ECLI:NL:RBNNE:2017:3557

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
18/830037-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en aanwezig hebben van cocaïne tijdens ripdeal

Op 18 september 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en het aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De zaak betreft een ripdeal waarbij de verdachte en zijn medeverdachten een afspraak maakten met een cocaïnedealer om cocaïne en vals geld te kopen, met de intentie om deze goederen te stelen. Tijdens de ripdeal, die plaatsvond op 13 januari 2017 in een woning in Hoogezand-Sappemeer, werd een van de medeverdachten neergeschoten en overleed later in het ziekenhuis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de ripdeal, ondanks dat hij geen uitvoeringshandelingen verrichtte. De rechtbank achtte de verdachte medepleger van de diefstal met geweld en het aanwezig hebben van drugs, en baseerde haar oordeel op de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het ontbreken van eerdere veroordelingen, maar vond de ernst van de feiten en de impact op de omgeving zwaarwegend genoeg voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830037-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Flevoland - HvB Almere Binnen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2017 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, in en/of bij een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid drugs (te weten (ongeveer) een halve kilo cocaine) en/of een hoeveelheid vals geld (te weten 19, althans meerdere, nagemaakte en/of vervalste bankbiljetten van 500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meerdere van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk gewelddadig - een vuurwapen (pistool) en/of een stroomstootwapen (taser) en/of een traangasbusje (pepperspray) heeft meegenomen naar en/of in die woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ) en/of (aldaar in (de keuken van) die woning) - die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met kracht) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd en/of - die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bij/aan het lichaam heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden (, waardoor een worsteling is ontstaan,) en/of - die [slachtoffer 2] een zogenoemd knietje tegen het lichaam heeft gegeven, althans met een knie tegen het lichaam heeft gestoten en/of - een vuurwapen (pistool) op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gericht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 13 januari 2017 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, in of bij een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid drugs (te weten (ongeveer) een halve kilo cocaine) en/of een hoeveelheid vals geld (te weten 19, althans meerdere, nagemaakt een/of vervalste bankbiljetten van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging, althans alleen, - een vuurwapen (pistool) en/of een stroomstootwapen (taser) en/of een traangasbusje (pepperspray) heeft/hebben meegenomen naar en/of in die woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ) en/of (aldaar in (de keuken van) die woning) - die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met kracht) tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geduwd en/of - die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bij/aan het lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden (, waardoor een worsteling is ontstaan,) en/of - die [slachtoffer 2] een zogenoemd knietje tegen het lichaam heeft/hebben gegeven, althans met een knie tegen het lichaam heeft/hebben gestoten en/of - een vuurwapen (pistool) op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode omvattende de dagen 11 januari 2017 en/of 12 januari 2017 en/of 13 januari 2017 te Stadskanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal en/of te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, en/of elders in de provincie Groningen, in el geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door met voornoemde opzet (op of omstreeks 11 januari 2017) - kennis te nemen van het voornemen van [medeverdachte 1] om een zogenoemde ripdeal te plegen en/of - kennis te nemen van de vraag van die [medeverdachte 1] of hij, verdachte, iemand wist die een grote partij cocaine/drugs kon leveren en/of - die [slachtoffer 1] te benaderen met de vraag of hij cocaine/drugs kon leveren/verkopen en/of - die [medeverdachte 1] in kennis te stellen van het feit dat [slachtoffer 1] cocaine/drugs kon leveren/verkopen en/of (op of omstreeks 12 januari 2017) - die [medeverdachte 1] voor te stellen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - onderhandelingen/gesprekken te voeren met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] over die te leveren/aan te kopen hoeveelheid cocaine/drugs en/of een hoeveelheid vals geld (te weten 19, althans meerdere, nagemaakte en/of vervalste bankbiljetten van 500 euro) en/of - met die die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te spreken dat zij 9500 euro in vals geld (te weten 19, althans meerdere, nagemaakte en/of vervalste bankbiljetten van 500 euro) zouden leveren en/of dat [medeverdachte 1] de helf aan euro's daarvoor zou betalen (ongeveer 5000 euro) en/of - met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te spreken dat [medeverdachte 1] de volgende dag terug zou komen om een halve kilo cocaine te kopen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - met die [medeverdachte 1] een testhoeveelheid, te weten (ongeveer) een gram cocaine/drugs, in ontvangst te nemen en/of die cocaine/drugs door die [medeverdachte 1] te doen of laten testen en/of - met die [medeverdachte 1] afgesproken dat hij, verdachte, niets hoefde te doen (ten behoeve van die aanstaande en dat die [medeverdachte 1] wel wat extra stootkracht zou regelen en/of
