ECLI:NL:RBNNE:2017:3066

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
18/720080-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en voorhanden hebben van wapens en munitie

Op 11 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 200 uren. De verdachte heeft samen met anderen in een bedrijfspand een grote hoeveelheid hennepplanten geteeld en daarbij illegaal elektriciteit afgenomen. Tijdens een doorzoeking zijn ook wapens en munitie aangetroffen in de woning van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafoplegging, evenals de overschrijding van de redelijke termijn van de strafprocedure. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van wapens en munitie, en heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/720080-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 juli 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] ) een hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplanten (te weten 1152 planten) en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, al dan niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] ) een hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplanten (te weten 1152 planten) en/of delen daarvan, in elk geval
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland,, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest, door (onder meer) aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam organisatie], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (door een of meer zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam organisatie], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven person(en) en/of verdachte en/of zijn/haar/hun mededader(s), waarbij die een of meer onbekend gebleven person(en) en/of zijn/haar/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door (onder meer) een of meer zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken;
3.
hij op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
- een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool van het merk FN (model Baby Browning; serienummer 474414; kaliber 6.35 mm) en/of
- munitie van categorie III, te weten centraalvuur kogelpatronen van het merk Winchester (kaliber 6.35 mm) en/of S&B (kaliber 6.35 mm) en/of
- een of meer wapens van categorie II, te weten een zwart busje met het opschrift 'DYEWitnes Criminal Identifier' en/of een zwart busje met het opschrift 'CS Eurogas super paralisant', zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°,
voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde gevorderd.
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen op grond van het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] worden beschreven, het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, de in de woning van verdachte aangetroffen sleutels die passen op de deuren van genoemd pand en de in de auto van verdachte aangetroffen afstandsbediening die hoort bij de alarminstallatie van het pand. Voorts acht de officier van justitie het proces-verbaal van bevindingen op pagina 269 e.v. van het dossier van belang voor het bewijs, omdat hieruit blijkt dat in een ruimte die was ingericht als opslaghok een medicijnkistje is aangetroffen met daarop de naam van de zoon van verdachte. In dat opslaghok is tevens een cannacutter met hennepresten aangetroffen, hetgeen een link legt tussen verdachte en de aangetroffen hennepkwekerij.
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen op grond van de aangifte van [naam organisatie], het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat illegaal stroom werd afgenomen en het proces-verbaal van sporenonderzoek waaruit blijkt dat de vingerafdruk op het stuk tape dat is aangetroffen op de meter in de meterkast afkomstig is van verdachte. De officier van justitie acht de door verdachte pas ter terechtzitting afgelegde verklaring met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde, inhoudende dat hij slechts het pand ter beschikking heeft gesteld voor het opzetten van een hennepkwekerij en dat hij van de illegale elektriciteitsaansluiting niets wist, onaannemelijk, nu hij zijn verklaring afgestemd lijkt te hebben op het dossier. [1]
De officier van justitie acht tot slot het onder 3 ten laste gelegde bewezen op grond van het aantreffen van de wapens en munitie in de gezamenlijke woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], op plaatsen waar beiden toegang toe hadden, en de processen-verbaal die ten aanzien van de wapens en munitie zijn opgemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde enkel veroordeeld kan worden voor het in vereniging aanwezig hebben van hennep. Voor het telen van hennep is volgens de raadsman onvoldoende bewijs. Dat verdachte meer heeft gedaan dan de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen ter beschikking te stellen aan een ander, volgt niet uit de onderzoeksresultaten.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het aantreffen van een stuk tape in de meterkast met daarop een vingerafdruk van verdachte onvoldoende is voor het bewijs van diefstal van stroom. Voorts is geen sprake van voorwaardelijk opzet op het plegen van het feit, nu verdachte door het ter beschikking stellen van de ruimte waarin de hennepkwekerij is gebouwd niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat illegaal stroom zou worden afgenomen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde bepleit dat het voorhanden hebben van het pistool niet bewezen kan worden, nu verdachte dacht dat dit wapen niet meer in de woning aanwezig was, terwijl voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen zowel beschikkingsmacht over als wetenschap van het wapen is vereist. De raadsman heeft betoogd dat het voorhanden hebben van de busjes pepperspray wel bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
T.a.v. het onder 1 primair ten laste gelegde:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben samen met [medeverdachte 1] eigenaar van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik wist van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van Politie Noord-Nederland d.d. 12 maart 2015, opgenomen op pagina 300 e.v. van het dossier met nummer 2015055959 d.d. 1 september 2015, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 werden in het bedrijfspand aan [straatnaam] te [pleegplaats] in totaal 1152 hennepplanten aangetroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 mei 2015, opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Naar aanleiding van het proces-verbaal camerabeelden (rb: hierna onder 4) kan ik het volgende concluderen: Verdachte [verdachte] komt in de periode december 2014 t/m januari 2015 bijna dagelijks in het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . Op 12 januari 2015 is er de hele dag veel activiteit bij dit pand. Zowel [verdachte] als verdachte [medeverdachte 2] zijn vaak te zien bij het pand. Op 12 januari 2015 arriveert meerdere keren een vrachtauto bij het pand met allemaal goederen die later in of bij de hennepkwekerij gevonden zijn. [2] [verdachte] gaat in de periode februari/maart 2015 meerdere keren per week het pand binnen en blijft afwisselend kort en lang binnen. In de periode vanaf 12 januari 2015 t/m begin maart 2015 gaat [medeverdachte 2] bijna dagelijks het pand binnen en blijft voor een langere tijd binnen. De Mercedes Vito op naam van verdachte [medeverdachte 3] arriveert in dezelfde periode als [medeverdachte 2] bijna dagelijks bij het pand en gaat het pand naar binnen. Verdachte [medeverdachte 2] stapt dan telkens als bijrijder uit.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 20 april 2015, opgenomen op pagina 217 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Camera 1 werd geplaatst met zicht op de voorzijde van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] .
- 19-12-2014 omstreeks 08:41 uur: Verdachte [verdachte] arriveert in zijn zwarte Mercedes stationwagen. Verdachte [verdachte] parkeert de auto achteruit tegen de roldeur aan. Verdachte [verdachte] gaat naar binnen en komt even later terug met in zijn beide handen twee witte, langwerpige ronde zakken en zet deze in de auto. Hij gaat opnieuw naar binnen om direct daarna weer naar buiten te komen. De genoemde witte zakken op de camerabeelden lijken op een witte zak welke op dinsdag 3 maart 2015 is aangetroffen in het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . In deze witte zak zaten resten teelaarde. Uit ervaring weet ik dat deze witte zakken veel gebruikt worden om teelaarde afkomstig uit hennepkwekerijen in af te voeren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 6 maart 2015, opgenomen op pagina 268 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik zag dat het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] in zeer slechte staat was en, buiten een aantal goederen welke in het pand stonden opgeslagen, alleen maar diende voor het kweken, opslaan, knippen en alle andere activiteiten van hennep. Alle deuren, gezien vanaf de binnenkomst door de deur aan de voorzijde naast de roldeur, tot en met de deuren van de hennepkwekerij, waren niet op slot. Er was dus een vrije doorgang tot de hennepkwekerij en na de blauwe schuifdeur was een sterke hennepgeur waarneembaar.
