Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde gevorderd.
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen op grond van het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] worden beschreven, het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, de in de woning van verdachte aangetroffen sleutels die passen op de deuren van genoemd pand en de in de auto van verdachte aangetroffen afstandsbediening die hoort bij de alarminstallatie van het pand. Voorts acht de officier van justitie het proces-verbaal van bevindingen op pagina 269 e.v. van het dossier van belang voor het bewijs, omdat hieruit blijkt dat in een ruimte die was ingericht als opslaghok een medicijnkistje is aangetroffen met daarop de naam van de zoon van verdachte. In dat opslaghok is tevens een cannacutter met hennepresten aangetroffen, hetgeen een link legt tussen verdachte en de aangetroffen hennepkwekerij.
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen op grond van de aangifte van [naam organisatie], het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat illegaal stroom werd afgenomen en het proces-verbaal van sporenonderzoek waaruit blijkt dat de vingerafdruk op het stuk tape dat is aangetroffen op de meter in de meterkast afkomstig is van verdachte. De officier van justitie acht de door verdachte pas ter terechtzitting afgelegde verklaring met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde, inhoudende dat hij slechts het pand ter beschikking heeft gesteld voor het opzetten van een hennepkwekerij en dat hij van de illegale elektriciteitsaansluiting niets wist, onaannemelijk, nu hij zijn verklaring afgestemd lijkt te hebben op het dossier.
De officier van justitie acht tot slot het onder 3 ten laste gelegde bewezen op grond van het aantreffen van de wapens en munitie in de gezamenlijke woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], op plaatsen waar beiden toegang toe hadden, en de processen-verbaal die ten aanzien van de wapens en munitie zijn opgemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde enkel veroordeeld kan worden voor het in vereniging aanwezig hebben van hennep. Voor het telen van hennep is volgens de raadsman onvoldoende bewijs. Dat verdachte meer heeft gedaan dan de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen ter beschikking te stellen aan een ander, volgt niet uit de onderzoeksresultaten.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het aantreffen van een stuk tape in de meterkast met daarop een vingerafdruk van verdachte onvoldoende is voor het bewijs van diefstal van stroom. Voorts is geen sprake van voorwaardelijk opzet op het plegen van het feit, nu verdachte door het ter beschikking stellen van de ruimte waarin de hennepkwekerij is gebouwd niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat illegaal stroom zou worden afgenomen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde bepleit dat het voorhanden hebben van het pistool niet bewezen kan worden, nu verdachte dacht dat dit wapen niet meer in de woning aanwezig was, terwijl voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen zowel beschikkingsmacht over als wetenschap van het wapen is vereist. De raadsman heeft betoogd dat het voorhanden hebben van de busjes pepperspray wel bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
T.a.v. het onder 1 primair ten laste gelegde:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben samen met [medeverdachte 1] eigenaar van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik wist van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van Politie Noord-Nederland d.d. 12 maart 2015, opgenomen op pagina 300 e.v. van het dossier met nummer 2015055959 d.d. 1 september 2015, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 werden in het bedrijfspand aan [straatnaam] te [pleegplaats] in totaal 1152 hennepplanten aangetroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 mei 2015, opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Naar aanleiding van het proces-verbaal camerabeelden (rb: hierna onder 4) kan ik het volgende concluderen: Verdachte [verdachte] komt in de periode december 2014 t/m januari 2015 bijna dagelijks in het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . Op 12 januari 2015 is er de hele dag veel activiteit bij dit pand. Zowel [verdachte] als verdachte [medeverdachte 2] zijn vaak te zien bij het pand. Op 12 januari 2015 arriveert meerdere keren een vrachtauto bij het pand met allemaal goederen die later in of bij de hennepkwekerij gevonden zijn.[verdachte] gaat in de periode februari/maart 2015 meerdere keren per week het pand binnen en blijft afwisselend kort en lang binnen. In de periode vanaf 12 januari 2015 t/m begin maart 2015 gaat [medeverdachte 2] bijna dagelijks het pand binnen en blijft voor een langere tijd binnen. De Mercedes Vito op naam van verdachte [medeverdachte 3] arriveert in dezelfde periode als [medeverdachte 2] bijna dagelijks bij het pand en gaat het pand naar binnen. Verdachte [medeverdachte 2] stapt dan telkens als bijrijder uit.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 20 april 2015, opgenomen op pagina 217 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Camera 1 werd geplaatst met zicht op de voorzijde van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] .