(op of omstreeks 13 januari 2017)
- ( in de woning van die [medeverdachte 1] ) een hoeveelheid zogenoemd nepgeld te vervaardigen, door een hoeveelheid gekleurd papier zodanig te knippen dat deze op een stapel (euro) bankbiljetten zou moeten lijken en deze (vervolgens) in een enveloppe te doen en/of
- met die [medeverdachte 1] af te spreken dat [medeverdachte 1] die enveloppe zou overhandigen aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (als teken dat de ripdeal door zou gaan) en/of
- die [medeverdachte 2] (ten behoeve van de uitvoering van die aanstaande ripdeal) te ontmoeten en/of
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in een (personen)auto naar die woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), alwaar met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] was afgesproken, te rijden en/of
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ) binnen te gaan;
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2017, te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, en/of te Musselkanaal en/of Stadskanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal, en/of elders in de provincie(s) Groningen en/of Drenthe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine (ongeveer een halve kilo), zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de processtukken vast staat dat verdachte betrokken was bij de zogenaamde ripdeal. Tijdens de ripdeal heeft verdachte geen uitvoeringshandelingen verricht, maar zijn bijdrage aan het geheel is zo wezenlijk, dat hij als medepleger van de diefstal met geweld en het aanwezig hebben van drugs kan worden aangemerkt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft hij gesteld dat de door verdachte verrichte handelingen niet van zodanig gewicht zijn dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Verdachte heeft geen enkele van de in feit 1 primair opgenomen feitelijke handelingen verricht. De gedragshandelingen van verdachte bij het gebeuren zijn te duiden als het verschaffen van gelegenheid, inlichtingen of middelen. Deze handelingen vallen onder de zogeheten voorafgaande medeplichtigheid en zijn niet te duiden als medeplegen, gelet ook op de jurisprudentie van de Hoge Raad daarover.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het afleveren, vervoeren of aanwezig hebben van cocaïne, omdat hij geen beschikkingsmacht over de drugs had. Pas na het incident heeft verdachte gemerkt dat medeverdachte [medeverdachte 2] drugs bij zich had. Verdachte werd daarmee plotseling geconfronteerd, maar heeft geen enkele handeling verricht waaruit enige beschikkingsmacht over de drugs is gebleken.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor de bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 4 september 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
In de week waarin het feit plaatsvond heb ik [medeverdachte 1] ontmoet. [medeverdachte 1] en ik gebruiken samen drugs. [medeverdachte 1] vroeg mij of mijn dealer een grote hoeveelheid drugs zou kunnen leveren. Mijn dealer was [slachtoffer 1] . Woensdag heb ik van [slachtoffer 1] gehoord dat hij dat kon doen. Ik heb [medeverdachte 1] hierover geïnformeerd. Op donderdag gingen [medeverdachte 1] en ik naar [slachtoffer 1] in [pleegplaats] . Het was me van tevoren al bekend dat [medeverdachte 1] voor de drugs niet wilde betalen. Ik heb [medeverdachte 1] toen aan [slachtoffer 1] geïntroduceerd. De afspraak met [slachtoffer 1] was dat de deal die dag zou plaatsvinden, maar dat was eigenlijk nooit de bedoeling. Die is gemaakt zodat [medeverdachte 1] de situatie daar kon aftasten. In de keuken is de coke getest. [medeverdachte 1] heeft op een gegeven moment een nep telefoontje gepleegd naar zijn zogenaamde mede-investeerder.
[medeverdachte 1] zei dat de cocaïne te poederig was; hij wilde het in een blok hebben. Dit was een excuus om de deal die dag niet door te laten gaan. We kregen een grammetje coke mee, dat hebben we later in de woning van [medeverdachte 1] gebruikt. Tijdens de ontmoeting kwam ook naar voren dat [slachtoffer 1] vals geld had. [medeverdachte 1] had ook belangstelling daarvoor. Het ging om een halve kilo cocaïne en
€ 9.500 aan vals geld.
De volgende dag heeft [medeverdachte 1] me opgehaald. We gingen daarna naar zijn huis. Bij hem thuis heb ik gele en blauwe knutselpapieren van zijn dochter geknipt in de vorm van bankbiljetten. Deze moesten doorgaan als echt geld. Na het knippen heb ik de papieren in een enveloppe gedaan.
[medeverdachte 2] kwam op een gegeven moment naar de woning van [medeverdachte 1] . Met zijn drieën zijn we naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan.
Ik zag [medeverdachte 1] buiten de woning op de grond liggen. Ik heb de pepperspray die naast zijn lichaam lag meegenomen. Tijdens de rit naar Musselkanaal heb ik de pepperspray en de taser uit het raam gegooid.
2. De inhoud van een zaaksdossier met nummer 2017012948, rechercheonderzoek "Jafningi" gesloten op 20 juli 2017, bestaande uit diverse schriftelijke stukken en processen-verbaal waaronder:
2.1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 mei 2017, opgenomen in MAP 14 op pagina 4132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Die donderdag ben ik samen met [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 1] gegaan en heb hem voorgesteld.
Dit was in de [straatnaam] te [pleegplaats] . Bij dit voorstellen waren [slachtoffer 1] , [medeverdachte 1] , [slachtoffer 2] en ik aanwezig.
