ECLI:NL:RBNNE:2017:2749

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
18-830086-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en belaging met dreigende communicatie en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

Op 21 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig in Groningen, werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, met het oogmerk om deze te dwingen iets te doen of vrees aan te jagen. De tenlastelegging omvatte het verzenden van beledigende en dreigende berichten via e-mail, sms en WhatsApp, alsook het dreigen met de verspreiding van intieme foto's. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het herhaaldelijk door de straat rijden waar het slachtoffer woont en het indringend kijken in haar woning. Tijdens de zitting op 7 juli 2017 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd werd door de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet duidelijk en ondubbelzinnig had bekend dat hij door de straat van het slachtoffer had gereden, maar achtte dit gedeelte van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen op basis van de bewijsvoering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan stalking, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 339 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en diverse bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor bepaalde wijken in Groningen. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830086-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te PI Flevoland - HvB Almere Binnen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Özsaran, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2016 tot en met 8 februari 2017 te
Groningen,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer ] , in elk geval van
een ander, met het oogmerk die [slachtoffer ] , in elk geval die ander te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door:
-telkens e-mailberichten en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten te
verzenden van beledigende en/of dreigende aard waarin onder meer stond vermeld
zakelijk weergegeven:
"Nou alweer lekker de hoer uithangen zag ik. Net als toen we samen waren.
Neukte je ook met Jan en alleman" en/of "Zoals je mij kapot maakt zo maak ik
jou tien keer erger kapot en/of Maar eerst gaan alle bewijzen incl. die
hoerenfoto's van jou naar alle instanties toe om te bewijzen dat jij te labiel
bent om te leven" en/of "Nog nooit zo'n lelijk wijf gezien" en/of "Nu zorg je
dat ik die kankertas vanavond terug heb. Anders hoop ik dat je hele familie de
kanker krijgt" en/of "En mocht het niks opleveren dan druk ik al jouw foto's
af met gezicht en bezorg ik huis aan huis" en/of
"Zonder dat je het vernomen hebt ben ik al een paar keer afgelopen week heel
dicht bij je geweest. Zelfs zo dicht dat ik je kankerbek kon inslaan" en/of
"Ik trap binnenkort jouw voordeur in [naam] weet er van" en/of "Hey vieze stink
rat. Kijk vandaag maar goed om je heen waar je ook heen gaat" en/of "Geniet er
nog maar ff van de langste tijd heb je wel gehad. Kerst 2017 maak je niet meer
mee" en/of "Als je nog een keer je bek opentrekt tegen iemand over mij wat
niet waar is of dat je lult over mij trap ik je naar de andere wereld " en/of
"Leef van dag tot dag ook al kijk je elke dag over je schouder en/of Mij zie
je niet ook al ben ik vaker in de buurt dan je denkt" en/of
-te dreigen om erotisch getinte foto's waarop die [slachtoffer ] staat te verspreiden
en/of
-telkens meermalen per dag door de straat te rijden waar die [slachtoffer ] woont
en/of op indringende wijze in de woning naar binnen te kijken en/of
-meermalen per dag (soms 17 keer per dag) naar die [slachtoffer ] te bellen en/of
-sms-berichten te versturen naar de dochter van die [slachtoffer ] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat de pleegdatum moet worden beperkt tot de periode van 1 juli 2016 tot en met 8 februari 2017.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is met betrekking tot de bewijsvraag tot nagenoeg dezelfde conclusie gekomen als de officier van justitie. Zij heeft aangevoerd dat, met uitzondering van de tenlastegelegde zinsnede “telkens meermalen per dag door de straat te rijden waar die [slachtoffer ] woont en/of op indringende wijze in de woning naar binnen te kijken”, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en dat ter zake daarvan een veroordeling kan volgen.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft van het hem tenlastegelegde niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij meermalen per dag door de straat van aangeefster heeft gereden en indringend bij haar in de woning heeft gekeken. De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het tenlastegelegde evenwel wettig en overtuigend bewezen.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2017, inhoudende:
Het klopt dat ik wel met mijn auto op [adres] te Groningen langs de woning van [slachtoffer ] rijd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2017, opgenomen op pagina 46 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017042433 d.d. 16 februari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer ] , zakelijk weergegeven:
Op aanraden van politie houd ik een logboek bij van de momenten dat [verdachte] ongevraagd contact met mij zoekt. Op de volgende momenten zag ik dat [verdachte] bij mij door de straat reed, voor mijn huis langs. Ik woon aan [adres] in Groningen:
16, 18, 20, 22, 25 en 30 september 2016, 2 (driemaal), 7, 8, 17 en 20 (de rechtbank begrijpt:) oktober 2016 en 3 november 2016.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d.
