In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de gemeente Assen en meerdere gedaagden. De gemeente had in conventie gevorderd om het vonnis in een eerder incident van 26 juli 2017 te schorsen, omdat zij meende dat de rechtbank meer had toegewezen dan gevorderd. De gedaagden hadden in het incident een voorschot van € 1.000.000,- toegewezen gekregen zonder dat zij zekerheid hadden gesteld. De gemeente stelde dat dit in strijd was met artikel 23 Rv en dat er sprake was van een juridische misslag.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering, maar dat de rechtbank in het incident niet meer had toegewezen dan was gevorderd. De voorzieningenrechter wees de vordering van de gemeente af en oordeelde dat er geen strijd was met artikel 23 Rv. De vordering van de gedaagden in reconventie om een voorschot van € 2.000.000,- te verkrijgen werd eveneens afgewezen, omdat deze vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.
De voorzieningenrechter raadde partijen aan om in onderling overleg tot een oplossing te komen, gezien de eerdere taxatie van de schade door een deskundige. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het toewijzen van voorschotten in kort geding procedures en de rol van de voorzieningenrechter in executiegeschillen.