[medeverdachte 1] vroeg of hij een testhoeveelheid kon krijgen om te testen zodat hij met zijn zogenaamde compagnon kon overleggen. [medeverdachte 1] heeft toen een nep telefoontje gepleegd. [medeverdachte 1] en ik hebben toen een grammetje cocaïne meegekregen om aan zijn compagnon te kunnen laten zien.
Toen kwam ook ter sprake dat zij, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , nepgeld zouden kunnen leveren. [medeverdachte 1] toonde hier belangstelling voor en vertelde dat hij iemand in een Casino kende die het nepgeld zou kunnen beoordelen. Die avond hebben wij het nepgeld niet gezien. [medeverdachte 1] zou met deze man de volgende dag terugkomen.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden € 9.500 aan nep biljetten kunnen leveren. De eerste afspraak was dat [medeverdachte 1] hier de helft aan euro's voor zou betalen. Dus ongeveer 5.000 euro.
[medeverdachte 1] zou de volgende dag terugkomen om een halve kilo cocaïne te kopen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Tevens zou [medeverdachte 1] iemand meenemen om het nepgeld te laten beoordelen. Voor de cocaïne zou tussen de 15 tot 17 duizend euro betaald gaan worden.
Ik heb dit dealgesprek gehoord. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wilden dat ik de volgende dag mee zou komen om beide deals te sluiten. Ik heb toen toegezegd dat ik toch mee zou komen.
Die donderdag gingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ervan uit dat we direct de cocaïne zouden kopen. [medeverdachte 1] heeft dus een smoesje bedacht om de volgende dag weer te komen.
Na dit bezoek zijn we naar [medeverdachte 1] zijn huis gereden. [medeverdachte 1] zei toen dat hij de volgende dag iemand anders zou meenemen om hem te helpen bij het afpakken van de cocaïne als extra stootkracht.
De vrijdag 13 januari 2017. Tegen de middag stuurde ik [medeverdachte 1] een berichtje dat ik geen vervoer had. Hij zou mij wel halen in Ter Apel.
Terwijl we nog bij [medeverdachte 1] en [getuige] thuis waren zag ik op een gegeven moment de mij bekende [medeverdachte 2] lopen en hij kwam de woning binnen. Uit het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] begreep ik dat [medeverdachte 2] voordat hij binnenkwam al op de hoogte was wat er die avond moest gaan gebeuren. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben nog in de keuken samen gesproken. Vrijwel direct hierna gingen wij; [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik in de auto weg.
Toen wij weggingen of daarvoor heb ik niet gezien dat [medeverdachte 2] en of [medeverdachte 1] wapens bij zich hadden. Wel hoorde ik ze spreken over een taser en pepperspray.
We zijn met z'n drieën in de VW van [medeverdachte 1] richting [pleegplaats] gereden. In de auto werd weinig gesproken. Wel werd gezegd dat [medeverdachte 1] de situatie zou gaan bekijken en beslissen of de rip door zou gaan. Als [medeverdachte 1] niet zou beginnen zou er geen actie worden ondernomen.
Op dat moment in de auto wisten we alle drie dat er een poging zou worden gedaan om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de cocaïne af te pakken. [medeverdachte 2] ging voor het nepgeld mee en [medeverdachte 1] voor de cocaïne. Er werd ook gesproken dat geprobeerd zou worden om het nepgeld en de cocaïne af te pakken.
Afgesproken werd dat [medeverdachte 1] zou beslissen of het afpakken door zou gaan of niet. [medeverdachte 2] was fysiek voor ondersteuning mee. Dit plan was reeds in de woning van [getuige] besproken.
[medeverdachte 1] reed dus in de auto en die heeft hij voor in de straat geparkeerd zodat deze volgens [medeverdachte 1] startklaar zou staan om te vluchten.
We lopen gedrieën naar de woning. De bewoner liet ons binnen. We gaan de kamer in en [medeverdachte 1] blijft eerst staan, [medeverdachte 2] gaat aan de keukentafel zitten en ik ga op een roterende stoel in de kamer zitten. Ongeveer een kwartier/half uur later kwamen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de woning binnen. Ik sta op en schud [slachtoffer 1] de hand. Gelijk ga ik weer zitten.
Plotseling hoor ik vanuit de keuken een hoop kabaal komen. Ik wist dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de keuken waren. Ik hoorde mogelijk [slachtoffer 2] roepen "Klootzak" en ik hoorde iemand roepen "Rennen". Direct hierna zie ik [medeverdachte 2] uit de keuken komen en rennen naar de haldeur vanuit de woonkamer. Ik zag dat [medeverdachte 2] deze deur naar zich toe opentrok en dat [medeverdachte 1] direct na [medeverdachte 2] de keuken uitkwam. Ik zag beiden de hal in rennen. Hierna zag ik dat [slachtoffer 2] al strompelend uit de keuken de woonkamer binnenkwam. Het leek of hij van de vloer op stond en ging rennen.
Terwijl [slachtoffer 2] met het pistool in zijn hand bij het halletje stond en een schot loste ging ik staan. Toen [slachtoffer 2] het schot loste heb ik gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de voordeur al uit waren.