8 februari 2017, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer ] , zakelijk weergegeven:
Als [verdachte] langs mijn woning rijdt dan rijdt hij stapvoets en kijkt indringend uit het raam, zijn blik is gericht op mijn woning en indien ik buiten ben, op mij. Op menige dagen zie ik [verdachte] vaak twee keer langs rijden. Met kerst 2016 begon het weer, weer langsrijden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2016, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 16 oktober 2016 heb ik telefonisch contact gehad met [betrokkene] , de ex-man van aangeefster en vader van haar twee kinderen. [betrokkene] vertelde dat zijn zoontje sinds de relatiebreuk tussen zijn moeder en [verdachte] erg bang is. [verdachte] zou volgens hem vaak langsrijden in zijn auto. [verdachte] rijdt in een gele auto.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte dit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2017;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2016, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017042433, d.d. 16 februari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer ] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2017, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer ] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 februari 2017, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer ] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2016, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant;
een tweetal naar wettelijk voorschrift opgemaakte processen-verbaal d.d. 9 augustus 2016 en 6 januari 2017, opgenomen op pagina 25 respectievelijk pagina 51 van voornoemd dossier, inhoudende uitdrukkelijke verzoeken van klaagster [slachtoffer ] om tot vervolging van verdachte over te gaan.
Anders dan door de verdediging is aangevoerd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte eveneens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster door in de bewezen verklaarde periode meermalen met zijn auto door haar straat te rijden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangeefster op aanraden van de politie een logboek heeft bijgehouden van de momenten waarop verdachte haar heeft lastig gevallen. Aangezien verdachte in een opvallende gele auto rijdt, is voldoende aannemelijk geworden dat de door aangeefster in haar logboek genoteerde keren dat zij verdachte door haar straat voor haar huis langs zag rijden, overeenkomstig de werkelijkheid is geweest. Uit deze logboekgegevens blijkt dat verdachte meerdere keren per week, soms meerdere keren per dag langs aangeefsters woning is gereden. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte dan stapvoets reed en daarbij indringend uit het raam keek met zijn blik gericht op haar woning of als zij buiten was, op haar. De rechtbank heeft ten aanzien van dit laatste geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, die immers voor het overige overeenkomstig de door haar overgelegde bewijsmiddelen heeft verklaard. Bovendien wordt een en ander bevestigd door de ex-echtgenoot van aangeefster en vader van hun twee kinderen, die heeft verklaard dat hun zoontje hem heeft verteld dat verdachte vaak door de straat rijdt.
De stelling van verdachte dat hij in die periode geregeld het graf van zijn voormalige partner op de begraafplaats in Selwerd bezocht en dat dat de reden was om langs de woning van aangeefster te rijden, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Het is een feit van algemene bekendheid - nu dit zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen is te achterhalen - dat er andere, niet in afstand substantieel langere, routes zijn die verdachte had kunnen rijden om op de begraafplaats in Selwerd te komen. Bovendien, als het zo is dat verdachte op die dagen steeds de begraafplaats bezocht, verklaart dat nog niet waarom hij ter hoogte van de woning van aangeefster stapvoets rijdt en intimiderend naar buiten kijkt. Het vaak langs de woning rijden levert, gelet op de duur en frequentie van deze gedragingen en de invloed daarvan op het persoonlijk leven van aangeefster, samen met de overige -wel door verdachte bekende- gedragingen belaging op.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 8 februari 2017 in Nederland wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer ] , met het oogmerk die [slachtoffer ] te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- e-mailberichten en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten te verzenden van beledigende en/of dreigende aard waarin onder meer stond vermeld:
“Nou alweer lekker de hoer uithangen zag ik. Net als toen we samen waren. Neukte je ook met Jan en alleman”, en
“Zoals je mij kapot maakt zo maak ik jou tien keer erger kapot”, en
“Maar eerst gaan alle bewijzen incl. die hoerenfoto's van jou naar alle instanties toe om te bewijzen dat jij te labiel bent om te leven”, en
“Nog nooit zo'n lelijk wijf gezien”, en
“Nu zorg je dat ik die kankertas vanavond terug heb. Anders hoop ik dat je hele familie de kanker krijgt”, en
“En mocht het niks opleveren dan druk ik al jouw foto's af met gezicht en bezorg ik huis aan huis”, en
“Zonder dat je het vernomen hebt ben ik al een paar keer afgelopen week heel dicht bij je geweest. Zelfs zo dicht dat ik je kankerbek kon inslaan”, en
“Ik trap binnenkort jouw voordeur in [naam] weet er van”, en
“Hey vieze stink rat. Kijk vandaag maar goed om je heen waar je ook heen gaat”, en
“Geniet er nog maar ff van de langste tijd heb je wel gehad. Kerst 2017 maak je niet meer mee”, en
“Als je nog een keer je bek opentrekt tegen iemand over mij wat niet waar is of dat je lult over mij trap ik je naar de andere wereld”, en
“Leef van dag tot dag ook al kijk je elke dag over je schouder” en
“Mij zie je niet ook al ben ik vaker in de buurt dan je denkt”, en
  • te dreigen om erotisch getinte foto's waarop die [slachtoffer ] staat te verspreiden, en
  • meermalen door de straat te rijden waar die [slachtoffer ] woont, en
  • meermalen per dag (soms 17 keer per dag) naar die [slachtoffer ] te bellen, en
  • sms-berichten te versturen naar de dochter van die [slachtoffer ] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Belaging.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen waarvan 571 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden klinische behandeling gedurende maximaal één jaar in het IMC te Beilen, een ambulante vervolgbehandeling, een contactverbod met betrekking tot aangeefster en haar kinderen en een locatieverbod voor de wijken Selwerd en Paddepoel in Groningen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten en het voorwaardelijke deel, gelet op het feit dat verdachte een first offender is, maximaal twee maanden beslaat.
