Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2A, 2B, 3, 4A, 4B, 5 en 6 primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 en 4A ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 3 heeft zij aangevoerd dat verdachte zich dit feit niet kan herinneren en dat het dossier naast de aangifte geen andere bewijsmiddelen bevat. Alleen de aangifte is onvoldoende om te kunnen toetsen of aangeefster daadwerkelijk de in de tenlastelegging genoemde handelingen heeft verricht en, indien de handelingen zijn verricht, of er sprake is geweest van dwang.
Ten aanzien van het onder 4A ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het bij ontuchtige handelingen moet gaan om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het enkel en alleen staan of zitten in een BH of bikini, zoals is ten laste gelegd, betreft geen handeling van seksuele aard.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij zich ten aanzien van de feiten 1, 5 en 6 op het standpunt heeft gesteld dat de pleegperiode dient te worden ingekort. Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de Skype-gesprekken blijkt dat verdachte op 23 augustus 2013 voor het eerst heeft gedreigd om naaktfoto's online te zetten, zodat niet kan worden bewezen dat er in de periode van 12 juli 2013 tot en met 22 augustus 2013 sprake is geweest van dwang. Ten aanzien van feit 5 kan worden bewezen dat verdachte zich op 16 april 2014 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot aanranding, aangezien er alleen op die dag een chatgesprek heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de chatgesprekken blijkt dat aangeefster op 24 november 2015 voor een laatste keer handelingen heeft verricht voor de webcam. Voor de periode van 25 november 2015 tot en met 12 december 2015 ontbreekt derhalve wettig en overtuigend bewijs. Tevens heeft de raadsvrouw ten aanzien van dit feit gesteld dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen in te brengen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 4A ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Aangeefster heeft zich op verzoek van verdachte via Skype getoond in BH en bikinibroekje, welke handeling als ontuchtig is ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze handeling - die heeft plaatsgevonden ter voorbereiding van verdergaande handelingen die onder 4B zijn ten laste gelegd - niet kan worden aangemerkt als ontuchtig in de zin van de wet. Aangeefster haar borsten en schaamstreek waren immers nog bedekt, waarbij sprake was van een normale pose, zodat er geen sprake is geweest van strijd met de sociaal-ethische norm. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2, 4B en 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2014, opgenomen op pagina 11 van zaakdossier 2, onderdeel van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2014069922 d.d. 21 december 2015 (hierna: dossier I), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] 1998;
3. een schriftelijk bescheid, te weten de uitgewerkte chat-gesprekken tussen verdachte en aangeefster, opgenomen op pagina 32 e.v. van zaakdossier 2;
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 december 2015, opgenomen op pagina 48 e.v. van zaakdossier 16, onderdeel van dossier I, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] , geboren [geboortedatum] 2000;
3. een schriftelijk bescheid, te weten de uitgewerkte chat-gesprekken tussen verdachte en aangeefster, opgenomen op pagina 9 e.v. van zaakdossier 16;
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2015, opgenomen op pagina 17 van zaakdossier 22, onderdeel van dossier I, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] , geboren [geboortedatum] 2000;
3. een schriftelijk bescheid, te weten de uitgewerkte chat-gesprekken tussen verdachte en aangeefster, opgenomen op pagina 6 e.v. van zaakdossier 22.
