ECLI:NL:RBNNE:2017:3126

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
18/920124-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van inbraak en poging tot diefstal met geweld; bewezenverklaring van twee diefstallen met gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en een poging tot diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de inbraak in een auto en de poging tot diefstal met geweld, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan twee diefstallen: de diefstal van 42 liter benzine op 6 april 2017 en de diefstal van vleeswaren op 25 maart 2017. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan laakbare feiten die financieel nadeel en overlast voor de slachtoffers met zich meebrachten. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd. De rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat eerdere voorwaardelijke veroordelingen niet het gewenste effect hadden gehad. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920124-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboortedatum] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 augustus 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 6 april 2017, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (ongeveer) 42 liter, althans een hoeveelheid, benzine, althans brandstof(fen), in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan de [naam bedrijf 1] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2.
verdachte op of omstreeks 19 maart 2017, in elk geval op of omstreeks 18 maart 2017 en/of 19 maart 2017, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een, aldaar, aan de Laan van de Eekharst geparkeerd staande (personen)auto heeft weggenomen (onder meer) een of meer bril(len) en/of een portemonnee (inhoudende (ongeveer) 25 auro en/of één of meer (bank)pasje(s), in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
3.
verdachte op of omstreeks 25 maart 2017, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid of hoeveelheden kip- en/of kalkoenfilet en/of kalfsrolletjes, althans vlees, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen één of meer medewerkers van die/dat winkel(keten), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, nadat die medewerker(s) verdachte (had(den) vastgepakt/vastgegrepen als verdacht van het gepleegd hebben van (een) (winkel)diefstal) zich gewelddadig heeft losgerukt/losgetrokken en/of vervolgens die winkel (gevestigd aan de [straatnaam], aldaar) heeft verlaten;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 25 maart 2017, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid of hoeveelheden kip- en/of kalkoenfilet en/of kalfsrolletjes, althans vlees, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 25 maart 2017, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid of hoeveelheden kip- en/of kalkoenfilet en/of kalfsrolletjes, althans vlees, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft daarbij gelet op de aangiftes, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , de camerabeelden en de verklaring van verdachte ter zitting.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen opmerkingen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat slechts vaststaat dat verdachte met de gestolen bankpasjes heeft geprobeerd te pinnen. Dit is onvoldoende om tot het bewijs te komen voor diefstal van die bankpasjes. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van geweld te komen. De poging diefstal kan wel bewezen worden.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Uit de aangifte blijkt dat op 18 maart 2017 is ingebroken in een aan de Laan van de Eekharst geparkeerde personenauto. De aldaar buitgemaakte pinpassen zijn vervolgens door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gebruikt bij een pinautomaat in [pleegplaats] , zo blijkt uit de door de Rabobank verstrekte camerabeelden.
Verdachte ontkent dat hij degene is geweest die de diefstal met braak heeft gepleegd. Verdachte verklaart dat [medeverdachte] de pasjes had en aan hem vroeg om - samen met hem - te gaan pinnen. Het enige bewijsmiddel voor de aan verdachte ten laste gelegde handelingen, is de verklaring van medeverdachte . Bij die stand van zaken dienen zekere eisen te worden gesteld aan de inhoud van het ondersteunende bewijs. De camerabeelden waaruit blijkt dat verdachte geprobeerd heeft te pinnen met de gestolen bankpassen, acht de rechtbank onvoldoende om buiten redelijke twijfel te doen staan dat de verdachte zich daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met braak, de enige variant die aan verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank komt op grond hiervan tot het oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3, primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3, primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Primair is ten laste gelegd dat verdachte heeft gepoogd verschillende vleeswaren te stelen, en dat hij bij die poging gebruik heeft gemaakt van geweld. Uit de hierna op te nemen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat sprake is van een voltooid delict. Verdachte heeft de goederen in zijn trolley gedaan en is met deze trolley de kassa gepasseerd zonder voor de goederen te betalen. Daarmee is het delict voltooid. Dat de trolley met gestolen inhoud in de supermarkt is achtergebleven, maakt dat niet anders. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot diefstal.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het dossier geen aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde geweld te komen. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat medewerkers van de supermarkt hebben geprobeerd om verdachte tegen te houden toen hij de supermarkt wilde verlaten door verdachte bij zijn arm te pakken. Verdachte heeft zijn arm teruggetrokken. Voorts wordt in de aangifte niet over enige vorm van geweld gesproken. Het voorgaande is onvoldoende om te kunnen spreken van geweld om bij heterdaad de vlucht mogelijk te maken.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 1 augustus 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 6 april 2017 heb ik getankt terwijl ik geen geld bij mij had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 april 2017, opgenomen op pagina 65 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2017110920 Z d.d. 1 mei 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , namens [naam bedrijf 1] :
Op 6 april 2017 zag ik een groene Fiat Punto bij de pomp staan. Ik zag dat een man de auto aan het vullen was met brandstof. Ik zag dat, nadat deze man getankt had, hij snel de groene Fiat Punto instapte en er haastig vandoor ging. De klant heeft zich niet aan de kassa gemeld om te zeggen dat hij had getankt. Deze persoon heeft de brandstof niet betaald. Het aantal liters benzine wat gestolen is, bedraagt 42,09 liter.