Ik ben inmiddels naar het halletje gelopen en vanuit dit halletje zie ik [medeverdachte 1] op de grond liggen. [medeverdachte 1] lag op zijn rug met zijn benen gekruist. Terwijl [medeverdachte 1] op de grond lag zag ik dat [medeverdachte 1] met zijn linkerhand een pistool vasthield.
Nadat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wegreden kwam [medeverdachte 2] er weer aanlopen vanuit de richting waar [medeverdachte 1] eerder de auto had geparkeerd. Ik ben [medeverdachte 2] tegemoet gelopen. We zijn toen samen naar [medeverdachte 1] gelopen. Ik pakte [medeverdachte 1] weer vast, ik zag dat [medeverdachte 2] autosleutels van [medeverdachte 1] pakte. Ik zag dat er naast [medeverdachte 1] een busje pepperspray lag. Deze heb ik gepakt.
[medeverdachte 2] en ik zijn toen richting de VW Golf gerend. We zijn in de auto gestapt. [medeverdachte 2] stapte achter het stuur. We zijn toen samen richting Musselkanaal gereden. Onderweg heb ik mijn GSM gebroken zonder de simkaart te verwijderen. Deze gebroken telefoon heb ik samen met de pepperspray via het rechterraam naar buiten gegooid.
[medeverdachte 2] vroeg of ik alles naar buiten had gegooid. Ik ben toen in de tussenconsole gaan zoeken en vond daar een taser. Deze heb ik ook naar buiten gegooid.
Nadat ik alles uit het raam had gegooid zag ik voor in Stadskanaal dat [medeverdachte 2] vanuit zijn jas een witte plasticzak haalde en liet deze aan mij zien. Ik kon deels in de zak kijken en zag dat er brokken cocaïne in de tas zaten. Ik zag van boven in de geopende zak een aantal gripzakjes met cocaïne. Uit ervaring weet ik dat het om cocaïne ging. Ik zag dat [medeverdachte 2] de zak in de auto legde.
Hierna zijn we naar Musselkanaal gereden naar een woonwijk. Toen wij hiernaar toe reden zei [medeverdachte 2] onderweg tegen mij dat hij het nepgeld daar ook had laten liggen maar dat zijn vingerafdrukken er zouden zitten omdat hij dat in zijn handen had gehad.
V: Wat zou met de cocaïne gebeuren?
A: [medeverdachte 2] vertelde dat hij de cocaïne zou verkopen en de opbrengst aan [getuige] zou geven.
2.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 januari 2017, opgenomen in MAP 10 op pagina 3441 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
[verdachte] had het idee en [verdachte] wilde er geld van maken om dat weer te verkopen. Ik bedoel daarmee dat [verdachte] de cocaïne die ze buit zouden maken bij die ripdeal wilde gaan verkopen en zodoende geld maken.
V: Je zei dat ze daarheen zijn geweest. Naar die jongens waar ze handel wilden kopen. Hoe weet je dat.
A: Dat vertelde [medeverdachte 1] tegen mij. Dat ze daarheen gingen om het spul te bekijken.
Daarna zijn ze ook weer teruggekomen.
[verdachte] had contact met die jongens. [verdachte] kende die jongens. [verdachte] had ook over die jongens gezegd dat het stumpertjes waren. Het was gemakkelijk.
V: Je zei dat de volgende dag, vrijdag de 13e, de deal zou plaatsvinden. Wat bedoel je met "deal"?
A: Ze hadden een envelopje en er gele papiertjes ingedaan, zodat het 50jes leken. Dat zouden ze meenemen als geld.
V: Je bedoelt dat ze cocaïne wilden kopen met vals geld?
A: Niet met vals geld. Maar met nepgeld. Dat ze een dikke enveloppe hadden.
V: Wie heeft dat nepgeld gemaakt?
A: [verdachte] . Dat heb ik gezien. Thuis bij ons. Mijn dochtertje heeft een ladekastje met knutselpapiertjes in allerlei kleuren. [verdachte] gebruikte het gele knutselpapier. Dat is wat dikker, steviger papier.
Hij knipte dat in de afmeting van bankbiljetten en deed dat in een enveloppe. Hij is daar 5 a 10 minuten mee bezig geweest.
V: Nu gaan we dan over naar de vrijdag.
A: [medeverdachte 2] kwam bij ons. Volgens mij heeft [medeverdachte 1] hem een berichtje gestuurd of hij mee ging.
V: Wist jij dat ze de beschikking hadden over wapens?
A: Ik weet wel dat [medeverdachte 1] een taser had.
2.3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 9 maart 2017, opgenomen in MAP 10 op pagina 3459 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
[medeverdachte 1] en [verdachte] hebben op de donderdagavond 12 januari een tester gehaald. Ik heb daar ook van gebruikt. Met een tester bedoel ik cocaïne. Het zat verpakt in een plastic folie. De hoeveelheid cocaïne was drie bij twee suikerklontjes. [medeverdachte 1] had de cocaïne bij zich toen ze kwamen. De kwaliteit van de cocaïne was goed. In het verleden heb ik ook cocaïne gebruikt. Ik snoof en rookte de cocaïne.
