ECLI:NL:RBNNE:2017:3127

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
18/930288-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van facturen en verduistering van geldbedrag door penningmeester van vereniging

Op 15 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervalsen van twee facturen en het verduisteren van een geldbedrag dat toebehoorde aan de Vereniging Ouderraad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die als penningmeester van de vereniging fungeerde, niet als werknemer in dienst was en sprak hem vrij van het bestanddeel ‘persoonlijke dienstbetrekking’. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 februari 2016, opzettelijk een geldbedrag van in totaal minimaal 38.924,37 euro, dat toebehoorde aan de vereniging, wederrechtelijk heeft toegeëigend. Tevens werd vastgesteld dat de verdachte geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk heeft vervalst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de facturen had aangepast om de boekhouding van de vereniging kloppend te maken, maar dat dit niet afdeed aan de strafbaarheid van zijn gedragingen.

De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van de verdachte, en de adviezen van de reclassering. De verdachte had een borderline- en angststoornis, wat zijn functioneren in de maatschappij bemoeilijkte. De rechtbank legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was gevorderd, en bepaalde dat de benadeelde partij haar vordering bij de civiele rechter moest indienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930288-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 augustus 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 februari 2016, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Emmen, (telkens) opzettelijk enig/een geldbedrag (tot in totaal (minimaal) (ongeveer) 38.924,37 euro), die/dat (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde vereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke geldbedrag(en) verdachte al dan niet (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als penningmeester van die vereniging, in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 februari 2016, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Emmen, een of meer geldbedrag(en) (tot in totaal (minimaal) (ongeveer) 38.924,37 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, in elk geval van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode va 1 januari 2014 tot en met 23 februari 2016, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Emmen, (telkens) (een) geschift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit ter dienen, opzettelijk valselijk heeft opgemaakt of vervalst, hebbende verdachte toen, aldaar, opzettelijk in de boekhouding, in elk geval in de financiële administratie, van de [benadeelde vereniging] , zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, (een) valse of vervalste (afschrift(en) en/of kopie(ën) van (een)) factu(u)r(en), te weten (onder meer)
- een (afschrift/kopie van een) factuur van [naam organisatie 1] en gericht aan [benadeelde vereniging] , met factuurdatum 10 oktober 2014 en/of factuurnummer 14700700 en/of ten bedrage van 228,69 euro en/of
- een (afschrift/kopie van een) factuur van [naam organisatie 2] en gericht aan de Gemeente Emmen, Openbaar Schoolonderwijs en/of met als datum 21/04/2015 en/of faktuur nr. 3281 en/of ten bedrage van 1018,23 euro en/of
- een (afschrift/kopie van een) factuur van [naam organisatie 3] en gericht aan [benadeelde vereniging] en met als datum 13-juni-14 en/of factuurnummer 140261 en/of ten bedrage van 168,23 euro en/of
- een (afschrift/kopie van een) factuur van [naam organisatie 4] en gericht aan [benadeelde vereniging] , factuur 143A en met datum 31 januari 2016 ten bedrage van 345,50 euro, opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin - zakelijk weergegeven – dat (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid
- de op of in die factuur van [naam organisatie 1] vermelde banner niet bestemd/geleverd was voor/aan [benadeelde vereniging] te [pleegplaats] , maar bestemd/geleverd was voor/aan het bedrijf [naam organisatie 5] , t.a.v. [verdachte] en/of
- de op 1e en/of 9e regel van de in die factuur van [naam organisatie 2] vermelde aantallen werd(en) verhoogd van (respectievelijk) (1e regel) 2 naar 20 en/of (9e regel) 2 naar 10 en/of de (daarbij behorende) prijs Ex. BTW is aangepast/gewijzigd van (respectievelijk) (1e regel) 24,45 naar 509,00 en/of (9 e regel) 23,69 naar 275,77 en/of het te betalen bedrag is aangepast/gewijzigd van 258,91 in/naar 1018,23 en/of
- dat die factuur van [naam organisatie 3] zowel in 2014 als in 2015 is verwerkt/opgenomen in de boekhouding/financiële administratie van [benadeelde vereniging] en/of
- dat de op of in die factuur van [naam organisatie 4] is aangepast/gewijzigd van 30 november 2012 in 31 januari 2016, in elk geval die datum is geantedateerd, en/of het lettertype van het bedrag van 345,50 van een afwijkend lettertype is en/of die [naam organisatie 4] op 1 januari 2013 was opgehouden te bestaan,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair ten laste gelegde gevorderd. Zij acht op grond van de stukken in het dossier bewezen dat verdachte meermalen geld van [benadeelde vereniging] heeft verduisterd. Tevens heeft zij veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde gevorderd, met uitzondering van het gedachtestreepje ‘ [naam organisatie 3] ’.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier is niet onomstotelijk vast komen te staan dat geld van de rekening van [benadeelde vereniging] is doorgesluisd naar de rekening van verdachte. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat slechts het tweede gedachtestreepje (factuur [naam organisatie 2] ) van het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij deze factuur heeft aangepast, om de boekhouding kloppend te maken. Verdachte dient voor het overige vrijgesproken te worden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te kunnen bewijzen dat verdachte degene is geweest die de facturen heeft vervalst en deze vervolgens in de administratie heeft verwerkt. De administratie is op 23 februari 2016 door aangeefster opgehaald. Hierdoor is niet langer na te gaan of de administratie zoals deze zich in het dossier bevindt, compleet is.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervalsen of valselijk opmaken van de facturen onder gedachtestreepjes 3 ( [naam organisatie 3] ) en 4 ( [naam organisatie 4] ) van het onder 2 ten laste gelegde. Uit de stukken is niet gebleken dat de factuur van [naam organisatie 3] een vervalsing betreft. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank wel is vast komen te staan dat de factuur van [naam organisatie 4] is vervalst, acht de rechtbank niet bewezen dat het verdachte is geweest die de factuur heeft vervalst. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van deze gedachtestreepjes van het onder 2 ten laste gelegde.

