ECLI:NL:RBNNE:2017:3468

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
18/830455-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door verdachte tijdens telefoongesprek met ex-stiefdochter

Op 17 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De zaak kwam voort uit een telefoongesprek op 29 oktober 2016, waarin de verdachte dreigende woorden richtte aan zijn ex-stiefdochter, [slachtoffer 1]. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, heeft tijdens dit gesprek verschillende bedreigingen geuit, waaronder de belofte om haar en haar familie te doden. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder die van de verdachte en de slachtoffers, zorgvuldig gewogen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen konden worden, maar sprak de verdachte vrij van een tweede ten laste gelegd feit, omdat dit niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door een alcoholstoornis en een licht verstandelijke beperking. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 31 dagen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830455-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 augustus 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2016 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden
toegevoegd : "Van de week sla ik jullie allemaal dood." en/of "Anders
sla ik jullie koppen eraf" en/of "Denk er goed om als je me nog lang zit te
verneuken schop ik je echt helemaal dood" en/of "Dan ga ik nog 4 of 5 jaar de
bak in daar heb ik schijt aan begrepen" en/of "Ik schop jullie allemaal in
elkaar" en/of "Trap je in elkaar jonge echt! Ik kom er zo aan", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2016 te Warffum, gemeente Eemsmond, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te
weten [slachtoffer 2] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer 2] (met beide handen) (stevig) bij de keel heeft vastgepakt
en/of enkele minuten, althans enige tijd zijn keel heeft
dichtgeknepen/vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 november 2016 te Warffum, gemeente Eemsmond, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] (met beide handen) (stevig) bij
zijn keel vast te pakken en/of enkele minuten, althans enige tijd, zijn keel
dicht te knijpen/vast te houden.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is de officier van justitie van mening dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de verklaring die [slachtoffer 1] bij de politie heeft afgelegd, de geluidsopname van het tussen verdachte en die [slachtoffer 1] op 29 oktober 2016 gevoerde gesprek, alsmede het feit dat verdachte niet heeft ontkend dat hij de woorden zoals ten laste gelegd heeft geuit. Weliswaar heeft [slachtoffer 1] op 11 april 2017 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij voor 100% zeker wist dat verdachte niet zou doen wat hij zei, maar de officier van justitie is van mening dat deze verklaring lijkt ingegeven door angst voor verdachte.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde gelet op de verklaring die [slachtoffer 2] op 11 april 2017 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat [slachtoffer 1] op 11 april 2017, terwijl zij als getuige bij de rechter-commissaris werd gehoord, heeft verklaard dat zij niet bang is voor verdachte en dat zij de bewoordingen die verdachte op 18 november 2016 zou hebben geuit niet heeft kunnen horen. Zij heeft ook nadrukkelijk verklaard dat zij geen aangifte tegen verdachte wilde doen. [slachtoffer 1] voelde zich, blijkens haar voornoemde verklaring bij de rechter-commissaris, door de toon van het gesprek niet bedreigd en wist voor 100% zeker dat verdachte haar niets zou aandoen. Er is bij haar geen vrees ontstaan. De wil van verdachte was evenmin gericht op het teweegbrengen van vrees. Het feit kan derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsman is met de officier van justitie van mening dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat [slachtoffer 2] op 11 april 2017 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij door verdachte enkel bij zijn kraag/trui is vastgepakt. Op grond van deze verklaring kan niet worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] (stevig) bij de keel heeft vastgepakt en de keel heeft dichtgeknepen. De poging tot zware mishandeling zoals onder 2 primair is ten laste gelegd kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Evenmin blijkt uit de verklaring die [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd dat verdachte pijn en of letsel heeft veroorzaakt bij [slachtoffer 2] , zodat de onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling ook niet kan worden bewezen.