[verdachte] en [medeverdachte 1] bespraken het plan om de jongens te gaan rippen. Dat was kort voor die donderdag. Volgens mij was het wel in dezelfde week. Die donderdag zijn ze daar dus geweest. Toen ze later bij ons thuis kwamen heb ik gehoord dat het de bedoeling was om die jongens de volgende dag te gaan rippen.
Ik heb eerder verklaard dat ik verder niets heb gehoord hoe ze die jongens zouden rippen. Dat is niet waar. Ik was er zelf bij toen dit werd besproken. [medeverdachte 1] zou als eerste slaan, maar als hij het niet vertrouwde dan ging het allemaal niet door. Ik heb zelf gehoord dat de jongens dit op deze manier met elkaar bespraken. Daarmee bedoel ik [medeverdachte 1] en [verdachte] .
2.4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 januari 2017, opgenomen in MAP 12 op pagina 3874 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Het begon zo. [medeverdachte 2] , [slachtoffer 2] , [medeverdachte 1] en ik stonden in de keuken. [medeverdachte 2] heeft de tas gecontroleerd waar het om ging. [medeverdachte 2] pakte zijn envelop en gooide deze op de keuken naast de wasbak. Ik vertrouwde het niet helemaal. Ik vond de envelop te dun voor wat er in moest zitten. Er moest namelijk zo'n 21.500 euro in zitten. Dat was 16.500 euro voor de handel. De rest was omdat iemand anders eerder betaald had met valse vijf honderdjes. Zij, dus [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zouden de valse 500 honderdjes overnemen en nu als extra betalen. Dat maakt dus samen 21.500. Dus nogmaals ik vertrouwde de envelop niet. [medeverdachte 2] had inmiddels de tas al. [medeverdachte 2] gaf [slachtoffer 2] vervolgens een klap vol in zijn gezicht. Toen heb ik [medeverdachte 1] een drukker gegeven. Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 2] het andere geld van het aanrecht pakte. Dit was het valse geld en lag er al eerder. Hij nam de tas met inhoud ook mee. Ik zag dat [slachtoffer 2] achter [medeverdachte 2] aan ging. Ik kreeg vervolgens een klap van [medeverdachte 1] waardoor ik op de grond terecht kwam in de keuken. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 1] een grijs vuurwapen uit zijn jas pakte en op mij richtte. Ik zag dat [medeverdachte 1] hierop ook wegvluchtte uit mijn keuken.
V: Wie had trouwens de afspraak gemaakt tot de ontmoeting op vrijdag 13 januari 2017.
A: Die hadden [verdachte] en ik gemaakt.
V: Jullie hadden toch ook al eerder contact gehad een dag ervoor toch.
A: Ja dat klopt. [verdachte] en ik hadden contact. [verdachte] is toen samen met [medeverdachte 1] in mijn woning gekomen. Ik was toen ook samen met [slachtoffer 2] . [verdachte] kwam toen trouwens voor het eerst in mijn woning. De afspraak tussen mij, [slachtoffer 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zou toen eigenlijk al gebeuren. [medeverdachte 1] heeft toen wat los spul uit een zakje gehaald om te kijken of het niet versneden was. [medeverdachte 1] heeft het uitgekookt in mijn keuken en we hebben er vervolgens met elkaar gerookt.
2.5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 8 februari 2017, opgenomen in MAP 12 op pagina 3885 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: We willen teruggaan naar de dag dat jij een afspraak had met [verdachte] , [medeverdachte 1] , [slachtoffer 2] en jij in jouw woning. Dit is een dag voor de schietpartij geweest. Hoe is deze afspraak tot stand gekomen.
A: [verdachte] appte mij daarover. We hebben een afspraak gemaakt bij mijn woning.
V: Is er over geld gesproken etc.
A: Ja dat was al besproken. De vijfhonderd gram coke was er ook al. Ze zouden het toen al afnemen. Daar bedoel ik mee [verdachte] en [medeverdachte 1] . Maar het was geen blok. Het waren vijf zakjes van 100 gram.
V: We willen teruggaan naar vrijdag 13 januari 2017. Hoe is die dag zelf precies gelopen.
A: We zouden eerst tegen zevenen afspreken. Het werd uiteindelijk tegen negenen. De contacten liepen via [verdachte] . [medeverdachte 2] zag ik die avond voor het eerst. Ik stelde mij nog aan hem voor, hij gaf mij niet eens zijn naam. [medeverdachte 1] zag ik de 12de ook voor het eerst, hij gaf mij ook niet zijn naam.
V: [slachtoffer 2] en jij komen op de [straatnaam] aan en dan.
A: We waren die avond nog aan het eten geweest. Daarna zijn we naar [slachtoffer 2] zijn woning gegaan om dat spul op te halen.
V: Bedoel je met dat spul de coke.
A: Ja, en [slachtoffer 2] en ik hebben nog eentje gerookt toen we er heen gingen.