Bewijsmiddelen

De rechtbank acht feit 1, primair en 2 (met uitzondering van de hiervoor genoemde valsheid in geschrift van de facturen van [naam organisatie 3] en [naam organisatie 4] ) bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 1 augustus 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb samen met de voorzitter van de vereniging de bedragen op de factuur van [naam organisatie 2] aangepast, zodat de boekhouding klopte.
De factuur van [naam organisatie 1] heb ik betaald via de rekening van de OR.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 maart 2016, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016074015 d.d. 13 oktober 2016, inhoudende als verklaring van [naam] , namens [benadeelde vereniging] :
De [benadeelde vereniging] heeft een ouderraadvereniging waarvan [verdachte] de penningmeester is sinds 1 november 2013.
Ik heb een kopie van de factuur van [naam organisatie 1] . Op deze rekening staat dat wij een banner zouden hebben aangeschaft. Door ons werd in het geheel geen banner besteld bij dit bedrijf.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juni 2016, opgenomen op pagina 165 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
De factuur van [naam organisatie 1] betreft een factuur gedateerd op 10 oktober 2014. Uit de factuur blijkt dat er betaald moet worden voor een geleverde banner. De totale kosten zijn 228,69 euro. [1] Uit de originele factuur blijkt dat deze is gericht aan het bedrijf [naam organisatie 5] tav dhr. [verdachte] , [straatnaam] te [woonplaats] . [2] De verdachte had hierdoor een voordeel van 228,69 euro.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 september 2016, opgenomen op pagina 297 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op dinsdag 23 augustus 2016 heb ik de computerbestanden van de inbeslaggenomen computer en harde schijf van de verdachte [verdachte] bekeken. In de documenten werd een factuur aangetroffen van de [naam organisatie 1] uit [pleegplaats] . [3] De aangetroffen factuur is nagenoeg dezelfde factuur als die middels een vordering werd ontvangen van het bedrijf [naam organisatie 1] uit [pleegplaats] . Alleen de aan van de in de computer aangetroffen factuur werd veranderd van T.a.v. [verdachte] naar T.a.v. Dhr. [naam] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juni 2016, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op de factuur van het bedrijf [naam organisatie 2] uit Assen [4] is te zien dat op de 1e en 9e regel de aantallen werden verhoogd. De cijfers van de verhoogde bedragen, 509 euro en 275,75 euro, komen niet overeen met de rest van de cijfers op deze factuur. Middels een vordering ex artikel 126nd werd bij de boekhandel [naam organisatie 2] uit Assen de originele factuur opgevraagd. [5] Uit het ontvangen origineel blijkt dat de aantallen op regel 1 en regel 9 werd verhoogd waardoor het te betalen bedrag hoger lag dan het werkelijk te betalen bedrag.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van voormelde verklaring van verdachte, de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervalsen van facturen van [naam organisatie 2] en [naam organisatie 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij de factuur van [naam organisatie 2] samen met de voorzitter van de vereniging heeft aangepast, om een gat in de boekhouding te dichten. Dit doet niet af aan de strafbaarheid van de gedraging. Ondanks dat verdachte ontkent dat hij de factuur van [naam organisatie 1] heeft vervalst, acht de rechtbank dit bewezen. In de financiële administratie bevond zich een factuur van [naam organisatie 1] , welke was gericht aan [benadeelde vereniging] . Uit navraag bij [naam organisatie 1] bleek dat de factuur in werkelijkheid gericht was aan [naam organisatie 5] . Op de persoonlijke computer van verdachte is een vergelijkbare factuur aangetroffen, als die zich in de financiële administratie bevond. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het verdachte is geweest die de betreffende factuur heeft aangepast, zodat de factuur in strijd met de waarheid was gericht aan [benadeelde vereniging] .
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde vereniging] heeft verduisterd. Verdachte heeft, zoals hiervoor overwogen, de factuur van [naam organisatie 1] vervalst. Door de factuur te voldoen met geld van de vereniging, terwijl de betaalde banner ten gunste van het bedrijf van zijn echtgenoot kwam, heeft hij zich dat geld wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte daarbij gehandeld heeft uit hoofde van zijn functie als penningmeester van de vereniging. Nu verdachte zijn werkzaamheden als vrijwilliger verrichtte en niet (als werknemer) in dienst was van de vereniging, acht de rechtbank niet bewezen dat er bij het penningmeesterschap van de verdachte sprake was van een persoonlijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten ter onderbouwing van het door de officier van justitie ingenomen standpunt dat de contant door verdachte opgenomen bedragen door hem ook wederrechtelijk zijn toegeëigend. Hoewel uit het dossier blijkt dat vergelijkbare bedragen die van de rekening van Ouderraad werden afgeschreven even later werden gestort op de privérekening van verdachte, is daarmee, mede gelet op de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd, in strafrechtelijke zin niet bewezen dat verdachte daadwerkelijk die bedragen heeft verduisterd. Hetzelfde geldt voor de discrepantie die er lijkt te zijn tussen de hoogte van de uitgaven en de inkomsten van verdachte en zijn partner.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op andere wijze dan door middel van de factuur van [naam organisatie 1] geld, dat toebehoorde aan [benadeelde vereniging] , heeft verduisterd. Hoewel verdachte heeft bekend dat hij een rekening van energieleverancier Essent ten behoeve van zichzelf heeft betaald met geld van de vereniging, acht de rechtbank aannemelijk dat sprake was van een vergissing en aldus de vereiste opzet op het wederrechtelijk toe-eigenen ontbrak.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 februari 2016, te [pleegplaats] , opzettelijk een geldbedrag, dat toebehoorde aan [benadeelde vereniging] , en welk geldbedrag verdachte als penningmeester van die vereniging, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 23 februari 2016, te [pleegplaats] , geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk heeft vervalst, hebbende verdachte toen, aldaar, opzettelijk in de financiële administratie van de [benadeelde vereniging] , zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, vervalste afschriften of kopieën van facturen, te weten
- een afschrift/kopie van een factuur van [naam organisatie 1] en gericht aan [benadeelde vereniging] , met factuurdatum 10 oktober 2014 en factuurnummer 14700700 en ten bedrage van 228,69 euro en
- een afschrift/kopie van een factuur van [naam organisatie 2] en gericht aan de Gemeente Emmen, Openbaar Schoolonderwijs en met als datum 21/04/2015 en factuur nr. 3281 en ten bedrage van 1018,23 euro,
opgenomen en geboekt en verwerkt
en bestaande die vervalsing hierin - zakelijk weergegeven - dat valselijk en in strijd met de waarheid
- de in die factuur van [naam organisatie 1] vermelde banner bestemd was voor [benadeelde vereniging] te [pleegplaats] , terwijl deze bestemd was voor het bedrijf [naam organisatie 5] , t.a.v. [verdachte] en
- de op 1e en 9e regel van de in die factuur van [naam organisatie 2] vermelde aantallen werden verhoogd van (respectievelijk) (1e regel) 2 naar 20 en (9e regel) 2 naar 10 en de (daarbij behorende) prijs Excl. BTW is aangepast van (respectievelijk) (1e regel) 24,45 naar 509,00 en (9e regel) 23,69 naar 275,77 en het te betalen bedrag is aangepast van 258,91 naar 1018,23,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, primair Verduistering
2. Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, waarvan 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd 3 jaar. Zij heeft gevorderd dat bij het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden worden opgelegd van een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een ambulante behandeling bij de AFPN en meewerken aan budgetbeheer of bewind.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, nu verdachte de factuur heeft aangepast met uitdrukkelijke toestemming van de voorzitter van de vereniging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervalsen van twee facturen. Hiermee heeft hij het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in facturen, schade berokkend. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van een geldbedrag waarover hij in het kader van zijn functie als penningmeester van de [benadeelde vereniging] de beschikking had. Dit geld was bedoeld voor de viering van feestdagen en schoolreisjes waar de kinderen van [benadeelde vereniging] aan konden deelnemen. Verdachte heeft het vertrouwen dat de leden van [benadeelde vereniging] in hem gesteld hadden, geschaad.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
In haar rapport d.d. 22 juni 2017 adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting en meewerken aan budgetbeheer en/of bewindvoering. Bij verdachte is een borderline- en een angststoornis vastgesteld. Vanuit deze problematiek heeft verdachte moeite om zich goed te handhaven in de maatschappij.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte eenmaal geld heeft verduisterd en twee facturen heeft vervalst. Daardoor komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank zal aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