Verdachte zal daarom van zowel het onder 2 primair als subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 augustus 2017 afgelegd:
Ik was op 29 oktober 2016 tijdens het telefoongesprek met mijn dochter boos. Ik was onder invloed van drank.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 november 2016, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016340264 d.d. 2 december 2016, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van bedreiging van mijn dochter, door mijn ex-man, haar ex-stiefvader. Dit betreft [verdachte] . Op 29 oktober 2016 heb ik in mijn woning in Sneek tegen mijn dochter [slachtoffer 1] gezegd dat zij met mijn telefoon naar [verdachte] mocht bellen. Dit heeft zij toen gedaan. Ik zag toen dat mijn dochter een rustig plekje zocht om te kunnen telefoneren. Na enkele minuten kwam mijn dochter paniekerig op mij afgelopen met mijn telefoon in haar handen. Ik vroeg nog aan [slachtoffer 1] wat er aan de hand was. Ik hoorde dat zij zei dat [verdachte] boos was. Ik heb met behulp van een app het telefoongesprek van mijn dochter en [verdachte] teruggeluisterd. Door zijn uitlatingen ben ik bang dat [verdachte] mijn dochter wat zal aandoen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 november 2017, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering verbalisant:
Op 17 november 2016, heb ik een aangifte opgenomen van bedreiging. De aangever had middels een app op de mobiele telefoon het telefoongesprek opgenomen, dat op haar mobiele telefoon is gevoerd. Ik hoorde een vrouwenstem. Dit zou volgens de aangever haar dochter [slachtoffer 1] moeten zijn. De mannenstem zou volgens aangever [verdachte] moeten zijn. Ik hoorde dat deze personen het volgende zeiden:
[verdachte] : Nee denk der goed om, van de week sla ik jullie allemaal dood! Echt! Je kunt wel schijt aan mij hebben.
[slachtoffer 1] : Nee, natuurlijk niet.
[verdachte] : Als ik je bel wil ik mijn kleinkinderen hebben en anders niet.
[slachtoffer 1] : Ja.
[verdachte] : Anders sla ik jullie koppen eraf. Ik doe het van de week hoor. Dan kom ik bij jullie en dan sla ik alle twee de koppen eraf zeg maar. Mijn kleinkinderen zijn van mij. [slachtoffer 1] : Ja. [verdachte] : Denk er goed om als je me nog lang zit te verneuken schop ik je echt helemaal dood. Ik zweer het! Dan ga ik nog 4 of 5 jaar de bak in. Daar heb ik schijt aan. Begrepen?
[slachtoffer 1] : Ja.
[verdachte] : Ik schop jullie allemaal in elkaar. Echt.
[verdachte] : Of ben je gek ofzo. Trap je in elkaar jonge echt!
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 18 november 2016, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe hierbij tevens aangifte tegen [verdachte] in verband met door hem gedane bedreigingen in mijn richting. Op 29 oktober 2016 was ik bij mijn moeder [slachtoffer 3] . Ik heb [verdachte] toen ook gebeld. Hij was behoorlijk boos aan de telefoon.
U heeft mij het geluidsfragment zojuist laten horen. Wat [verdachte] daarin allemaal zegt kan niet. Nu ik alles terug hoor was hetgeen hij allemaal heeft gezegd best bedreigend. Zeker omdat ik weet dat hij, als hij alcohol gedronken heeft, behoorlijk agressief kan zijn en zijn bedreigingen dan ook waarmaakt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dat dit feit kan worden bewezen op grond van voornoemde bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bewuste avond dronken was en boos. Uit de verklaring die [slachtoffer 1] op 18 november 2016 bij de politie heeft afgelegd blijkt dat zij de woorden die verdachte tijdens het bewuste telefoongesprek heeft geuit als bedreigend heeft ervaren te meer nu zij hierbij heeft verklaard dat zij weet dat wanneer verdachte alcohol heeft gedronken, hij behoorlijk agressief kan zijn en zijn bedreigingen dan ook waarmaakt. Gelet op het voorgaande heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank vrees teweeggebracht bij [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] de bedreigingen niet zou hebben gehoord, nu de moeder van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 3] ) heeft verklaard dat haar dochter juist naar een rustige plek is gegaan om te telefoneren. Tevens blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de weergave van het telefoongesprek dat er tussen verdachte en [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk een gesprek heeft plaatsgevonden, nu verdachte en [slachtoffer 1] tijdens dit gesprek op elkaar reageerden. Daarnaast is [slachtoffer 1] na het telefoongesprek paniekerig naar haar moeder toegegaan, hetgeen aannemelijk maakt dat [slachtoffer 1] de bedreiging wel degelijk heeft gehoord.