V: Je vertelde over de coke in een tas. Wie droeg deze bij zich.
A: Deze bleef eerst in de auto liggen. We zijn eerst in de woning gekomen. [slachtoffer 2] heeft toen nog een onsje aan de jongens gegeven bij wijze van test. Er is toen geld geteld. Ik heb toen de sleutel gekregen van [slachtoffer 2] zijn auto en ik heb de coke uit de auto van [slachtoffer 2] opgehaald.
V: Je zei het geld.
A: Ja dat was het valse geld. Dat is door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gecontroleerd. [slachtoffer 2] heeft ook nog een stift uit zijn auto opgehaald om het geld te testen. Hij had namelijk zo'n stift. Dat was voor dat ik de coke uit de auto haalde.
V: Ze testten dat geld.
A: Ja, en dat was goed. Er kwam geen streep op. Er zat een watermerk in. Ze gingen met het valse geld akkoord. Daarna pakte [slachtoffer 2] wat coke uit zijn jaszak voor de test. Toen vroeg [slachtoffer 2] dus aan mij de rest van de coke uit zijn auto te halen. [medeverdachte 2] wilde de coke ook nog nawegen.
V: Wat kun je over de tas zeggen waar de coke in zat.
A: Het was een hele normale witte plastic tas.
V: Die coke is binnen. Er moet betaald worden.
A: [medeverdachte 2] trekt een envelop uit zijn kontzak. Ik dacht dat klopt niet wat er in moet zitten. Maar goed die envelop gooide hij op het keukenblok. [medeverdachte 2] hield die witte tas erg goed vast. Direct daarna gaf [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] een klap. Het ging allemaal zo snel. [medeverdachte 2] ging er met de tas vandoor.
2.6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 9 februari 2017, opgenomen in MAP 12 op pagina 3907 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Je sprak gisteren over vals geld wat gecontroleerd was op echtheid. Wat voor biljetten waren dit en hoeveel.
A: Dat waren 19 biljetten van 500 euro.
V: Waren deze biljetten ook al aanwezig op donderdag 12 januari tijdens de eerste afspraak?
A: Die waren er op de donderdag nog niet. Het is toen pas ter sprake gekomen.
V: Welke afspraak hebben jullie gemaakt voor het omwisselen van de valse biljetten naar echt geld. Hoeveel gaf je weg en wat zou je terugkrijgen.
A: [medeverdachte 1] had de vorige dag aangegeven dat hij 400 euro in echt geld wilde betalen voor 500 euro biljetten vals geld.
Na die tijd heeft [verdachte] contact met mij opgenomen. Ik geloof dat dit met de app ging. Hij gaf toen aan dat ze 5.000 euro wilden betalen voor de 19 biljetten vals geld.
V: Je vertelde dat jij en [verdachte] een tussenpersoon waren. Wanneer ontstond het eerste contact met [verdachte] omtrent de deal van 12 en 13 januari.
A: In die week is dat ter sprake gekomen geloof ik. Dit was alleen met [verdachte] en ik.
V: Hoe verliepen de contacten met [verdachte] verder. Wat is er besproken gaande de tijd richting de deal.
A: Telefonisch. We spraken over een bedrag en een hoeveelheid. Het was een vaste prijs voor een hoeveelheid gram.
V: Je vertelde dat jullie op 12 januari een eerste ontmoeting hadden in jouw woning. Jullie hadden toen drugs gebruikt. Wat was de kwaliteit van de drugs.
A: Veel beter als dat ga je niet vinden. Het was zo'n goede coke dat ga je in Groningen en omstreken niet beter vinden. Als ik het rook heb ik een hele goede smaak. Je bent dan echt even 3 minuten in een roes.
V: Was dit dezelfde drugs als welke zou worden verkocht de volgende dag.
A: Dat was dezelfde partij absoluut.
2.7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 februari 2017, opgenomen in MAP 11 op pagina 3784 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Wat is er die avond 13 januari 2017 in het huis van [slachtoffer 1] aan de [straatnaam] te [pleegplaats] gebeurd.
A: Ik was dus samen met [slachtoffer 1] door een paar mensen spullen worden gekocht. Met spullen bedoel ik cocaïne. Uiteindelijk ging het dus niet om de coke maar om het stelen.
Ik kreeg een enveloppe en wilde die open maken en werd ik meteen geslagen. Degene die mij sloeg rende weg met alles in de handen. Er was ook nog vals geld. Ik ben naar buiten gerend en diegene die is neergeschoten kwam mij tegen of voorbij in de gang. Ik zag dat hij een zilverkleurig wapen in de handen had.
V: Je had het over een tas die werd weggenomen. Wat zat daar in?
A: Daar zat cocaïne in.
V: Hoe veel zat daar in?
A: Een halve kilo.
V: Van wie was die afkomstig, wie was de eigenaar?
A: Wij samen, [slachtoffer 1] en ik waren daar met de spullen.
V: Wat kun je over de kwaliteit zeggen?