De rechtbank past ten aanzien van de overige feiten de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 3 augustus 2017 afgelegde bekennende verklaring ten aanzien van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen en de feitelijkheden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 december 2013, opgenomen op pagina 11 van zaakdossier 1, onderdeel van dossier I, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] 1996:
[naam] heeft mij via Facebook benaderd. Het begon met een normaal praatje op 12 juli 2013.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 30 december 2013, opgenomen op pagina 16 van zaakdossier 1, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Ik denk dat ik een week aan het Skypen was met hem. Toen vroeg hij of ik alles uit wilde trekken. Maar dat wilde ik niet. Toen probeerde hij mij over te halen. Ik zei dat ik het nog steeds niet wilde. Toen zag ik dat hij mij via Skype foto's stuurde. Ik zag dat ik met een ontbloot bovenlichaam op die foto's stond. En hij schreef: "Dat zullen je ouders leuk vinden als deze foto's op Facebook staan." Hij schreef dat hij ze op Facebook zou zetten. Hij zei ook dat hij de foto's naar mijn familie zou sturen. Ook zei hij dat hij de foto's zou uitprinten en bij mij op school zou hangen. Ik was bang dat mensen het zouden zien en raar over me zouden denken. Ik was bang dat mijn ouders boos op me zouden zijn. Omdat hij mij bedreigde, heb ik gedaan wat hij wilde. Ik heb mijn onderkleding uit gedaan en ik heb seksuele handelingen bij mezelf verricht. Ik moest steeds meer en steeds andere dingen doen. Als hij dan echt begon te dreigen dat hij de foto's op Facebook zou zetten, dan deed ik het toch maar. Dit heeft geduurd tot ongeveer 20 november 2013. Ik vroeg elke dag wel of hij mij met rust wilde laten. Hij zei dan steeds dat het de laatste keer was en mij dan met rust zou laten. Maar dat deed hij niet. De volgende dag deed hij het weer. Ik heb hem geblokt op Facebook en Skype. Toen werd het even rustig. Toen kwam via Twitter [naam] . Die [naam] zei dat ze namens [naam] moest zeggen dat ik op Skype moest komen omdat hij de foto's van mij had. Ik ben toen weer op Skype gekomen omdat ik dacht dat hij de foto's echt zou sturen. Hij wilde dat ik weer dingen voor de webcam zou doen. Dat heb ik gedaan.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten de uitgewerkte Skype-gesprekken tussen verdachte en aangeefster, opgenomen op pagina 111 e.v. van zaakdossier 1, voor zover inhoudende:
16-07-2013 13:30:02 [naam] haha bby ik wil je boobies zien
16-07-2013 13:30:02 [slachtoffer 1] nee dan a je weer foto maken enzo
1. De door verdachte op de terechtzitting van 3 augustus 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[naam] is een account van mij. De manier waarop één en ander gaat en het patroon zijn dezelfde als bij de andere feiten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2015, opgenomen op pagina 8 e.v. van zaakdossier 5, onderdeel van dossier I, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] , geboren [geboortedatum] 2000:
Ik heb hem een foto gestuurd van mezelf in een topje en een onderbroek. Daarna wilde hij meer maar ik niet. Hij begon toen te dreigen dat hij die foto naar mijn school zou sturen. Daarna wilde hij meer over de camera en heb ik mijn borsten en geslachtsdeel laten zien. Toen heb ik dus ook handelingen gedaan zoals m'n vinger over mijn geslachtsdeel. Daarna vroeg hij steeds of ik het nog weer voor de camera wilde doen. Ik had contact met deze jongen in november 2014. De naam van deze jongen was [naam] . Ik had contact met hem op WhatsApp en via Skype. Ik heb tegen hem gezegd dat ik 14 jaar was. Ik heb ongeveer twee maanden contact met hem gehad. Ik denk dat ik ongeveer vijfmaal voor de cam via Skype ben geweest en de handelingen heb laten zien. Met handelingen bedoel ik met mijn vinger m'n vagina aanraken. Toen ik mijn geslachtsdeel liet zien had ik alles uit.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
16 november 2015, opgenomen op pagina 6 e.v. van zaakdossier 5, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 12 januari 2015 heeft [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2000, melding gedaan van het feit dat zij in contact was gekomen met een jongen die zich [naam] noemde. De moeder van [slachtoffer 3] heeft het nummer van deze jongen middels Google opgezocht. Het telefoonnummer van deze jongen bleek op naam te staan van [verdachte] .