Uit het dossier blijkt het volgende. Verdachte heeft bekend dat hij op 6 april 2017 benzine heeft getankt en dat hij daar niet voor heeft betaald. Direct na de melding door aangever is de politie op zoek gegaan naar de auto waarin verdachte reed. Toen zij verdachte zagen rijden, hebben zij hem een stopteken gegeven door middel van een stopbord en met behulp van optische signalen. Verdachte negeerde dit stopteken door onverwachts een afslag te nemen, waarna de politieambtenaren de achtervolging hebben ingezet, waarbij zij tevens geluidssignalen hebben gebruikt. Pas nadat de auto van verdachte was klemgereden, stopte verdachte. Ook bij zijn aanhouding heeft verdachte zich verzet.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd omtrent de reden dat hij de benzine niet heeft betaald. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij moe was en simpelweg was vergeten om te betalen. Op zitting heeft hij verklaard dat hij vergeten was geld mee te nemen en dat hij van plan was om geld te lenen van een vriend om de pomphouder op een later moment alsnog te betalen.
Vorengenoemde gedragingen duiden naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer op een oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening van de benzine dat voor de rechtbank dat oogmerk buiten redelijke twijfel is komen vast te staan. Het door verdachte geschetste scenario wordt gelet hierop door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven.
Ten aanzien van het onder 3, subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3, subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 augustus 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 25 maart 2017, opgenomen op pagina 159 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] , namens [naam bedrijf 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 3, subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte op 6 april 2017, te Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 42 liter benzine, toebehorende aan de [naam bedrijf 1] .
3, subsidiair
verdachte op 25 maart 2017, te Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid kip- en kalkoenfilet en kalfsrolletjes, toebehorende aan winkelketen [naam bedrijf 2] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal
3, subsidiair Diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3, primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een gevangenisstraf die in duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen, een winkeldiefstal en diefstal van brandstof bij een benzinepomp. Deze diefstallen zijn laakbare feiten, aangezien zij enkel gepleegd worden uit oogpunt van persoonlijk gewin en voor de slachtoffers financieel nadeel en overlast met zich meebrengen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Blijkens het uittreksel uit het documentatieregister heeft verdachte zich in het verleden al meermalen schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Tevens werden de bewezen verklaarde feiten gepleegd in een lopende proeftijd van een veroordeling wegens fietsendiefstal.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde auto-inbraak en van het bij de winkeldiefstal gepleegde geweld, komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Als uitgangspunt voor een winkeldiefstal wordt, indien de dader frequent is gerecidiveerd, een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen gehanteerd. Voor de diefstal van benzine bestaan geen oriëntatiepunten. In onderhavig geval acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie. De rechtbank ziet geen reden daaraan een voorwaardelijk strafdeel te koppelen, nu eerdere voorwaardelijke veroordelingen niet het gewenste effect hebben gehad en verdachte bovendien ter zitting heeft aangegeven reeds bezig te zijn met het regelen van hulp en ondersteuning op vrijwillige basis.
De rechtbank acht derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 2 en 3, primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3, subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 8 augustus 2017.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2017.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.