Weliswaar heeft [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat zij 100 % zeker wist dat verdachte haar niets aan zou doen, maar de rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2016 te Sneek, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Van de week sla ik jullie allemaal dood" en "Anders
sla ik jullie koppen eraf" en "Denk er goed om als je me nog lang zit te
verneuken schop ik je echt helemaal dood" en "Dan ga ik nog 4 of 5 jaar de
bak in. Daar heb ik schijt aan. Begrepen?" en "Ik schop jullie allemaal in
elkaar" en "Trap je in elkaar jonge echt! Ik kom er zo aan".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen waarvan
32 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie is er bij deze strafeis van uitgegaan dat verdachte reeds 28 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel dient als bijzondere voorwaarde klinische opname in Hoeve Boschoord, dan wel een soort gelijke instelling, te worden gekoppeld. De officier van justitie heeft bij haar strafeis de ernst van het feit betrokken, alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze naar voren komen in de rapportages die er over verdachte zijn opgemaakt. Op grond van de inhoud van deze rapportages is de officier van justitie van mening dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak en heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat. Over de rapportages heeft de raadsman aangevoerd dat er een psychologisch en psychiatrisch onderzoek heeft plaatsgevonden en dat de reclassering een rapportage heeft opgesteld. Uit alle rapportages komen zorgen naar voren waarbij wordt geadviseerd om 24-uurszorg/-begeleiding te realiseren. De reclassering adviseert behandeling in een kliniek, met welk advies verdachte kan instemmen. Voor verdachte is het echter heel belangrijk dat hij zijn woning behoudt en om die reden is samen met de reclassering afgesproken om vanuit de gemeente te zorgen voor behoud van zijn woning in overleg met Novo, VNN en de bewindvoerster die hij sinds 5 juli 2017 heeft. Op deze wijze wordt toegewerkt naar een (vooralsnog) ambulante opname in de door de reclassering benoemde zorginstelling met het oog op een klinische behandeling te zijner tijd. Verdachte hoopt op 6 september 2017, de dag waarop hij voor moet komen voor de politierechter voor een nog openstaande zaak, met alle betrokken partijen een oplossing te hebben bereikt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn (ex-) stiefdochter. Hij heeft haar telefonisch met de dood bedreigd. Door het handelen van verdachte is bij haar vrees ontstaan en de rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft er een psychologisch [1] en psychiatrisch [2] onderzoek plaatsgevonden en heeft de reclassering een rapportage [3] opgesteld. Het reclasseringsadvies is tevens opgesteld ten behoeve van de nog openstaande zaak die op 6 september 2017 op een politierechterzitting staat geappointeerd. Uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een stoornis in alcoholgebruik. Er is tevens sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Voornoemde was ook aanwezig tijdens het plegen van het ten laste gelegde. Verdachte was dan ook verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het plegen van het feit.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank zal aan verdachte niet de bijzondere voorwaarde opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd, nu deze bijzondere voorwaarde, gelet op de zwaarte van deze voorwaarde, niet in verhouding staat met het, relatief gezien, geringe feit dat de rechtbank bewezen heeft verklaard. De rechtbank heeft hierbij tevens betrokken hetgeen door de raadsman ter terechtzitting over de rapportages is aangevoerd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. van Sloten, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink, en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. E.A.B. de Jong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 augustus 2017.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 15 maart 2017, opgesteld door drs. A.N. Hoogland, GZ-Psycholoog.
2.Psychiatrisch onderzoek Pro Justitie d.d. 21 maart 2017, opgesteld door A. Boksem, psychiater
3.Reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 19 juli 2017, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker.