Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1] , wonende te Den Andel,
1.De procedure
2.De feiten
3.De grondslag van de vorderingen
4.Het verweer
5.De beoordeling
"de datum; de diensttijd alsmede de dagtotalen daarvan; de rusttijd; de pauzes; de correcties en de naam en handtekening van de chauffeur."Op grond van lid 2.d. van voornoemd artikel van de CAO dient de werknemer na controle door de werkgever een voor akkoord getekend exemplaar van de urenverantwoordingsstaat terug te ontvangen. Los van het feit dat de door [gedaagde] overgelegde afschriften van de digitale urenverantwoordingsstaten - zoals ook door FNV opgemerkt - niet goed leesbaar zijn, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat deze urenstaten niet alle voornoemde gegevens bevatten zoals voorgeschreven in de CAO. [gedaagde] heeft in dit verband ook niet betwist dat deze door haar overgelegde urenstaten niet overeenkomen met een door FNV overgelegd exemplaar van een - zoals door FNV gesteld - normaliter door [gedaagde] gebruikte urenverantwoordingsstaat (in dit geval van werknemer [eiser 3] ). De reden waarom [gedaagde] thans een ander exemplaar heeft overgelegd dan zij kennelijk normaliter gebruikt, is evenmin verduidelijkt. Het verweer van [gedaagde] dat zij sinds 2014 met de digitale urenstaten werkt zoals door haar overgelegd, gaat naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog niet op nu uit het door FNV overgelegde exemplaar van de urenverantwoordingsstaat van werknemer [eiser 3] blijkt dat deze is opgemaakt voor de periode
"14-11 tot 21-11-16".Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] andere dan de door haar overgelegde digitale urenstaten aan FNV heeft overgelegd, leidt dit ertoe dat de kantonrechter dit deel van de vordering van FNV, inclusief een dwangsom, zal toewijzen. De kantonrechter stelt de termijn waarbinnen [gedaagde] de urenstaten dient te overleggen op veertien dagen na betekening van het vonnis. Omdat vast staat dat [gedaagde] voor de zitting wel loonspecificaties heeft overgelegd en FNV de juistheid hiervan niet gemotiveerd heeft betwist, zal dit deel van de vordering worden afgewezen. De toe te wijzen dwangsom zal om deze reden niet zoals gevorderd geheel worden toegewezen, maar worden beperkt en gemaximeerd zoals in de beslissing te bepalen.
“Ik was werkzaam bij het bedrijf [gedaagde] Trans Holland. De planning kreeg ik uit Nederland. Ik kreeg een basisloon van 1300,- PLN- plus een dagvergoeding (onkostenvergoeding) van 55,- euro per etmaal. De werkzaamheden startte en eindigde ik in Nederland-Emmen. Mijn diensten betroffen grotendeels klanten uit Scandinavië (…)Naar mijn werk werd ik gebracht met een firmabusje; ik ben nooit bij [gedaagde] (onleesbaar) in Polen geweest. (…)”.Hoewel [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd dat deze specifieke Poolse werknemer de hiervoor genoemde diefstal heeft verricht en aangevoerd heeft dat de verklaring daarom uit wrok is gedaan, wordt deze verklaring ondersteund met voorgaande door FNV geleverde onderbouwingen waaruit naar voorshands oordeel van de kantonrechter de zeggenschap en aansturing vanuit [gedaagde] (Nederland) in en van de buitenlandse vennootschappen blijkt. Nu bovendien zowel de exacte data van de diefstal als van de verklaring niet bekend zijn, staat in het kader van dit kort geding hoe dan ook niet vast of de verklaring van de Poolse werknemer inderdaad daadwerkelijk na de aangifte van de diefstal is opgemaakt, zoals door [gedaagde] aangevoerd.
dagelijkse rusttijden en verkorte wekelijkse rusttijden" buiten de standplaats in een voertuig worden doorgebracht indien dit voor iedere bestuurder behoorlijke slaapfaciliteiten biedt en het voertuig stilstaat". Met FNV is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat dit niet het geval is voor de in acht te nemen hiervoor genoemde "
wekelijkse rusttijd" van 45 uur. [gedaagde] heeft ook niet ontkend dat deze bepaling in acht dient te worden genomen. Dat dit nu niet (altijd) gebeurd, heeft FNV naar voorshands oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt. Niet alleen hebben de heer [medewerker FNV] van FNV en werknemer [eiser 1] ter zitting verklaard dat de buitenlandse chauffeurs de 45 uur rust gewoonlijk in de vrachtwagen doorbrengen en zij altijd op de parkeerplaatsen te vinden zijn, maar heeft ook de ter zitting gehoorde informant de heer [netwerker] (een netwerker van een organisatie gelieerd aan FNV) verklaard dat hiervan sprake is. Uit zijn verklaring blijkt dat hij chauffeurs van diverse vrachtwagens op de parkeerplaatsen van IKEA over dit onderwerp heeft ondervraagd en zij hem allemaal hebben verklaard
"weken tot maanden"van huis te zijn en niet één chauffeur hem heeft aangegeven dat hij in het weekend thuis is. De door FNV overgelegde tekst uit een vacature van [gedaagde] waarin als werkschema
"drie maanden werk en rust een maand (thuis)"staat vermeld, ondersteunt deze verklaringen naar voorshands oordeel van de kantonrechter. De betwisting van [gedaagde] ter zitting en haar stelling dat de desbetreffende werknemers hun rust nemen in hun thuisland dan wel in de plaats waar hun standplaats is, doet hier vooralsnog niet aan af. Hieruit blijkt in het kader van dit kort geding onvoldoende dat de chauffeurs de rusttijd niet daadwerkelijk in het voertuig doorbrengen, zoals door FNV gesteld, en dat is in strijd is met de verordening.