A: Ik rookte het zelf en de kwaliteit was wel goed.
V: Dan gaan we nu over die vrijdag praten.
A: We zouden bij [slachtoffer 1] zijn huis omstreeks 21:00 uur zijn, maar we waren wat later.
De kopers waren er al.
V: Wie zijn er dan in de woning.
A: [naam] en zijn vriendin en die drie andere personen.
V: Wat komt dan ter sprake?
A: Dat geld werd eerst nog bekeken. [medeverdachte 1] zei dat gewoon geld niet af gaf op papier en vals wel. Met zo'n geldstift hebben we geprobeerd en dat was goed.
V: Wie had dat valse geld bij zich?
A: Dat had [slachtoffer 1] bij zich en dat werd getest. De cocaïne moest gewogen worden en het geld waarmee betaald werd zou daar in de keuken ook gecontroleerd worden.
V: Wie heeft de tas gegeven aan die man.
A: Niemand. Hij pakte hem van het aanrecht af. Het valse geld lag ook op het aanrecht.
V: En dan.
A: Hij geeft mij de enveloppe en ik zal die open maken. Dan krijg ik meteen klappen en een knietje en hij rent meteen de woning uit via de voordeur. Dan ga ik er achteraan. In de gang besefte ik mij dat de anderen nog binnen waren. Ik werd toen voorbij gelopen door [medeverdachte 1] .
V: Wat voor rol speelde die andere jongen die er bij was.
A: Meer als geruststelling dat hij er de avond te voren er ook bij was.
2.8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 februari 2017, opgenomen in MAP 11 op pagina 3817 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Wat kun je zeggen over de rolverdeling tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
A: [verdachte] heeft wat gerookt. [medeverdachte 1] heeft gebeld met die [medeverdachte 2] want die zou de rest van het geld investeren. [verdachte] stelde voor om de volgende dag ook weer aanwezig te zijn als vertrouwensman en degene die [slachtoffer 1] goed kende.
V: Wat was op de vrijdag de rolverdeling van iedereen. Wat was de rol van [medeverdachte 1] .
A: [medeverdachte 1] heeft de coke ook nog wel bekeken want hij zou er immers ook 3.000 euro insteken. Ik was met [medeverdachte 2] bezig in de hoek bij het aanrecht.
V: Wat was de rol van [medeverdachte 2] , de jongen met de tas coke.
A: Ik kreeg van hem de enveloppe met zogenaamd geld. Toen ik hem geld gaf, wilde hij iets uit zijn kontzak pakken maar dat stopte hij ook meteen weer terug. Toen hij de tas in handen had, heeft hij mij een paar klappen op mijn hoofd gegeven en een knietje in mijn zij of tegen mijn been. Toen ging hij er meteen vandoor met de tas.
V: Wat was de rol van [verdachte] .
A: Hij zou dan als de bekende persoon meekomen. Als hij er bij zou zijn zou het wel goed zijn zeg maar. Als de vertrouweling.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Nadat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben gesproken over (illegale) manieren om aan geld te komen, heeft verdachte contact gelegd met zijn vaste cocaïneleverancier, [slachtoffer 1] . Verdachte heeft geïnformeerd of [slachtoffer 1] een grote hoeveelheid cocaïne kon leveren. Na een bevestigend antwoord, heeft verdachte [medeverdachte 1] daarvan op de hoogte gesteld. Verdachte heeft hierna met [slachtoffer 1] een afspraak gemaakt voor een ontmoeting op donderdag 12 januari 2017 in de woning van [slachtoffer 1] te [pleegplaats] .
Al voor het maken van deze afspraak, wist verdachte van de intentie van [medeverdachte 1] om niet voor de drugs te gaan betalen en de drugs te gaan stelen van de dealer.
Uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] blijkt dat aanvankelijk de transactie die donderdag zou plaatsvinden. Hoewel verdachte en zijn medeverdachte(n) niet de bedoeling hadden om de drugs op die dag af te nemen, was het telefonische contact tussen verdachte en [slachtoffer 1] daarover van zodanige aard dat een concrete afspraak is gemaakt over de hoeveelheid drugs en de vraagprijs.
Op die donderdag is verdachte vervolgens samen met [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan, zodat [medeverdachte 1] de situatie kon aftasten. Bij de afspraak was ook [slachtoffer 2] , de compagnon van [slachtoffer 1] , aanwezig. Tijdens de ontmoeting kwam naar voren dat [slachtoffer 1] ook vals geld had. Nadat door een smoes van [medeverdachte 1] is afgesproken dat de overdracht van de drugs en vals geld de volgende dag zal plaatsvinden, heeft [slachtoffer 1] aan verdachte gevraagd om er die volgende dag ook bij te zijn. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt dat [slachtoffer 1] dit wilde omdat verdachte een voor [slachtoffer 1] vertrouwde persoon was. Ook voor verdachte was duidelijk dat het belangrijk was dat hij erbij zou zijn.
