ECLI:NL:RBNNE:2017:3074

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
11 augustus 2017
Zaaknummer
18/720081-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het voorhanden hebben van wapens en munitie

Op 11 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een vrouw die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De zaak kwam voort uit een doorzoeking op 3 maart 2015 in de woning van de verdachte, waar verschillende wapens en munitie werden aangetroffen. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. S.O. Roosjen. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een semi-automatisch pistool en munitie van categorie III, evenals andere wapens van categorie II. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij die in het pand werd aangetroffen, en sprak haar vrij van de meeste tenlastegelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte het voorhanden hebben van wapens en munitie wel bewezen, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank overwoog dat het bezit van wapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en had al veel gevolgen ondervonden door deze strafzaak. De rechtbank hield ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de strafprocedure, wat invloed had op de uiteindelijke strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/720081-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 juli 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. S.O. Roosjen, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] ) een hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplanten (te weten 1152 planten) en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, al dan niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] ) een hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplaten (te weten 1152 planten) en/of delen daarvan, in elk geval
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest, door (onder meer) aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
zij op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam organisatie] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (door een of meer zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam organisatie] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte en/of haar/zijn/hun mededader(s), waarbij die een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn/haar/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een of meer zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de
buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken;
3.
zij op of omstreeks 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool van het merk FN (model Baby Browning; serienummer 474414; kaliber 6.35 mm) en/of
- munitie van categorie III, te weten centraalvuur kogelpatronen van het merk Winchester (kaliber 6.35 mm) en/of S&B (kaliber 6.35 mm) en/of
- een of meer wapens van categorie II, te weten een zwart busje met het opschrift 'DYEWitnes Criminal Identifier' en/of een zwart busje met het opschrift 'CS Eurogas super paralisant', zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°,
voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier zit dat verdachte bij dit ten laste gelegde feit betrokken is geweest.
De officier van justitie heeft veroordeling van verdachte voor het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde gevorderd.
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen op grond van het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] worden beschreven, het proces-verbaal van bevindingen, alsmede de foto’s, waaruit blijkt dat in het pand niet veel meer aanwezig was dan de hennepkwekerij, de in de woning van verdachte aangetroffen sleutels die passen op de deuren van genoemd pand, de in de loods aangetroffen dameslaarzen met in het profiel hennepresten en de tussen de spullen van verdachte in haar woning aangetroffen handgeschreven briefjes met daarop aantekeningen over het kweken van hennep. Voorts acht de officier van justitie het proces-verbaal van bevindingen op pagina 269 e.v. van het dossier van belang voor het bewijs, omdat hieruit blijkt dat in een ruimte die was ingericht als opslaghok een medicijnkistje is aangetroffen met daarop de naam van de zoon van verdachte. In dat opslaghok is tevens een cannacutter met hennepresten aangetroffen, hetgeen een link legt tussen verdachte en de aangetroffen hennepkwekerij.
De officier van justitie acht tot slot het onder 3 ten laste gelegde bewezen op grond van het aantreffen van de wapens en munitie in de gezamenlijke woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op plaatsen waar beiden toegang toe hadden, en de processen-verbaal die ten aanzien van de wapens en munitie zijn opgemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het pand aan [straatnaam] te [pleegplaats] weliswaar mede in het bezit was van verdachte en dat uit de camerabeelden blijkt dat zij incidenteel bij het pand aanwezig is geweest, maar dat hieruit geen betrokkenheid bij de hennepkwekerij kan worden afgeleid. De hennepkwekerij was niet zichtbaar wanneer het pand aan de voorkant werd betreden en de hennepgeur was pas in het achterste gedeelte van het pand waarneembaar. Verdachte kan dus in het pand zijn geweest zonder dat zij wetenschap hoeft te hebben gehad van een hennepplantage in dat pand. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit heeft de raadsman betoogd dat niets wijst op enige betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
De raadsman heeft betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 3 ten laste gelegde, nu verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en munitie in haar woning.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierbij wat betreft het onder 1 ten laste gelegde het volgende.
