ECLI:NL:RBNNE:2017:3071

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
C/19/119667 / KG ZA 17-127
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende straatverbod en dwangsom

In deze zaak, die op 1 augustus 2017 door de voorzieningenrechter is behandeld, vorderden eiseres sub 1 en eiser sub 2 een straatverbod tegen gedaagde, die de zoon van eiseres sub 1 en de broer van eiser sub 2 is. De eisers voerden aan dat gedaagde hen bedreigde en intimideerde, wat leidde tot een onveilige woonsituatie. Eiseres sub 1 en eiser sub 2 vreesden voor hun veiligheid, vooral na eerdere incidenten waarbij gedaagde betrokken was, waaronder huisverboden opgelegd door de burgemeester van Coevorden. De voorzieningenrechter verleende verstek tegen gedaagde, die niet op de zitting verscheen. De rechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was en dat de vorderingen van eisers niet onrechtmatig of ongegrond waren. De rechter overwoog dat een straatverbod een ingrijpende maatregel is, maar dat de omstandigheden in dit geval een belangenafweging in het voordeel van de eisers rechtvaardigden. Het straatverbod werd voor de duur van zes maanden opgelegd, met een dwangsom van € 500 per overtreding, tot een maximum van € 10.000. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/119667 / KG ZA 17-127
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2017
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna te noemen: [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ,
advocaat mr. S.G. Rissik te Roden,
tegen
[gedaagde],
voorheen wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in [opvangcentrum] te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 juli 2017 met twee producties,
  • de mondelinge behandeling van 28 juli 2017,
  • het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
  • de overige in het geding gebrachte bescheiden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van dit geschil uitgaan van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2.
Eiseres sub 1 is de moeder van [gedaagde] ; eiser sub 2 is zijn broer. Na het overlijden van de vader/echtgenoot in 2010 is [eiseres sub 1] met twee zoons, [gedaagde] en [X] , verhuisd naar het huidige adres te [woonplaats] . [eiser sub 2] woont met zijn gezin ongeveer 250 meter verderop. Binnen het gezin van [eiseres sub 1] zijn veel spanningen.
Zowel [gedaagde] als [X] hebben geen werk en gebruiken verdovende middelen. De spanningen tussen hen beiden lopen regelmatig op, zodat sprake is van geweld tussen hen beiden. De relatie tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde] is zeer slecht, waarbij [eiseres sub 1] zich niet veilig voelt. [gedaagde] bedreigt en intimideert [eiseres sub 1] en zet haar onder grote psychische druk door zijn handelen. Dergelijk intimiderend gedrag strekt zich ook uit tot [eiser sub 2] en zijn gezin. [gedaagde] heeft het gezin van [eiser sub 2] meerdere malen bedreigd en lastig gevallen.
2.3.
Op 16 mei 2017 heeft er een incident plaatsgevonden tussen [gedaagde] en [X] . Aanleiding was het gedrag van [gedaagde] , welk gedrag door een ernstige drugsverslaving (wiet en ghb) zeer onvoorspelbaar en grillig wordt. Naar aanleiding van dit incident heeft de burgemeester van Coevorden [gedaagde] een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen. Die beschikking vermeldt het volgende, voor zover van belang:
"
Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden blijkt dat de aanwezigheid van BUG (gedaagde: voorzieningenrechter) in de woning door zijn gedrag ernstig en onmiddellijk gevaar dan wel een ernstig vermoeden van dit gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer huisgenoten die met BUG in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven. Ik ben op basis hiervan van mening dat de belangen van de achterblijver(s) zwaarder dienen te wegen dan BUG. Derhalve ben ik tot de conclusie gekomen dat het aan BUG op te leggen huisverbod noodzakelijk is."
2.4.
Op 15 juni 2017 heeft de burgemeester van de gemeente Coevorden nogmaals een huisverbod van tien dagen aan [gedaagde] opgelegd. Deze beschikking vermeldt het volgende, voor zover van belang:
"
Zeer grote dreiging naar de moeder , het niet willen mee werken aan hulpverlening en het onmiddellijk na het huisverbod ingooien van de ramen van achterblijfster.
(…)
huisverbod van 17/5/2017 heeft geen verbetering gebracht en situatie is nagenoeg onveranderd.+
Belangen zijn afgewogen. UHP (gedaagde: voorzieningenrechter) gedraagt zich zodanig agressief dat er geen veilig woonomgeving/ huiselijke situatie is betreffende achterblijfster."
Dit straatverbod is verlengd met achttien dagen en is op 13 juli 2017 afgelopen.
2.5.
[gedaagde] verblijft thans in het [opvangcentrum] in [woonplaats] . Hoe lang [gedaagde] daar kan blijven, weten [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] niet. Zowel [eiseres sub 1] als [eiser sub 2] vrezen dat [gedaagde] weer terug zal keren naar de woning van [eiseres sub 1] . [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zijn bang voor [gedaagde] en wensen hem niet in hun woningen.

3.De vordering

3.1.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I gedaagde te verbieden om onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de woningen van eisers aan de [adres] en de [adres] te [woonplaats] , alsmede een daarom heen gelegen gebied met een straal van 100 meter, te betreden of zich op te houden in de straten waar eisers wonen, tenzij eisers schriftelijk toestemming hiervoor te verlenen, een en ander met machtiging op eisers om gedaagde te doen verwijderen met behulp van de sterke arm bij overtreding van dit verbod,
alsmede gedaagde een dwangsom op te leggen van € 500,-- per overtreding voor iedere keer dat gedaagde deze verboden dan wel één daarvan overtreedt;
II met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2.
Van [gedaagde] is in rechte geen standpunt bekend geworden. Via het [opvangcentrum] heeft de voorzieningenrechter op 24 juli 2017 begrepen dat [gedaagde] niet ter ziting zal verschijnen.

4.De beoordeling

4.1.
De dagvaarding is aan [gedaagde] in persoon betekend. Daarom heeft de voorzieningenrechter verstek tegen [gedaagde] verleend. Het spoedeisend belang is voorts met de aard van de vorderingen voldoende gegeven.
4.2.
Meer inhoudelijk overweegt de voorzieningenrechter dat een straat- en contactverbod in het algemeen als een ultimum remedium wordt beschouwd. Toewijzing van een dergelijk verbod vormt immers een inbreuk op het aan ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet daarom sprake zijn van in hoge mate aannemelijk feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. De omstandigheden van het geval met inachtneming van de betrokken belangen van partijen zijn daarbij bepalend.
4.3.
Gegeven dit toetsingskader en in het licht van de hiervoor omschreven feiten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een te maken belangenafweging in het voordeel van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dient uit te vallen. De niet weersproken vorderingen komen de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zullen worden toegewezen, op de wijze zoals in het dictum te bepalen. In verband met de eisen van proportionaliteit zal het verbod voor de duur van zes maanden worden opgelegd. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd, op de wijze zoals in het dictum te bepalen.
4.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt [gedaagde] gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis de woningen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] aan de [adres] en de [adres] te [woonplaats] , alsmede een daarom heen gelegen gebied met een straal van 100 meter, te betreden of zich op te houden in de straten waar [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] wonen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de onder 4.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
5.3.
machtigt [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder 4.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. van Weringh en in het openbaar uitgesproken op
1 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: