ECLI:NL:RBNNE:2017:3033
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- M.J.B. Holsink
- P.H.M. Smeets
- A.G.D. Overmars
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplegen en medeplichtigheid bij inbraak; veroordeling voor bezit van hennep
Op 3 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1976, die werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan inbraak, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De zaak werd behandeld in Groningen, waar de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. H.P. Eckert. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek. De tenlastelegging omvatte onder andere het vragen aan medeverdachten om een woning te betreden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, en het aanwezig hebben van 108 gram hennep.
Tijdens de zitting op 20 juli 2017 werd het bewijs besproken. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het medeplegen van inbraak, maar veroordeling voor het bezit van hennep. De verdediging betoogde dat de verdachte niet de intentie had om in te breken, maar enkel op zoek was naar de persoon die hem slechte wiet had geleverd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van inbraak en sprak de verdachte vrij van deze feiten. Echter, het bezit van hennep werd wel bewezen verklaard, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en het aantreffen van de hennep in zijn auto.
De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren op voor het bezit van hennep, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien het feit niet bewezen was. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet toegepast in haar oordeel.