus acht de rechtbank opzet op het grondfeit bewezen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Verdachte heeft contact gelegd met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over een bepaalde handel en heeft tegenover hen aangegeven deze handel te zullen regelen. Hij is vervolgens met [medeverdachte 2] naar Drachten gegaan en deze heeft hem bij terugkomst in Groningen afgezet bij aangevers. Hierna heeft verdachte achterin de auto van aangevers plaatsgenomen en hen gezegd dat ze naar [adres 1] moesten rijden. Ondertussen heeft verdachte WhatsApp-contact onderhouden met [medeverdachte 2], die in contact stond met medeverdachte [medeverdachte 1] ([alias medeverdachte 1] over de plaats waar verdachte met aangevers moest zijn en om door te geven wanneer hij ter plaatse was. Toen verdachte bij de flat was aangekomen, heeft hij [medeverdachte 1] aangesproken en is met hem en beide aangevers de flat ingegaan, alwaar zich nog een andere
-onbekend gebleven- man bevond. Verdachte is met hen de lift ingegaan en is weggegaan nadat de andere mannen aangevers met wapens begonnen te bedreigen. Na de afpersing heeft verdachte [medeverdachte 2] een bericht gestuurd, waarin hij naar het "hoe" vraagt. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte aldus op de hoogte wilde raken van het verloop van de verdere uitvoering. Hierna heeft [medeverdachte 2] telefonisch contact met verdachte opgenomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte en een onbekend gebleven persoon is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de daadwerkelijke afpersing -verdachte heeft aangevers niet met een wapen bedreigd en heeft hen niet gedwongen tot afgifte van goederen- is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank gelet op de intensiteit van de samenwerking en het belang van de rol van verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten van zodanig gewicht dat sprake is van medeplegen. Hieraan doet niet af dat verdachte is weggegaan nadat aangevers de wapens tevoorschijn haalden, aangezien de rechtbank uit een WhatsApp-gesprek met [medeverdachte 2] afleidt dat verdachte tevoren reeds op de hoogte was van het plan om aangevers te beroven, waarbij zou worden gedaan alsof verdachte ook werd beroofd en verdachte aldus deed alsof hij door het geweld van de anderen werd verrast.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 oktober 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- een horloge (Rolex), een ring en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en
- een hoeveelheid geld, mobiele telefoon (iPhone) en autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders,
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar een flat hebben (be)geleid en zich samen met die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar een flat hebben begeven, en
- met die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die flat zijn binnen gegaan, en
- in die flat, vuurwapens hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] hebben gezet en daarbij tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd: "geld, geld, geld", en
- een vuurwapen hebben doorgeladen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Medeplegen van afpersing.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring bepleit dat de door de officier van justitie gevorderde straf niet in verhouding staat tot de rol van verdachte en dat deze daarom gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing van twee mannen. Onder het mom van een handel in illegale waar zijn de mannen door verdachte naar een flat gelokt, waar zij zijn opgewacht door twee mededaders. Vrij snel daarna zijn zij onder dreiging van zware vuurwapens gedwongen tot het afgeven van geld en goederen. Een dergelijk feit laat over het algemeen diepe sporen achter bij de slachtoffers en tast het gevoel van veiligheid ernstig aan. Verdachte en zijn mededaders hebben zich kennelijk laten leiden door hun eigen financieel gewin.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte meermalen voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en voor een dergelijk feit nog in een proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling liep.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport wordt aangegeven dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking. Het onderhavige delict lijkt te zijn voortgekomen uit een gebrek aan overzicht over de consequenties van zijn handelen. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De reclassering ziet geen meerwaarde in het opleggen van een reclasseringstoezicht, aangezien eerder ingezette interventies niet hebben geleid tot recidivevermindering. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit de oplegging van een forse gevangenisstraf rechtvaardigt. Een andere strafmodaliteit doet namelijk geen recht aan de ernst van het feit. In het licht van de landelijke oriëntatiepunten kan voor een dergelijk feit, waarbij meer dan licht geweld of een verbale bedreiging heeft plaatsgevonden, als uitgangspunt gelden een gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 4 jaren. De rechtbank acht in het onderhavige geval strafverhogende omstandigheden aanwezig, te weten de omstandigheid dat sprake is van soortgelijke recidive, dat is gedreigd met zware vuurwapens en de omstandigheid dat het feit met anderen is gepleegd.
Alles afwegende, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.362,50 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 1.600,00 hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel kan worden toegewezen. De schade bestaande uit het verlies van een armband en de schade aan de jassen dient niet te worden toegewezen, aangezien uit de aangifte niet blijkt dat deze schade ten gevolge van het delict is geleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de materiële schade tot een bedrag van € 600,00 kan worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft hij naar voren gebracht dat deze gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij door het ten laste gelegde feit materiële schade bestaande uit het verlies van een armband en schade aan de jassen heeft geleden, nu hierover in de aangifte niet is verklaard. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
De rechtbank acht wel voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade bestaande uit het verlies van € 600,00 heeft geleden. Eveneens acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij, op wiens hoofd een vuurwapen is gezet, immateriële schade ter hoogte van € 1.000,00 heeft geleden. Voornoemde schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom hoofdelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 1.600,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2016.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 20 februari 2014, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is aan veroordeelde een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opgelegd. Aan veroordeelde is voorwaardelijke invrijheidstelling verleend over een detentieperiode van 443 dagen.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 19 oktober 2016 de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd, vanwege de overtreding van de algemene voorwaarde bestaande uit het plegen van een nieuw strafbaar feit. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering aangepast in die zin dat zij heeft gevorderd dat de herroeping wordt verminderd met de duur van het aantal dagen dat deze bij beslissing van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 1 juni 2016 zijn uitgesteld, te weten met 90 dagen.
De rechtbank overweegt dat is gebleken dat de veroordeelde zich niet aan de algemene voorwaarde bestaande uit het niet plegen van strafbare feiten heeft gehouden. De rechtbank zal derhalve de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen voor de duur van 353 dagen (443-90 dagen).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15g, 15i, 15j, 36f, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.600,00(zegge: zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
12 oktober 2016, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 1.600,00 (zegge: zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 600,00 aan materiële schade en € 1000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, parketnummer 18/850456-13 en v.i.-zaaknummer: 99/000153-35:
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten
353 dagengevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2017.
Mr. Timmer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.