ECLI:NL:RBNNE:2017:3140

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
6041750 AR VERZ 17-52
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een werknemersverzoek tot herstel van dienstverband en billijke vergoeding na ontslag om bedrijfseconomische redenen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 15 augustus 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, [verzoeker], die zijn arbeidsovereenkomst met ARBO Pompen en Filters BV betwistte. De werknemer was sinds 1 april 2014 in dienst en had een functie als Chief Commercial Officer. ARBO had op 27 januari 2017 toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen, wat het UWV op 16 maart 2017 goedkeurde. De werknemer voerde aan dat de ontslagaanvraag onterecht was en dat er geen redelijke grond was voor zijn ontslag, omdat er geen herplaatsingsmogelijkheden waren onderzocht. De kantonrechter oordeelde dat ARBO niet had voldaan aan haar inspanningsverplichting om de werknemer te herplaatsen en dat de opzegging in strijd was met de wet. De kantonrechter kende de werknemer een billijke vergoeding van € 15.000 toe en ontheffingen van het concurrentiebeding, omdat de ontslaggrond mede was gelegen in de economische crisis. De rechter veroordeelde ARBO ook tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 6041750 AR VERZ 17-52
beschikking van de kantonrechter van 15 augustus 2017
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. N.A. Hertogh, werkzaam bij ARAG SE Leusden (Postbus 230, 3830AE),
tegen
de besloten vennootschap
ARBO Pompen en Filters BV.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Smilde,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M.J. de Coninck, advocaat te Groningen (Postbus 1100, 9701BC).
Partijen zullen hierna [verzoeker] en ARBO worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 6 juni 2017,
- het verweerschrift, tevens houdend een voorwaardelijk tegenverzoek, ingekomen op 10 juli 2017,
- de door de griffier bijgehouden aantekeningen van de mondelinge behandeling van 18 juli 2017,
- de pleitaantekeningen van de zijde van [verzoeker] .
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 april 2014 op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij ARBO in de functie van Business Development Manager. De overeenkomst is na ommekomst van de overeengekomen duur van een jaar, voor onbepaalde tijd voortgezet. De functienaam is tijdens de looptijd van de arbeidsovereenkomst gewijzigd in Chief Commercial Officer. Het laatstgenoten salaris bedroeg € 7.026,76 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is in artikel 14 en 15 een concurrentie- en relatiebeding opgenomen.
2.3.
Op 20 januari 2017 heeft ARBO toestemming gevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. In de toelichting op het verzoek staat onder meer vermeld:
Uit voorlopige berekeningen blijkt dat ARBO Pompen en Filters in 2016 een fors verlies heeft geleden van € 251.107,--(!!).
ARBO Pompen en Filters verwacht ook de komende periode geen positieve veranderingen. Bij ongewijzigd beleid voorziet ARBO Pompen en Filters in 2017 een verlies van € 250.125,-.
(…)
Het is dan ook zaak dat ARBO Pompen en Filters Maatregelen neemt om weer een gezonde balans te laten ontstaan tussen de dalende omzet en haar kosten. ARBO Pompen en Filters vreest voor fatale gevolgen indien zij nu niet ingrijpt.
Het kostenniveau van ARBO Pompen en Filters is altijd relatief laag geweest; er is geen sfeer van "big spending". ARBO Pompen en Filters ziet daarom geen mogelijkheden om op andere terreinen dan haar personeelskosten zodanig te besparen, dat weer een gezonde balans zal ontstaan. ARBO Pompen en Filters ziet wel mogelijkheden om haar personeelskosten te verlagen, zodat haar financiële situatie kan worden verbeterd.
(…)
ARBO verwacht derhalve ook na gewijzigd beleid nog steeds een fors verlies. Zij hoopt dat verlies door het korten op de personeelskosten echter zo veel mogelijk te beperken, teneinde in 2018 weer in de zwarte cijfers te geraken.
2.4.
Op het aanvraagformulier voor de ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen heeft ARBO het volgende vermeld:
2.5.
[verzoeker] is door toezending van de ontslagaanvraag van 20 januari 2017 door het UWV op de hoogte geraakt van het voornemen van ARBO om zijn functie te laten vervallen.
2.6.