Uit de stukken in het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verdachte op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in haar bedrijfspand, laat staan betrokken is geweest bij het telen van de hennepplanten. De incidentele aanwezigheid van verdachte in het bedrijfspand is onvoldoende om daaruit haar wetenschap van de aanwezigheid van een hennepkwekerij te kunnen afleiden, nu de hennepkwekerij zich in een hok van sandwichpanelen in een aparte ruimte achter in het bedrijfspand bevond en uit het dossier niet blijkt dat ook in het voorste gedeelte van het bedrijfspand een hennepgeur was waar te nemen.
T.a.v. het onder 3 ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 maart 2015, opgenomen op pagina 244 e.v. van het dossier met nummer 2015055959 d.d. 1 september 2015, inhoudende als relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 3 maart 2015 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . [1] Tussen de eetkamer en de keuken zat een soort hoge bar. Hier werd een busje pepperspray in beslag genomen. Op de eerste verdieping was een ouderslaapkamer. Hier werd in een nachtkastje een handvuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. De ruimte daaraan grenzend was een soort inloopkast. Uit deze ruimte werden patronen voor een vuurwapen en een bus traangas in beslag genomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van pepperspray van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2015, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 maart 2015 werden in een woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] twee busjes met vermoedelijk zogenaamde pepperspray aangetroffen. Ik zag dat het om twee verschillende busjes ging, respectievelijk een zwart busje met het opschrift ‘DYEWitness Criminal Identifier’, voorzien van een felgroen gekleurde spuit applicator, en een zwart busje met het opschrift ‘CS Eurogas super paralisant’, voorzien van een druk applicator aan de bovenzijde van het busje. Beide busjes bevatten vloeistof. Ik zag dat het om een categorie 1 sub 6 wapen ging van de Wet wapens en munitie.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, Team Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 23 maart 2015, opgenomen op pagina 255 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Wapen: Het voorwerp is een semiautomatisch pistool, merk FN, model Baby Browning, kaliber 6.35 mm, serienummer 474414. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Het voorwerp is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Munitie: De centraalvuur kogelpatronen, merken 12 x Winchester .25 Auto en 5 x S&B 6.35 mm, kaliber 6.35 mm (synoniem .25 auto), aantal 17, zijn geschikt om een projectiel met het voormelde vuurwapen af te schieten. Derhalve zijn de patronen munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de in hun gezamenlijke woning aangetroffen wapens en munitie voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
3. zij op 3 maart 2015 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met
een ander
- een wapen van categorie III, te weten een semiautomatisch pistool van het merk FN (model Baby Browning; serienummer 474414; kaliber 6.35 mm) en
- munitie van categorie III, te weten centraalvuur kogelpatronen van het merk Winchester (kaliber 6.35 mm) en S&B (kaliber 6.35 mm) en
- wapens van categorie II, te weten een zwart busje met het opschrift 'DYEWitness Criminal Identifier' en een zwart busje met het opschrift 'CS Eurogas super paralisant', zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige en verstikkende en weerloosmakende en traanverwekkende stoffen van de categorie II, onder 6°,
voorhanden heeft gehad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
3. medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III; en
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie; en
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de richtlijnen van het openbaar ministerie, de documentatie van verdachte, het rapport van de reclassering en het tijdsverloop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de geringe rol van verdachte bij het ten laste gelegde, de ouderdom van de wapens en munitie die zijn aangetroffen in de woning van verdachte en het feit dat verdachte de wapens en munitie niet heeft gebruikt. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de redelijke termijn van twee jaren als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden en dat deze overschrijding van de redelijke termijn moet worden verdisconteerd in de straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van zowel wapens als munitie. Met het aanwezig hebben van wapens en munitie in haar woning heeft verdachte een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen veroorzaakt, dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie met zich brengt.
De rechtbank overweegt dat de ernst van dit strafbare feit, mede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van rechtvaardigt.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit en blijkens het reclasseringsrapport al veel gevolgen heeft ondervonden als gevolg van deze strafzaak.
Ook is sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, nu meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het moment waarop verdachte in verzekering is gesteld, vanaf welk moment verdachte in redelijkheid kon verwachten dat tegen haar een strafvervolging zou worden ingesteld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden
ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. F.J. Agema en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2017.

Voetnoten

1.Deze woning betrof blijkens het dossier destijds de gezamenlijke woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .