Op 11 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een vrouw die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De zaak kwam voort uit een doorzoeking op 3 maart 2015 in de woning van de verdachte, waar verschillende wapens en munitie werden aangetroffen. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. S.O. Roosjen. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.
De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool en munitie van categorie III, evenals andere wapens van categorie II. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij die in het pand werd aangetroffen, en sprak haar vrij van de meeste tenlastegelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte het voorhanden hebben van wapens en munitie wel bewezen, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank overwoog dat het bezit van wapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en had al veel gevolgen ondervonden door deze strafzaak. De rechtbank hield ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de strafprocedure, wat invloed had op de uiteindelijke strafmaat.