[slachtoffer 3] vertelde het volgende. Ik werd benaderd door een [naam] . Ik heb mijn borsten en geslachtsdeel voor de camera laten zien.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 3 augustus 2017 afgelegde bekennende verklaring ten aanzien van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen en de feitelijkheden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2016, opgenomen op pagina 20 van het dossier met nummer PL0100-2016184767 d.d. 27 juli 2016 van Politie Noord-Nederland (hierna: dossier II), inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] , geboren [geboortedatum] 1998:
Op Skype was zijn naam [naam] . Ik wil aangifte doen tegen [naam] . In 2015 hebben we een paar maanden contact gehad. Ik gebruikte de naam [naam] . Ik was toen zestien. Dat wist hij ook. Ik heb ook naaktfoto's van mezelf naar hem gestuurd. Op de naaktfoto's zijn mijn borsten en vagina te zien. Ik heb hem een filmpje gestuurd, waarop mijn buurjongen mijn borsten aan het likken was. Hij wilde dat ik dit aan hem stuurde. Als ik niet op Skype kwam, dan zou hij het filmpje van mij en mijn buurjongen online zetten. Ik streelde mijn eigen borsten en ik heb mezelf gevingerd. Dat was het idee van [naam] .
Hij vroeg mij wel om dingen in mij te doen, een haarborstel, een wijnfles en de achterkant van de wc-borstel. Ik vond het vies, maar je deed het gewoon. Ik moest dingen in mijn vagina doen. Ik heb nog een keer een borstel in mijn anus moeten doen. Ik was bang dat hij dingen van mij op Instagram zou zetten. Hij kon zien dat ik dit deed via Skype, via de webcam.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten de uitgewerkte Skype-gesprekken tussen verdachte en aangeefster, opgenomen op pagina 103 e.v. van dossier II, voor zover inhoudende:
06-12-2015 19:25:12 [naam] ik zet er weer op
06-12-2015 19:25:59 [slachtoffer 6] nee niet erop zetten ik kom toch
06-12-2015 19:31:43 [slachtoffer 6] ik wil niks meer laat me met rust ik huil gwn man ik wil dit niet!!!!
06-12-2015 19:31:51 [naam] 1x nu
06-12-2015 19:32:05 [slachtoffer 6] zeker weer de laatste eh
06-12-2015 19:32:15 [naam] ik zet er weer op
06-12-2015 19:32:58 [naam] bh uit
06-12-2015 19:35:42 [slachtoffer 6] bh is uit
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1, 2A, 2B, 3, 4B, 5 en 6 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank ziet met betrekking tot feit 1 geen aanleiding de pleegperiode in te korten, nu uit de verklaringen van aangeefster en de Skype-gesprekken volgt dat aangeefster zich op
16 juli 2013 reeds onder druk gezet voelde om dingen te doen die ze niet wilde.
Anders dan de raadsvrouw, acht de rechtbank op grond van de opgenomen bewijsmiddelen feit 3 wettig en overtuigend bewezen. De aangifte wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2015 en de verklaring van verdachte ter zitting. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij zich de naam van aangeefster niet herinnert, maar hij heeft aangegeven de modus operandi te herkennen. Tevens heeft hij verklaard dat hij de naam [naam] heeft gebruikt om in contact te komen met slachtoffers. In de stukken wordt deze naam op verschillende manieren geschreven, maar de rechtbank acht aannemelijk dat het hier om dezelfde (fictieve) persoon gaat.
De rechtbank zal bij feit 5 als pleegdatum 16 april 2014 bewezen verklaren, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat op deze datum de chatgesprekken tussen verdachte en aangeefster zijn gevoerd.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 6 primair ten laste gelegde dat zij uit de verklaring van aangeefster opmaakt dat aangeefster de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen heeft ingebracht en dat zij hiertoe is gedwongen door verdachte. Uit de chatgesprekken blijkt dat er ook na 24 november 2015 nog contact is geweest tussen verdachte en aangeefster. Gelet op de aard van deze contacten, zal de rechtbank de gehele pleegperiode bewezen verklaren.