Met betrekking tot de aan de voorwaardelijke straf te koppelen voorwaarden heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een verplichting tot het zich ambulant laten behandelen volstaat. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte van begin af aan gemotiveerd is om zich voor zijn verslavings- en psychische problematiek te laten behandelen. Verdachte schaamt zich voor hetgeen hij heeft gedaan en aangericht. Hij heeft ook zelf hulp gezocht bij de VNN waar hij vlak voor zijn aanhouding terecht kon. Het is dus niet zo dat ambulante hulpverlening heeft gefaald; deze was simpelweg nog niet van de grond gekomen. Een klinische opname voor behandeling impliceert dat verdachte zijn woning in Assen kwijt zal raken. Met betrekking tot de overige bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een half jaar schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster, zijn ex-partner. Nadat hun relatie was beëindigd, is verdachte begonnen aangeefster lastig te vallen door haar veel mail-, sms- en WhatsApp-berichten te sturen. Kwalijk acht de rechtbank dat deze berichten niet zelden van dreigende aard waren. Deze dreiging werd voor aangeefster des te reëler doordat verdachte in die maanden ook vaak door de straat reed waar aangeefster woonachtig is. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij is doorgegaan met het stalken van aangeefster nadat hij in oktober 2016 door de politie ter zake was aangehouden en gehoord. De rechtbank acht het zorgwekkend dat verdachte het niet alleen heeft gelaten bij berichten aan aangeefster en volwassenen in haar omgeving, maar dat hij ook aan de 13-jarige dochter van aangeefster berichten heeft gestuurd met onder andere seksueel getinte beledigingen aan het adres van aangeefster.
Hiermee heeft verdachte in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en haar gezin. Uit de slachtofferverklaring van aangeefster blijkt dat de gedragingen van verdachte heftige gevoelens van angst en onrust bij haar en vooral haar kinderen hebben veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van aangeefster en haar gezin en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en het uiten van zijn eigen gevoelens.
De rechtbank heeft bij haar oordeel betrokken de pro Justitia rapportage van dr. drs. L.E.E. Ligthart, klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog d.d. 17 mei 2017. In deze rapportage wordt geconcludeerd dat verdachte als gevolg van diverse stoornissen (stoornis in middelengebruik, recidiverende depressieve episode en een persoonlijkheidsstoornis met sterk vermijdende trekken bij een licht verstandelijke beperking) in onvoldoende mate zijn wil ten aanzien van de tenlastegelegde feiten heeft kunnen bepalen. Geadviseerd wordt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt de conclusie en dit advies over en verklaart verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezenverklaarde feit.
Zowel voornoemde gedragsdeskundige als de reclassering heeft geadviseerd verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde klinisch te laten behandelen teneinde het recidiverisico te verminderen. Uit het reclasseringsrapport volgt dat het NIFP/IFZ een indicatiestelling voor het IMC Beilen heeft afgegeven, alwaar hij op 24 juli 2017 om 11.00 uur kan worden opgenomen. De reclassering heeft daarnaast als bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een verplichting tot crisisopname van maximaal zeven weken binnen het ambulante behandeltraject, een contactverbod met aangeefster en haar gezin en een locatieverbod voor de wijken Selwerd en Vinkhuizen te Groningen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat slechts de modaliteit van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij aan het voorwaardelijke deel voorwaarden worden verbonden, passend en geboden is.