De aanvraag is op 27 januari 2017 door het UWV in behandeling genomen. [verzoeker] heeft op 13 februari 2017 respectievelijk 6 maart 2017 inhoudelijk verweer gevoerd tegen de aanvraag. Op 16 maart 2017 heeft het UWV aan ARBO toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen. Daartoe heeft UWV het volgende overwogen:
U heeft de bedrijfseconomische grondslag mede onderbouwd met financiële verslaglegging over de afgelopen drie boekjaren, te weten de jaarrekeningen van 2013, 2014 en 2015 alsmede de voorlopige cijfers (balans, verlies- en winstrekening met toelichting) over 2016.
(…)
U verwacht bij ongewijzigd beleid voor geheel 2017 een bedrijfsresultaat van -/- € 250.125, bij gewijzigd beleid een bedrijfsresultaat van -/- € 119.847.
(…)
Wij constateren dat het alleen al op grond van financiële overwegingen nodig is om op korte termijn op de kosten te bezuinigen.
Een dalende omzet kan een indicatie zijn voor werkvermindering.
(…)
U heeft ons aan de hand van het overzicht van het aantal verkochte pompen en een overzicht van omzetten (met en zonder realisering van projecten) voldoende aannemelijk gemaakt dat het totale aantal verkochte pompen in de periode van 2011 tot 2016 fors is gedaald en uw omzet sterk afhankelijk is van projecten, waardoor het jaar 2015, zonder realisering van projecten, sterk verliesgevend zou zijn geweest.
Uit de vergelijkende orderontvangst is ons voldoende gebleken, dat per 24 januari 2016 het totale bedrag aan orders € 194.150 bedroeg waarvan € 47.985 niet afgenomen is, en per 24 januari 2017 het totale bedrag aan orders, waarvan u voor de komende vier maanden in ieder geval verzekerd bent,
€ 142.763 bedraagt.
Uit de meegestuurde bezettingslijsten (het rapport bezettingsgraad van 24 januari 2017) van de diverse productieafdelingen is ons voldoende aannemelijk kunnen worden, dat er op een aantal afdelingen sprake is van overbezetting en enkel de afdeling CNC verticale machines voor een aantal weken een goede bezetting heeft, Het is voldoende aannemelijk dat er onvoldoende werk voorhanden is en er daarom gesproken kan worden van leegloop.
Hieruit wordt voor ons voldoende aannemelijk dat er, vanwege de afname van het aantal verkochte pompen en de huidige stand van de orderportefeuille, gesproken kan worden van werkvermindering. Binnen een periode van 26 weken is een substantiële verbetering niet te verwachten, zodat de werkvermindering als structureel kan worden beschouwd.
(…)
Verval van arbeidsplaatsen
Voor de werkgever moet ruimte zijn om strategische beslissingen te kunnen nemen die noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering. Wij toetsen deze beslissingen daarom met een zekere mate van terughoudendheid: wij gaan niet 'op de stoel van de werkgever zitten'. Wel beoordelen wij of de werkgever zich kan verantwoorden voor zijn beslissingen. Aan de hand van de door de werkgever aangevoerde informatie toetsen wij of dit zijn beslissingen voldoende ondersteunt.
U beslissing om de extra managementlaag die u, vanwege de verwachte omzetgroei in 2011, 2012 en 2014, aan uw organisatie in 2012 heeft toegevoegd, te schrappen door een tweetal indirecte functies op te heffen, vinden wij niet onredelijk. De directie zal de managementtaken, zoals het coachen van het personeel, het voeren van functioneringsgesprekken, het opstellen van meerjarenplannen en de jaarlijkse budgetplannen, voortaan als voorheen zelf ter hand nemen. De overige uitvoerende commerciële binnendienst- en buitendiensttaken worden verdeeld over de technisch commercieel medewerker (offertes) en de international sales engineer. Hierdoor komt de arbeidsplaats van werknemer te vervallen.
We vinden de omvang van de ontslagvoordracht niet onevenredig en in verhouding met de financiële problematiek.
Wij vinden uw aanpassingen niet onredelijk. De vraag of andere maatregelen redelijker zouden zijn is in de onderhavige procedure niet aan de orde.
(…)
Het verweer van werknemer brengt ons niet tot een ander oordeel. Het feit dat werknemer naast managementtaken vooral ook diverse uitvoerende werkzaamheden vervult, doet hier niet aan af. U heeft besloten om de functie in al haar facetten te verdelen over uzelf als directeur, over de commercieel technisch medewerker en over de (toekomstige) international sales engineer. De herverdeling van werkzaamheden behoort tot de beleidsvrijheid van de ondernemer en uw besluit overschrijdt naar ons oordeel niet de grenzen van de aan u toekomende beleidsvrijheid.