T.a.v. het onder 2 primair ten laste gelegde:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben samen met [medeverdachte 1] eigenaar van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik wist van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 maart 2015, opgenomen op pagina 617 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] namens [naam organisatie]:
Op 3 maart 2015 constateerde de fraudespecialist aan [straatnaam] te [pleegplaats] dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Hij zag namelijk dat er geen verzegeling aanwezig was. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag namelijk dat er een illegale kabel was gemonteerd en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. De fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 6 maart 2015, opgenomen op pagina 268 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 bevond ik mij in het bedrijfspand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik zag dat naast de zijdeur de meterkast zat. Ik zag dat deze meterkast open was, er zat geen deur voor. Geen enkele voorziening was op correcte wijze aangesloten, waarbij geconstateerd is door een fraude-inspecteur van [naam organisatie] dat er sprake was van diefstal van elektriciteit en water.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 28 februari 2016, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 heeft er een sporenonderzoek plaatsgevonden op de locatie [straatnaam] te [pleegplaats] . Op onderdelen in de meterkast zaten twee stukken zwarte tape geplakt. Op de plakzijde van twee stukken zwarte tape, die waren voorzien van SIN AAHS9609NL, werden twee dactyloscopische sporen aangetroffen en veiliggesteld. [3] Deze dactyloscopische sporen werden gewaarmerkt met SIN AAHS8165NL en AAHS8164NL. Na toepassing van de meervoudige procedure heeft dit geleid tot individualisatie op een persoon welke in HAVANK geregistreerd staat als een persoon met de naam [verdachte] geboren op [geboortedatum]-1982 te [geboorteplaats]. [4]
T.a.v. van het onder 3 ten laste gelegde:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik wist dat wij pepperspray in onze woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] hadden. Het aangetroffen vuurwapen is een erfstuk van mevrouw [medeverdachte 1]. Ik heb in het verleden wel tegen haar gezegd dat zij dat weg moet doen, maar dat wilde ze niet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 maart 2015, opgenomen op pagina 244 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 3 maart 2015 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . Tussen de eetkamer en de keuken zat een soort hoge bar. Hier werd een busje pepperspray in beslag genomen. Op de eerste verdieping was een ouderslaapkamer. Hier werd in een nachtkastje een handvuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. De ruimte daaraan grenzend was een soort inloopkast. Uit deze ruimte werden patronen voor een vuurwapen en een bus traangas in beslag genomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van pepperspray d.d. 18 maart 2015, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 werden in een woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] twee busjes met vermoedelijk zogenaamde pepperspray aangetroffen. Ik zag dat het om twee verschillende busjes ging, respectievelijk een zwart busje met het opschrift ‘DYEWitness Criminal Identifier’, voorzien van een felgroen gekleurde spuit applicator, en een zwart busje met het opschrift ‘CS Eurogas super paralisant’, voorzien van een druk applicator aan de bovenzijde van het busje. Beide busjes bevatten vloeistof. Ik zag dat het om een categorie 1 sub 6 wapen ging van de Wet wapens en munitie.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, Team Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 23 maart 2015, opgenomen op pagina 255 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Wapen: Het voorwerp is een semi-automatisch pistool, merk FN, model Baby Browning, kaliber 6.35 mm, serienummer 474414. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Het voorwerp is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Munitie: De centraalvuur kogelpatronen, merken 12 x Winchester .25 Auto en 5 x S&B 6.35 mm, kaliber 6.35 mm (synoniem .25 auto), aantal 17, zijn geschikt om een projectiel met het voormelde vuurwapen af te schieten. Derhalve zijn de patronen munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wat betreft het telen van hennep bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe dat op 3 maart 2015 in het bedrijfspand van verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte in de periode december 2014 t/m januari 2015 bijna dagelijks in dit bedrijfspand aanwezig is geweest. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte in december 2014 buiten het bedrijfspand loopt met in zijn handen twee witte, langwerpige, ronde zakken die normaliter gebruikt worden om teelaarde afkomstig uit hennepkwekerijen in af te voeren. Opvallend is dat verdachte op 12 januari 2015 meermalen bij het bedrijfspand aanwezig is geweest. Op de camerabeelden is te zien dat die dag een vrachtauto het terrein op rijdt met een lading goederen (onder andere planken, ijzerwaren en sandwichpanelen). Deze lading goederen wordt vervolgens door meerdere personen, waaronder medeverdachte [medeverdachte 2] [5] , gelost. De materialen waaruit de hennepkwekerij is opgebouwd vertonen een sterke gelijkenis met de geloste goederen die op de camerabeelden waarneembaar zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat (een deel van) de hennepkwekerij is opgebouwd met de materialen die die dag met de vrachtauto zijn aangevoerd. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat door verbalisanten is geconstateerd dat het pand in een zeer slechte staat verkeerde en dat er, afgezien van een trailer met een speedboot, vrijwel alleen hennep-gerelateerde goederen zijn aangetroffen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het bedrijfspand slechts heeft verhuurd en ter beschikking heeft gesteld aan een Poolse man, zonder daadwerkelijke bemoeienis te hebben gehad bij het opzetten van de hennepkwekerij. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een ander deel van het pand gebruikte voor de opslag voor kantoormeubelen. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen van verdachte onaannemelijk zijn. Uit geen enkel bewijsmiddel blijkt dat sprake is geweest van opslag van kantoormeubelen, terwijl ook niet valt in te zien hoe zijn veelvuldige aanwezigheid bij het pand hierdoor zou kunnen worden verklaard. Indien verdachte delen van het bedrijfspand daadwerkelijk zou verhuren, zou ook te verwachten zijn dat ruimtes zouden zijn afgesloten, zeker de ruimte waar de hennepplanten stonden. De politie heeft op 3 maart 2015 in het bedrijfspand echter geen enkele deur afgesloten aangetroffen. Verder blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden niet dat het bedrijfspand in december 2014 of januari 2015 bezocht is door een man die voldoet aan de omschrijving die verdachte ter terechtzitting heeft gegeven van de Poolse man. Wel zijn na 12 januari 2015 blijkens de camerabeelden bijna dagelijks medeverdachte [medeverdachte 2] en het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 3] in het bedrijfspand geweest, [6] ten aanzien van welke personen verdachte heeft verklaard dat zij niets met de hennepkwekerij te maken hebben. Nu verdachte en (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte 2] zeer regelmatig, soms zelfs dagelijks, in het bedrijfspand aanwezig waren en niet valt in te zien wat zij daar anders zouden moeten doen dan werkzaamheden verrichten ten behoeve van de hennepkwekerij, gaat de rechtbank ervan uit dat de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij verder is gegaan dan alleen het ter beschikking stellen van zijn bedrijfspand.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte 2] de hennepplanten heeft geteeld. Hoewel door de ontkennende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten niet exact kan worden vastgesteld wie welke werkzaamheden ten behoeve van de hennepkwekerij heeft verricht, gaat de rechtbank op grond van de veelvuldige aanwezigheid van verdachte in het bedrijfspand ervan uit dat verdachte de hennepplanten verzorgde en/of toezicht hield op de hennepkwekerij. Hiermee is de bijdrage van verdachte aan het telen van de hennepplanten van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
De rechtbank acht, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman van verdachte heeft betoogd, ook het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen. Verdachte is eigenaar van het bedrijfspand aan [straatnaam] te [pleegplaats] en wordt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, medeverantwoordelijk gehouden voor het telen van hennep in dat pand. De meterkast van waaruit illegaal een kabel was aangesloten om de hennepkwekerij van stroom te voorzien, was onderdeel van de hennepkwekerij. Voorts is verdachte contractant van [naam organisatie] en moet hij in die hoedanigheid op de hoogte zijn geweest van het stroomverbruik. Mede gelet op de constatering dat er geen deur voor de meterkast zat en het feit dat op de stukken tape die op de meterkast geplakt zaten vingerafdrukken van verdachte zijn aangetroffen, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte wist dat buiten de meter om stroom werd afgenomen. Nu de rechtbank is gebleken dat ook anderen een rol hebben gespeeld bij de hennepkwekerij en ook zij gezien moeten hebben dat ten behoeve daarvan illegaal stroom werd afgenomen, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [straatnaam] in [pleegplaats] zijn zowel een vuurwapen met munitie als twee busjes pepperspray aangetroffen. Gebleken is dat de wapens en munitie eigendom zijn van medeverdachte [medeverdachte 1]. Nu verdachte wist dat zijn medeverdachte hierover beschikte en onvoldoende inspanningen heeft verricht om de wapens en munitie uit zijn woning te verwijderen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de wapens en munitie tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij op 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] een groot aantal hennepplanten, te weten 1152 planten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2 primair hij op 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [naam organisatie], waarbij verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking door zegel(s) en het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en te verwijderen en vervolgens een elektriciteitsaansluiting aan de buitenzijde te maken;
3 hij op 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander
- een wapen van categorie III, te weten een semiautomatisch pistool van het merk FN (model Baby Browning; serienummer 474414; kaliber 6.35 mm) en
- munitie van categorie III, te weten centraalvuur kogelpatronen van het merk Winchester (kaliber 6.35 mm) en S&B (kaliber 6.35 mm) en
- wapens van categorie II, te weten een zwart busje met het opschrift 'DYEWitness Criminal Identifier' en een zwart busje met het opschrift 'CS Eurogas super paralisant', zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige en verstikkende en weerloosmakende en traanverwekkende stoffen van de categorie II, onder 6°,
voorhanden heeft gehad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3. medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III; en
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie; en
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de richtlijnen van het openbaar ministerie, de justitiële documentatie van verdachte, het rapport van de reclassering en het tijdsverloop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de oplegging van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in het bijzonder met de financiële en emotionele gevolgen die de verdenking van de strafbare feiten voor verdachte heeft gehad. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de redelijke termijn van twee jaren als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden en dat deze overschrijding van de redelijke termijn moet worden verdisconteerd in de straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met één of meer anderen in een door hem aangekocht bedrijfspand hennepplanten geteeld. In de op professionele wijze ingerichte kweekruimtes zijn in totaal 1152 hennepplanten aangetroffen. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het telen van hennep veroorzaakt voorts in de samenleving allerlei problemen, waaronder toename van de criminaliteit.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. Bij het illegaal aftappen van elektriciteit is niet alleen sprake van diefstal, ook leidt dit vaak tot gevaarlijke situaties, zoals kortsluiting en brand.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van zowel wapens als munitie. Hiermee heeft verdachte een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen veroorzaakt, dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie met zich meebrengt.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport komt naar voren dat de reclassering naar aanleiding van de onderhavige strafzaak problemen signaleert op vrijwel alle leefgebieden, waardoor er sprake is van een instabiel leven. Positief is dat verdachte op vrijwillige basis hulp heeft gezocht bij Synaeda GGZ te Sneek voor de psychische problemen die hij ervaart naar aanleiding van de onderhavige zaak. De reclassering schat de kans op recidive in als laag-gemiddeld en adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van deze strafbare feiten, mede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de (indirecte) gevolgen die verdachte al heeft ondervonden van de onderhavige strafzaak aanleiding te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, nu meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het moment waarop verdachte in verzekering is gesteld, vanaf welk moment verdachte in redelijkheid kon verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank zal ter compensatie verdachte een lagere straf opleggen dan zij zou hebben opgelegd indien de termijn niet was overschreden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur en een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden zijn.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden
ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. F.J. Agema en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2017.

Voetnoten

1.Hof Amsterdam 26 oktober 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:4251. Niet alleen een beroep op het zwijgrecht kan onder bepaalde omstandigheden in het nadeel van verdachte werken, ook het moment waarop de verdachte een verklaring aflegt kan van belang zijn.
2.Zie ook het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2015, opgenomen op pagina 217 e.v.
3.Zie ook proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 13 maart 2015, opgenomen op pagina 519 e.v.
4.Zie bijbehorend proces-verbaal van Meervoudige procedure d.d. 30 november 2015.
5.Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2015, pagina 217 e.v. van voornoemd dossier.
6.Zie ook het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2015, opgenomen op pagina 217 e.v.