Voor wat betreft de duur daarvan heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte laten meewegen dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke delicten, verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en open staat voor behandeling van zijn verslavings- en psychische problematiek. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de hoogte van straffen die de rechtbank in andere, enigszins vergelijkbare gevallen van belaging pleegt op te leggen. Het voorgaande maakt dat de rechtbank een aanmerkelijk kortere gevangenisstraf zal opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Het voorwaardelijke deel daarvan zal nog wel een zodanige duur hebben, dat daarvan voor verdachte voldoende justitiële druk zal uitgaan niet wederom strafbare feiten te plegen én gemotiveerd te blijven zich aan de te stellen voorwaarden te houden. Zeker nu uit het reclasseringsrapport blijkt dat ook tijdens de ambulante behandeling bij de VNN voorafgaand aan verdachtes detentie al is gesproken over het belang van een klinische opname, acht de rechtbank ambulante behandeling op dit moment niet toereikend en zal zij conform de gegeven adviezen als voorwaarde stellen dat verdachte zich klinisch laat opnemen voor maximaal één jaar. Ook de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden zal de rechtbank opleggen, met uitzondering van de kortdurende klinische opname, mocht de reclassering dat tijdens het ambulante behandeltraject nodig vinden, nu een dergelijke beslissing op dat moment zal zijn voorbehouden aan de rechter. De rechtbank ziet aanleiding om bij het op te leggen locatieverbod voor de wijk Selwerd te Groningen een uitzondering te maken voor de route naar de begraafplaats Selwerderhof via de ringweg Groningen, teneinde verdachte in staat te stellen de begraafplaats te bezoeken.
Alles afwegende zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, met een proeftijd van drie jaren en onder de voorwaarden zoals hierna te melden.

Benadeelde partij

[slachtoffer ] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 145,85 ter vergoeding van materiële schade en € 2.250,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de kostenpost die is opgevoerd als materiële schade
– de kosten van een nieuw slot – niet in een rechtstreeks verband tot het bewezen verklaarde staat en dus moet worden afgewezen. Met betrekking tot het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte graag compensatie wil bieden voor het leed dat hij aangeefster en haar gezin heeft aangedaan. Zonder afbreuk te willen doen aan de emoties van de benadeelde partij, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld een bedrag van € 1.137,-- in dit verband redelijk te vinden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Wat betreft het materiële deel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat deze schade een rechtstreeks verband heeft met het bewezen verklaarde feit nu verdachte, blijkens de bewezenverklaring meerdere dreigementen heeft geuit waaruit aangeefster zou hebben kunnen afleiden dat verdachte in haar woning was geweest dan wel van plan was dat nog te gaan doen [1] . Bij het vaststellen van de hoogte van de immateriële schade, die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op € 1.500,--.
De rechtbank zal de vordering derhalve tot een bedrag van € 1.645,85 toewijzen en het overige gedeelte van de vordering afwijzen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 339 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich (wanneer hij klinisch is opgenomen telefonisch) meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland (te bereiken op 088-2343434), binnen 72 uur nadat hij is opgenomen;
dat de veroordeelde zich op basis van de door het NIFP/IFZ afgegeven indicatiestelling op
24 juli 2017 om 11.00 uurlaat opnemen bij VNN IMC kliniek te Beilen of een soortgelijke intramurale instelling, voor de duur van maximaal een jaar, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
dat de veroordeelde zich (aansluitend aan de klinische behandeling) laat behandelen voor zijn alcohol- en emotionele problematiek bij de ambulante forensische zorg (forensische polikliniek) van VNN, of een soortgelijke zorgaanbieder, ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling-behandelaar zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde geen contact legt of laat leggen met [slachtoffer ] of haar gezin/ familie, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde wordt verboden om zich te bevinden in de wijk Selwerd te Groningen (met uitzondering van de route naar begraafplaats Selwerderhof aan [adres] , via de ringweg Groningen over de [straat] en het buiten de ringweg gelegen gedeelte van [adres] , op- en afrit van de ringweg aan [adres] inbegrepen) en in de wijk Vinkhuizen te Groningen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer ]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.645,85(zegge: zestienhonderdvijfenveertig euro en vijfentachtig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2017.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer ] te betalen een bedrag van € 1.645,85 (zegge: zestienhonderdvijfenveertig euro en vijfentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 145,85 aan materiële schade en € 1.500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer ] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. F.J. Agema en mr. E. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. K.A. de Groot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2017.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1."Zonder dat je het vernomen hebt ben ik al een paar keer afgelopen week heel dicht bij je geweest."