ECLI:NL:RBNNE:2017:3159

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
16 augustus 2017
Zaaknummer
18/830265-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na noodweer bij steekincident

Op 11 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte had op 30 juni 2015 in Groningen, in zijn eigen huis, twee mannen, vader en zoon, met een mes verwond tijdens een aanval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij werd aangevallen door de twee mannen. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte zich verdedigde en concludeerde dat zijn reactie proportioneel was. De verdediging stelde dat de verdachte zich moest beschermen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte geloofwaardig en oordeelde dat er geen sprake was van een strafbaar feit. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partijen, de vader en zoon, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de rechtbank tot de conclusie kwam dat de verdachte niet strafbaar was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830265-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 juli 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Lubbers, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en), (te weten
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst heeft gestoken en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te Groningen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de
borst te steken en/of te snijden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Door aangevers, vader en zoon [slachtoffers] , in de borst te steken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de buurman, vader [slachtoffer 2] , gestoken met een mes. Ik heb met het mes een stekende beweging gemaakt naar zoon [slachtoffer 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juni 2015, opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2015205099 d.d. 27 augustus 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 30 juni 2015 te Groningen zag ik dat de buurman steekbewegingen maakte richting mijn vader en mij. Ik zag ineens allemaal bloed in mijn shirt.
3. Een geneeskundige verklaring, op 27 juli 2015 opgemaakt en ondertekend door
drs. T. Naujocks, forensisch arts, opgenomen op pagina 39 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als haar verklaring:
[slachtoffer 1] werd in het UMCG gezien op 30 juni 2015. Bij onderzoek bleek sprake van een steekverwonding onder de rechtertepel zonder onderliggend (long-)letsel. De behandeling bestond uit het hechten van de wond (1 hechting).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 juli 2015, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 30 juni 2015 te Groningen kwam de buurman, [verdachte] heet hij volgens mij, met een groot mes op mij af en heeft hij mij gestoken. De steekbewegingen gingen in de richting van mijn bovenlijf, richting mijn borst.
5. Een geneeskundige verklaring, op 27 juli 2015 opgemaakt en ondertekend door
drs. T. Naujocks, forensisch arts, opgenomen op pagina 49 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als haar verklaring:
[slachtoffer 2] werd in het UMCG gezien op 30 juni 2015. Bij onderzoek bleek sprake van een snijwond onder de rechtertepel met luchtlekkage, maar zonder bloeding, en een schaafwond ter hoogte van de overgang borst-buik links.
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Door met een mes op borsthoogte in het lichaam van beide aangevers te steken of snijden, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat beide aangevers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 30 juni 2015 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een mes in de borst heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primairpoging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte werd aangevallen door de beide aangevers en mocht zich daartegen verdedigen. De manier waarop verdachte zich heeft verdedigd was proportioneel. De verklaring van verdachte dat hij pas heeft gestoken nadat hij was geslagen terwijl hij op de grond lag, wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige] . [getuige] , die een onafhankelijke getuige is, heeft - terwijl hij langsfietste - gezien dat een jongeman aan het intrappen was op iets wat achter de garagedeur lag. [getuige] is na enkele seconden terug gefietst en heeft toen gezien dat de jongeman een rode plek in zijn hemd had. Deze rode plek had [getuige] kort daarvoor niet gezien toen hij voorbij fietste. Dit betekent dat [slachtoffer 1] nog niet was gestoken toen verdachte op de grond lag, zoals [slachtoffer 1] heeft verklaard. Aan de verklaring van verdachte, die meteen na het incident is aangehouden en is gehoord, moet meer geloof worden gehecht dan aan de verklaringen van beide aangevers die hun verklaringen op elkaar hebben kunnen afstemmen toen zij naast elkaar lagen in het ziekenhuis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft middels een beroep op noodweer gepleit voor ontslag van alle rechtsvervolging. Zij heeft gesteld dat verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en zich daarbij heeft gehouden aan de grenzen van noodzakelijke verdediging. Verdachte werd in zijn eigen huis aangevallen door twee mannen die groter van postuur waren en die bleven aanvallen. Verdachte lag op de grond, terwijl aangevers op hem insloegen. Verdachte dacht dat hij dood zou gaan. Hij heeft geprobeerd zich met zijn handen te verdedigen, maar toen dat niet voldoende was heeft hij een mes gepakt om zich af te weren. Daarbij heeft hij beide aangevers geraakt. Dit is in overeenstemming met de getuigenverklaring van [getuige] , die de zoon eerst zonder rode plek in zijn hemd ziet en later met. De verwondingen die beide aangevers hebben opgelopen, passen ook bij de verklaring van verdachte dat sprake is geweest van afweren.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet in dit geval vast komen te staan dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, dan wel een onmiddellijke dreiging daartoe, waarbij het noodzakelijk was dat verdachte zich verdedigde en waarbij de manier waarop hij zich verdedigde geboden was.
Bij de vaststelling van de gebeurtenissen die dag neemt de rechtbank de verklaring van verdachte als uitgangspunt, nu de rechtbank deze verklaring geloofwaardig acht. Verdachte werd in zijn eigen huis (garage) aangevallen door twee mannen. Verdachte is op enig moment op de grond terechtgekomen. Toen hij de kans zag om op te staan, heeft hij een mes gepakt en heeft hij hiermee afwerende stekende bewegingen gemaakt. Daarbij zijn beide aangevers geraakt. De rechtbank acht in deze omstandigheden het afweren met een mes niet
disproportioneel. Dat slechts sprake was van afweren, wordt bevestigd door het letsel van beide aangevers. In beide gevallen is geen sprake van diepe steekwonden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een noodweersituatie, waarin verdediging door verdachte op de wijze als hij heeft gedaan onder de gegeven omstandigheden noodzakelijk en geboden was. Dientengevolge acht de rechtbank het bewezen verklaarde niet strafbaar. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. [slachtoffer 1] heeft gevorderd een bedrag van
€ 100,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De vordering van [slachtoffer 2] bestaat uit € 460,05 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.250,00 ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Nu de rechtbank komt tot een ontslag van alle rechtsvervolging zullen de benadeelde partijen niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2017.
Mr. Haisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.