Ontslagvolgorde
(…)
Afgaande op het, bij de arbeidsovereenkomst en zijn functie van CCO behorende, functiebeeld en mede gezien de relatief geringe omvang van uw bedrijf, is het voor ons voldoende aannemelijk geworden, dat werknemer deels zowel uitvoerende werkzaamheden (waaronder (ondersteuning aan de) acquisitie) als managementtaken (strategiebepaling voor de afdeling verkoop en marketing en lid van het Management Team) vervult.
het verweer van werknemer brengt ons niet tot een ander oordeel. De stelling van werknemer, dat hij de werkzaamheden van zowel regional (dan wel international) sales manager als die van de sales & marketing manager heeft overgenomen samen met de (overgebleven) technical sales medewerker, maakt echter niet dat de door werknemer genoemde functie van technical sales engineer en die van (regional dan wel international) sales manager onderling uitwisselbaar zijn met zijn functie van CCO.
Gelet alleen al op het verschil in salaris (plus toelages en bonusregelingen) tussen genoemde functies zijn de functies onderling niet als uitwisselbaar te beschouwen. Overigens claimt werknemer ook niet dat zijn functie uitwisselbaar is met deze functies.
Het feit, dat werknemer gedeeltelijk ook taken en werkzaamheden verricht die gerekend (kunnen) worden tot de andere functie, die momenteel nog als enige commerciële functie binnen uw bedrijfsvoering aanwezig is (in dit geval de functie van technisch commercieel medewerker), maakt zijn functie nog geen andere.
Het feit dat er momenteel, na vertrek van eerder genoemde functionarissen, nog maar één (technisch) commercieel medewerker in dienst is, maakt volgens werknemer voldoende aannemelijk dat hij vooral uitvoerend bezig is.
Wat er ook zij van de precieze verhouding tussen leidinggevende taken en uitvoerende taken, wij vinden dat voldoende aannemelijk is geworden dat werknemer als enige binnen uw bedrijf de functie van Commercial Chief Officer en de daarbij behorende werkzaamheden vervult. Nu deze unieke functie van werknemer komt te vervallen, is de keus om werknemer voor ontslag voor te dragen, per definitie een juiste. Daarmee is de voordracht redelijk te noemen.
Herplaatsing
(…)
Volgens werknemer komt de openstaande vacature voor de functie van international sales engineer overeen met de functie van regional sales engineer, die eerder binnen uw bedrijfsvoering voorkwam. Omdat werknemer de bij deze functie behorende werkzaamheden al sinds 2015 uitvoert, acht hij deze functie voor hem passend. Ook de functie van de (op tijdelijke basis werkzame) technisch commercieel medewerker acht werknemer passend.
Ons is gebleken dat het salaris voor de functie van international sales manager € 3.500 bruto bedraagt en dat dit voor de functie van technisch commercieel medewerker zelfs nog minder is, terwijl het salaris van werknemer bijna het dubbele ervan is.
Gelet op het verschil in salaris, maar eveneens gezien de functie-eisen en het opleidingsniveau vinden wij de functie van international sales engineer en die van technisch commercieel medewerker geen voor werknemer passende functies. Werknemer is, ook al heeft hij in zijn functie van CCO een aantal (commerciële) taken vervult die tot beide functies kunnen worden gerekend, voor beide functies als overgekwalificeerd te beschouwen.
Daarmee is voor ons voldoende aannemelijk geworden dat er voor werknemer binnen uw bedrijf geen herplaatsingsmogelijkheden voorhanden zijn.
2.7.
ARBO heeft, met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van een maand, de arbeidsovereenkomst opgezegd. De arbeidsovereenkomst is per 1 mei 2017 geëindigd.
2.8.
[verzoeker] heeft in zijn brief van 22 mei 2017 geprotesteerd tegen de opzegging onder aanzegging van de onderhavige procedure.

3.De verzoeken

3.1.