- 19-12-2014 omstreeks 08:41 uur: Verdachte [verdachte] arriveert in zijn zwarte Mercedes stationwagen. Verdachte [verdachte] parkeert de auto achteruit tegen de roldeur aan. Verdachte [verdachte] gaat naar binnen en komt even later terug met in zijn beide handen twee witte, langwerpige ronde zakken en zet deze in de auto. Hij gaat opnieuw naar binnen om direct daarna weer naar buiten te komen. De genoemde witte zakken op de camerabeelden lijken op een witte zak welke op dinsdag 3 maart 2015 is aangetroffen in het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . In deze witte zak zaten resten teelaarde. Uit ervaring weet ik dat deze witte zakken veel gebruikt worden om teelaarde afkomstig uit hennepkwekerijen in af te voeren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 6 maart 2015, opgenomen op pagina 268 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik zag dat het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] in zeer slechte staat was en, buiten een aantal goederen welke in het pand stonden opgeslagen, alleen maar diende voor het kweken, opslaan, knippen en alle andere activiteiten van hennep. Alle deuren, gezien vanaf de binnenkomst door de deur aan de voorzijde naast de roldeur, tot en met de deuren van de hennepkwekerij, waren niet op slot. Er was dus een vrije doorgang tot de hennepkwekerij en na de blauwe schuifdeur was een sterke hennepgeur waarneembaar.
T.a.v. het onder 2 primair ten laste gelegde:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben samen met [medeverdachte 1] eigenaar van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik wist van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 maart 2015, opgenomen op pagina 617 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] namens [naam organisatie]:
Op 3 maart 2015 constateerde de fraudespecialist aan [straatnaam] te [pleegplaats] dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Hij zag namelijk dat er geen verzegeling aanwezig was. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag namelijk dat er een illegale kabel was gemonteerd en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. De fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 6 maart 2015, opgenomen op pagina 268 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 bevond ik mij in het bedrijfspand aan [straatnaam] te [pleegplaats] . Ik zag dat naast de zijdeur de meterkast zat. Ik zag dat deze meterkast open was, er zat geen deur voor. Geen enkele voorziening was op correcte wijze aangesloten, waarbij geconstateerd is door een fraude-inspecteur van [naam organisatie] dat er sprake was van diefstal van elektriciteit en water.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 28 februari 2016, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 heeft er een sporenonderzoek plaatsgevonden op de locatie [straatnaam] te [pleegplaats] . Op onderdelen in de meterkast zaten twee stukken zwarte tape geplakt. Op de plakzijde van twee stukken zwarte tape, die waren voorzien van SIN AAHS9609NL, werden twee dactyloscopische sporen aangetroffen en veiliggesteld.Deze dactyloscopische sporen werden gewaarmerkt met SIN AAHS8165NL en AAHS8164NL. Na toepassing van de meervoudige procedure heeft dit geleid tot individualisatie op een persoon welke in HAVANK geregistreerd staat als een persoon met de naam [verdachte] geboren op [geboortedatum]-1982 te [geboorteplaats].
T.a.v. van het onder 3 ten laste gelegde:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik wist dat wij pepperspray in onze woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] hadden. Het aangetroffen vuurwapen is een erfstuk van mevrouw [medeverdachte 1]. Ik heb in het verleden wel tegen haar gezegd dat zij dat weg moet doen, maar dat wilde ze niet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 maart 2015, opgenomen op pagina 244 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 3 maart 2015 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . Tussen de eetkamer en de keuken zat een soort hoge bar. Hier werd een busje pepperspray in beslag genomen. Op de eerste verdieping was een ouderslaapkamer. Hier werd in een nachtkastje een handvuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. De ruimte daaraan grenzend was een soort inloopkast. Uit deze ruimte werden patronen voor een vuurwapen en een bus traangas in beslag genomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van pepperspray d.d. 18 maart 2015, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 werden in een woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] twee busjes met vermoedelijk zogenaamde pepperspray aangetroffen. Ik zag dat het om twee verschillende busjes ging, respectievelijk een zwart busje met het opschrift ‘DYEWitness Criminal Identifier’, voorzien van een felgroen gekleurde spuit applicator, en een zwart busje met het opschrift ‘CS Eurogas super paralisant’, voorzien van een druk applicator aan de bovenzijde van het busje. Beide busjes bevatten vloeistof. Ik zag dat het om een categorie 1 sub 6 wapen ging van de Wet wapens en munitie.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, Team Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 23 maart 2015, opgenomen op pagina 255 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Wapen: Het voorwerp is een semi-automatisch pistool, merk FN, model Baby Browning, kaliber 6.35 mm, serienummer 474414. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Het voorwerp is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Munitie: De centraalvuur kogelpatronen, merken 12 x Winchester .25 Auto en 5 x S&B 6.35 mm, kaliber 6.35 mm (synoniem .25 auto), aantal 17, zijn geschikt om een projectiel met het voormelde vuurwapen af te schieten. Derhalve zijn de patronen munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wat betreft het telen van hennep bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe dat op 3 maart 2015 in het bedrijfspand van verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte in de periode december 2014 t/m januari 2015 bijna dagelijks in dit bedrijfspand aanwezig is geweest. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte in december 2014 buiten het bedrijfspand loopt met in zijn handen twee witte, langwerpige, ronde zakken die normaliter gebruikt worden om teelaarde afkomstig uit hennepkwekerijen in af te voeren. Opvallend is dat verdachte op 12 januari 2015 meermalen bij het bedrijfspand aanwezig is geweest. Op de camerabeelden is te zien dat die dag een vrachtauto het terrein op rijdt met een lading goederen (onder andere planken, ijzerwaren en sandwichpanelen). Deze lading goederen wordt vervolgens door meerdere personen, waaronder medeverdachte [medeverdachte 2], gelost. De materialen waaruit de hennepkwekerij is opgebouwd vertonen een sterke gelijkenis met de geloste goederen die op de camerabeelden waarneembaar zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat (een deel van) de hennepkwekerij is opgebouwd met de materialen die die dag met de vrachtauto zijn aangevoerd. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat door verbalisanten is geconstateerd dat het pand in een zeer slechte staat verkeerde en dat er, afgezien van een trailer met een speedboot, vrijwel alleen hennep-gerelateerde goederen zijn aangetroffen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het bedrijfspand slechts heeft verhuurd en ter beschikking heeft gesteld aan een Poolse man, zonder daadwerkelijke bemoeienis te hebben gehad bij het opzetten van de hennepkwekerij. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een ander deel van het pand gebruikte voor de opslag voor kantoormeubelen. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen van verdachte onaannemelijk zijn. Uit geen enkel bewijsmiddel blijkt dat sprake is geweest van opslag van kantoormeubelen, terwijl ook niet valt in te zien hoe zijn veelvuldige aanwezigheid bij het pand hierdoor zou kunnen worden verklaard. Indien verdachte delen van het bedrijfspand daadwerkelijk zou verhuren, zou ook te verwachten zijn dat ruimtes zouden zijn afgesloten, zeker de ruimte waar de hennepplanten stonden. De politie heeft op 3 maart 2015 in het bedrijfspand echter geen enkele deur afgesloten aangetroffen. Verder blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden niet dat het bedrijfspand in december 2014 of januari 2015 bezocht is door een man die voldoet aan de omschrijving die verdachte ter terechtzitting heeft gegeven van de Poolse man. Wel zijn na 12 januari 2015 blijkens de camerabeelden bijna dagelijks medeverdachte [medeverdachte 2] en het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 3] in het bedrijfspand geweest,ten aanzien van welke personen verdachte heeft verklaard dat zij niets met de hennepkwekerij te maken hebben. Nu verdachte en (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte 2] zeer regelmatig, soms zelfs dagelijks, in het bedrijfspand aanwezig waren en niet valt in te zien wat zij daar anders zouden moeten doen dan werkzaamheden verrichten ten behoeve van de hennepkwekerij, gaat de rechtbank ervan uit dat de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij verder is gegaan dan alleen het ter beschikking stellen van zijn bedrijfspand.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte 2] de hennepplanten heeft geteeld. Hoewel door de ontkennende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten niet exact kan worden vastgesteld wie welke werkzaamheden ten behoeve van de hennepkwekerij heeft verricht, gaat de rechtbank op grond van de veelvuldige aanwezigheid van verdachte in het bedrijfspand ervan uit dat verdachte de hennepplanten verzorgde en/of toezicht hield op de hennepkwekerij. Hiermee is de bijdrage van verdachte aan het telen van de hennepplanten van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
De rechtbank acht, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman van verdachte heeft betoogd, ook het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen. Verdachte is eigenaar van het bedrijfspand aan [straatnaam] te [pleegplaats] en wordt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, medeverantwoordelijk gehouden voor het telen van hennep in dat pand. De meterkast van waaruit illegaal een kabel was aangesloten om de hennepkwekerij van stroom te voorzien, was onderdeel van de hennepkwekerij. Voorts is verdachte contractant van [naam organisatie] en moet hij in die hoedanigheid op de hoogte zijn geweest van het stroomverbruik. Mede gelet op de constatering dat er geen deur voor de meterkast zat en het feit dat op de stukken tape die op de meterkast geplakt zaten vingerafdrukken van verdachte zijn aangetroffen, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte wist dat buiten de meter om stroom werd afgenomen. Nu de rechtbank is gebleken dat ook anderen een rol hebben gespeeld bij de hennepkwekerij en ook zij gezien moeten hebben dat ten behoeve daarvan illegaal stroom werd afgenomen, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [straatnaam] in [pleegplaats] zijn zowel een vuurwapen met munitie als twee busjes pepperspray aangetroffen. Gebleken is dat de wapens en munitie eigendom zijn van medeverdachte [medeverdachte 1]. Nu verdachte wist dat zijn medeverdachte hierover beschikte en onvoldoende inspanningen heeft verricht om de wapens en munitie uit zijn woning te verwijderen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de wapens en munitie tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] voorhanden heeft gehad.