Benadeelde partij

[benadeelde vereniging] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 39.503,15 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering te complex om door de rechtbank beoordeeld te worden. Het is echter duidelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De officier van justitie verzoekt een voorschot te bepalen ter hoogte van € 10.000,--, waaraan tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt verbonden, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu dezelfde vordering ook is aangebracht bij de civiele rechter.
Oordeel van de rechtbank
Door de benadeelde partij is ter zitting toegelicht dat voor hen niet geheel duidelijk is geworden in hoeverre door verdachte contant van de rekening van de benadeelde partij opgenomen bedragen ten goede zijn gekomen aan de leerlingen van de [benadeelde vereniging]. De benadeelde partij heeft ook aangegeven verdachte in het kader van de civiele procedure alsnog in de gelegenheid te hebben gesteld verantwoording af te leggen de naar zeggen van de benadeelde partij missende bedragen.
Gelet hierop beschikt de rechtbank thans over onvoldoende informatie om de hoogte van de daadwerkelijk geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 225 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 40 uren,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging van Reclassering Nederland meldt op het volgende adres: Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van de AFPN te Emmen op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn angst- en borderline stoornis, waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich laat begeleiden door een erkende instelling die zich bezig houdt met budgetbeheer en/of bewindvoering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18/930288-16, feit 1, primair:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde vereniging]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 augustus 2017.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Factuur [naam organisatie 1] , p. 166.
2.Factuur [naam organisatie 1] , p. 167.
3.Factuur [naam organisatie 1] , p. 298.
4.Factuur [naam organisatie 2] , p. 171.
5.Factuur [naam organisatie 2] , p. 172.