[verzoeker] vordert primair – verkort weergegeven – de opzegging per 1 juni 2017 [de kantonrechter begrijpt: per 1 mei 2017] te vernietigen en de arbeidsovereenkomst te herstellen, en subsidiair om ten laste van ARBO een billijke vergoeding toe te kennen en [verzoeker] te ontheffen uit zijn verplichtingen voortvloeiend uit het concurrentiebeding. [verzoeker] heeft tevens een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] - samengevat - ten grondslag dat het UWV ten onrechte toestemming heeft verleend aan ARBO om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. ARBO heeft de ontslagaanvraag gebaseerd op de feitelijke overbezetting van personeel als gevolg van werkvermindering. De grond die wordt aangevoerd moet volgens [verzoeker] leiden tot het opzeggen van overeenkomsten van werknemers van wie het werk daadwerkelijk verminderd of vervalt. Van het UWV had verwacht mogen worden dat zij functies en daarbij behorende taken, waarvan wordt gesteld dat deze verminderen, volledig doorgrondt. Uit de beslissing van het UWV volgt dat men dit onderzoek bewust niet dan wel in onvoldoende mate heeft gedaan. Zij heeft het onjuiste toetsingskader gebruikt bij de beoordeling en behandeling van de ontslagaanvraag.
3.3.
Tevens voert [verzoeker] aan dat het UWV niet tot het verlenen van toestemming over had mogen gaan, omdat ARBO niet aan de op haar rustende inspanningsverplichting om [verzoeker] te herplaatsen heeft voldaan. Herplaatsing was mogelijk in de functie van International Sales Engineer, waarvoor tot op heden een vacature openstaat. De werkzaamheden van de vacature zijn exact de werkzaamheden die hij in dienst van ARBO uitoefende. Dat de beloning lager is maakt dit niet anders. Het UWV had moeten nagaan waaruit de taken van [verzoeker] tijdens het verloop van zijn dienstverband hebben bestaan. Zij heeft dit nagelaten. Voorts heeft [verzoeker] vernietiging van de opzegging gevorderd, omdat de opzegging in strijd is met de wederindiensttredingsvoorwaarde zoals opgenomen in de beschikking van het UWV.
3.4.
Als herstel van het dienstverband in redelijkheid niet mogelijk is, verzoekt [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto. Tevens verzoekt [verzoeker] hem te ontheffen uit de verplichtingen die mogelijk voor hem voortvloeien uit de concurrentie- en relatiebedingen.

4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
ARBO verweert zich tegen het verzoek en heeft een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend. Zij stelt zich op het standpunt dat de ontslagaanvraag is gebaseerd op zowel structurele werkvermindering als een slechte financiële situatie. ARBO heeft alle relevante informatie aan het UWV overgelegd om beide gronden te onderbouwen. De beslissing van het UWV om toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te verlenen, is ook op beide bedrijfseconomische omstandigheden gegrond. Gelet op de structurele werkvermindering met een slechte financiële situatie tot gevolg diende ARBO maatregelen te treffen om de bestaanszekerheid van haar onderneming op de langere termijn te kunnen garanderen. ARBO kan op haar productieafdeling geen arbeidsplaatsen missen en kon derhalve redelijkerwijs beslissen om de functie van Chief Commercial Officer, de functie van [verzoeker] , te laten vervallen. Dat het treffen van maatregelen in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering zowel wegens een structurele werkvermindering, als wegens een slechte financiële situatie noodzakelijk was, staat buiten kijf; de bestaanszekerheid van ARBO kwam in gevaar indien zij geen maatregelen trof om aanzienlijk op de kosten te besparen.
4.2.
Met betrekking tot haar herplaatsingsverplichting stelt ARBO zich op het standpunt dat er geen vacante passende functie voor handen is binnen het bedrijf. [verzoeker] is naar de mening van ARBO zwaar overgekwalificeerd voor de vacature van International Sales Engineer. Deze functie past niet bij de ervaring en capaciteiten van [verzoeker] . Tevens illustreert het aanmerkelijk verschil in loon tussen de vacante functie van International Sales Engineer en het laatst door [verzoeker] verdiende loon dat deze functie voor [verzoeker] als niet passend kan worden beschouwd.
4.3.
ARBO verzet zich tegen toekenning van een billijke vergoeding en de ontheffing uit het concurrentiebeding.
4.4.
Voor zover de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] zal worden hersteld, verzoekt ARBO [verzoeker] te veroordelen tot terugbetaling van de transitievergoeding.

5.De beoordeling

5.1.
Uit artikel 7:682 lid 1 onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek volgt dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie een arbeidsovereenkomst is opgezegd met toestemming van het UWV, de werkgever kan veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, indien de opzegging in strijd is met onder meer artikel 7:669 lid 1 jo. lid 3 sub a. Uit deze wettelijke bepalingen, nader uitgewerkt in de Ontslagregeling (Stcrt. 2015/12685) vloeit voort dat de werkgever bij een ontslagaanvraag op grond van bedrijfseconomische redenen aannemelijk dient te maken, dat voor opzegging van de arbeidsovereenkomst een redelijke grond aanwezig is in die zin dat (i) er structureel arbeidsplaatsen vervallen door bedrijfsbeëindiging of door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering, (ii) de juiste volgorde voor ontslag is vastgesteld en (iii) er geen mogelijkheden zijn om de werknemer binnen een redelijke termijn (al dan niet met scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming of groep.
5.2.
Het verweer van [verzoeker] dat UWV bij de beoordeling van de ontslagaanvraag uit is gegaan van een onjuist toetsingskader en dat zij derhalve de ontslagvergunning ten onrechte heeft verleend, wordt door de kantonrechter verworpen. Hoewel uit de ontslagaanvraag blijkt dat ARBO haar aanvraag primair baseert op structurele werkvermindering, kan uit de verdere inhoud van de aanvraag en de overgelegde stukken worden afgeleid dat zij mede haar slechte of slechter wordende financiële situatie aan de aanvraag ten grondslag heeft gelegd. Deze twee factoren zijn, ook in onderhavige geval, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Structurele werkvermindering heeft (meestal) een slechte financiële situatie tot gevolg. In de toelichting op haar verzoek van 27 januari 2017 heeft ARBO gewezen op de slechte financiële positie van ARBO en de noodzaak tot het nemen van maatregelen om weer een gezonde financiële balans te laten ontstaan. Zij heeft een toelichting gegeven op de oorzaak en de achtergrond van de slechte financiële situatie en zij heeft de benodigde financiële gegevens van de onderneming aan het UWV overgelegd. Gelet op het voorgaande heeft het UWV naar het oordeel van de kantonrechter de ontslagaanvraag op de juiste, aangedragen, gronden getoetst. In ieder geval brengt het UWV-dossier en het verder verhandelde in deze procedure, de kantonrechter tot het oordeel dat er een afdoende bedrijfseconomische reden is voor het vervallen van de arbeidsplaats van [verzoeker] .
5.3.
Omdat de functie van [verzoeker] een unieke is valt over enige ontslagvolgorde niets te zeggen.
5.4.
Voordat de kantonrechter tot de conclusie kan komen dat er een redelijke grond is voor het ontslag van [verzoeker] , moet vast komen te staan dat ARBO haar inspanningsverplichting tot herplaatsing van [verzoeker] in een andere passende functie is nagekomen. Pas dan kan naar het oordeel van de kantonrechter tot de conclusie gekomen worden dat “…herplaatsing van de werknemer…niet mogelijk is…” (art. 7:669 lid 1, eerste zin, BW). Dat het gaat om een inspanningsverplichting en niet om een resultaatsverplichting blijkt uit de parlementaire geschiedenis waarin het woord “inspanning” voorkomt in relatie tot de herplaatsing, het inmiddels vervallen Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2012 en jurisprudentie over de herplaatsing. Die inspanning houdt in het onderzoek door de werkgever naar de mogelijkheden tot herplaatsing op redelijke termijn. De kantonrechter oordeelt het in overeenstemming met goed werkgeverschap dat de werkgever de werknemer betrekt bij dat onderzoek; er dient overleg plaats te vinden tussen werkgever en werknemer. In de onderhavige zaak staat vast dat ARBO geen enkel (voorafgaand) contact met [verzoeker] heeft gehad over het door haar voorgenomen ontslag en ook niet in het kader van haar herplaatsingsverplichting. De kantonrechter is van oordeel dat daardoor in beginsel niet is voldaan aan de herplaatsingsverplichting. ARBO heeft onvoldoende aangevoerd om, als uitzondering op het beginsel, tot de conclusie te kunnen komen dat het volstrekt helder was dat herplaatsing niet mogelijk was waardoor voorafgaand overleg met hem niet nodig was. Niet valt in te zien dat een passende functie een gelijksoortige moet zijn. Een andere, wellicht moeilijker functie, zou, na scholing moeten kunnen. Evenals een makkelijker, minder inspannende functie. ARBO heeft door hierover niet het gesprek aan te gaan geen rekening gehouden met de belangen van [verzoeker] op dit punt.
5.5.
Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat ARBO de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] heeft opgezegd in strijd met artikel 7:669 lid 1 BW. Het om die reden primair gevraagde herstel van de dienstbetrekking zal de kantonrechter niet uitspreken. Gelet op het verhandelde op de zitting en de wijze waarop partijen daar tegenover elkaar stonden, is de kantonrechter van oordeel dat dat niet in het belang van partijen is. Dat het zover gekomen is, is vanwege het ernstig verwijtbaar niet nakomen door ARBO van de herplaatsingsverplichting. Dit betekent dat de kantonrechter het subsidiair gevorderde alternatief, een billijke vergoeding, aan [verzoeker] zal toekennen ten laste van ARBO.
5.6.
Indachtig het “Kappersarrest” van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) vindt de kantonrechter dat de gevraagde billijke vergoeding in de onderhavige zaak een alternatief moet vormen voor wat de werknemer mist, herstel van de dienstbetrekking en de verdiensten daar uit. Om te kunnen beoordelen wat [verzoeker] mist heeft de kantonrechter via BerekenHet.nl de WW-uitkering van [verzoeker] (globaal) berekend. De hoogte van die uitkering is volgens die rekenmodule ongeveer € 3.000,00 bruto per maand. Dat is € 4.000,00 bruto minder dan wat [verzoeker] bij ARBO verdiende. De uitkeringsduur van 32 maanden is onvoldoende om de periode tot het pensioen van [verzoeker] te overbruggen. Hij heeft immers onweersproken gesteld met pensioen te gaan op de leeftijd van 66 jaren en negen maanden. De kantonrechter komt dan tot de conclusie dat een billijke vergoeding als gevraagd door [verzoeker] van € 15.000,00 niet te hoog is en daarom zal worden toegewezen.
5.7.
[verzoeker] heeft ten slotte gevorderd dat hij zal worden ontheven van het concurrentiebeding. Hij heeft daarvoor gewezen op artikel 27 van de toepasselijke cao. Dat artikel luidde tot 1 mei 2017:
CONCURRENTIEBEDING EN ECONOMISCHE CRISIS
In geval er sprake is van een overeengekomen concurrentiebeding/relatiebeding en er is sprake van ontslag door de werkgever wegens bedrijfseconomische redenen ten gevolge van de crisis, mag de werknemer zich wel vrijelijk bewegen in de arbeidsmarkt waarbij de oude werkgever niet ernstig mag worden benadeeld.
De kantonrechter is van oordeel dat de aanwezige bedrijfseconomische reden voor het ontslag ten minste mede is gelegen in de economische crisis van de afgelopen jaren. In de stukken van UWV-procedure spreekt ARBO immers over “de wereldwijde crisis in 2008/2009” en de “aanhoudende zwakke wereldeconomie”. Daarnaast is er een tweede rechtsgrond voor de ontheffing van het concurrentiebeding. De hiervoor besproken ernstige verwijtbaarheid aan de kant van ARBO in verband met artikel 7:653 lid 4 BW. De kantonrechter zal de vordering toewijzen op de door [verzoeker] aangevoerde rechtsgrond, artikel 27 cao.
5.8.
De kantonrechter zal de door [verzoeker] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afwijzen. Onvoldoende onderbouwd is dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van de procedure.
5.9.
ARBO zal in de proceskosten worden veroordeeld, nakosten daarbij inbegrepen. De nakosten worden begroot op € 100,00. De kosten van de procedure worden aan de zijde van [verzoeker] verder vastgesteld op:
- griffierecht € 470,00
- salaris gemachtigde
€ 600,00
totaal € 1.070,00

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt ARBO tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na de betekening van deze beslissing tot de dag van de betaling en onder de verplichting daarvoor een netto/bruto-specificatie te verstrekken;
6.2.
ontheft [verzoeker] van de verplichtingen voortvloeiend uit het concurrentiebeding;
6.3.
veroordeelt ARBO in de kosten van de procedure gevallen aan de kant van [verzoeker] , tot op heden begroot op een bedrag van € 1.170,00;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gegeven te Assen en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2017 door
mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
MD en RTjT