Na de afspraak van die donderdag is er nog telefonisch contact geweest tussen [slachtoffer 1] en verdachte, waarbij verdachte heeft aangegeven hoeveel geld [medeverdachte 1] voor het valse geld wilde betalen. [medeverdachte 1] heeft aan verdachte ook verteld dat hij de volgende dag een derde persoon zou meenemen als stootkracht.
Op 13 januari 2017 heeft verdachte knutselpapieren uitgeknipt in de vorm van bankbiljetten, waarvan hij wist dat dit moest doorgaan voor geld waarmee de cocaïne en het valse geld betaald zouden worden. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben verder besproken dat het overhandigen van de envelop het teken was dat de ripdeal doorging. De voorafgaande handelingen en voorbereidende gesprekken vonden plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] in de woning van [medeverdachte 1] .
Op enig moment kwam medeverdachte [medeverdachte 2] naar de woning van [medeverdachte 1] . Uit de gesprekken die daar zijn gevoerd, werd het verdachte duidelijk dat ook [medeverdachte 2] op de hoogte was van de ripdeal en dat hij daaraan zou meedoen.
Kort daarna zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte in de auto van [medeverdachte 1] naar [pleegplaats] vertrokken. In de auto werd gesproken over de ripdeal en dat dus getracht zou worden om zowel de cocaïne als het valse geld weg te nemen. Ook werd gesproken over een taser en pepperspray.
Eenmaal in de woning in [pleegplaats] zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar de keuken gegaan voor de overdracht.
In de keuken hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [medeverdachte 2] heeft de woning hierna verlaten met een tas waarin de cocaïne en het valse geld zaten. Nadat [medeverdachte 1] is neergeschoten, is verdachte met [medeverdachte 2] gevlucht en met de auto van [medeverdachte 1] weggereden. Onderweg heeft verdachte de taser en de pepperspray uit de auto gegooid. Daarnaast heeft hij zijn mobiele telefoon doormidden gebroken en tijdens diezelfde rit weggegooid. In de auto heeft [medeverdachte 2] de tas met onder meer de cocaïne aan verdachte laten zien.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een uitvoeringshandeling ten tijde van het wegnemen zelf, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Het is verdachte die de leverancier - [slachtoffer 1] - kende, het is verdachte die het contact heeft gelegd, het is verdachte die de afspraken voor de ontmoetingen heeft gemaakt en beide keren aanwezig was bij de onderhandelingen en hij is degene die een prijsafspraak over het valse geld heeft gemaakt. Zijn aanwezigheid bij de deal was nodig om bij de verkopers vertrouwen te wekken. Verdachte was van te voren volledig op de hoogte van de voorgenomen ripdeal, heeft voor nepgeld gezorgd, wist dat er wapens werden meegenomen, en is in de woning aanwezig geweest en gebleven toen de deal werd afgehandeld. Ook nadien heeft hij meegeholpen het gestolene veilig te stellen door de plaats delict te verlaten en heeft hij bewijsstukken weggemaakt. Verdachte heeft zich derhalve op geen enkel moment gedistantieerd, integendeel. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt als volgt.
Het is vaste jurisprudentie dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'aanwezig hebben' in de zin van artikel 2 van de Opiumwet niet noodzakelijk is dat de verdovende middelen de verdachte toebehoren, noch dat hij enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen heeft. Voldoende is dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van de (mede)dader bevinden.
Verdachte en zijn medeverdachten hadden van tevoren het plan gevat om onder meer cocaïne weg te nemen. Na het gebeuren zat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] in de auto. [medeverdachte 2] heeft de drugs aan verdachte getoond. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de cocaïne zich in de machtssfeer van verdachte bevond en dat het onder 2 ten laste gelegde bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 januari 2017 te [pleegplaats] , in een woning gelegen aan of bij de [straatnaam] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid drugs te weten ongeveer een halve kilo cocaïne en een hoeveelheid vals geld te weten 19 nagemaakte en/of vervalste bankbiljetten van 500 euro,
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk gewelddadig een vuurwapen (pistool) en een traangasbusje (pepperspray) heeft meegenomen naar die woning gelegen aan de [straatnaam] en aldaar in de keuken van die woning die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met kracht tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd en die [slachtoffer 2] een zogenoemd knietje tegen het lichaam heeft gegeven en een vuurwapen (pistool) op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gericht;
2.
hij in de periode omvattende de dagen 13 januari 2017 en 14 januari 2017 te [pleegplaats] , en te Musselkanaal en Stadskanaal, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne (ongeveer een halve kilo), zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn relatief jonge leeftijd, het ontbreken van documentatie voor soortgelijke feiten en zijn uiteindelijk meewerkende proceshouding. Voorts dient rekening te worden gehouden met de bevindingen van de psycholoog over de geringe volwassenheid van verdachte en met het feit dat hij door de afloop van het gebeuren in zekere mate een trauma heeft opgelopen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, te weten een psychologisch rapport d.d. 25 augustus 2017, opgemaakt door psycholoog L.E.E. Ligthart en de reclasseringsrapporten van 5 april 2017 en 1 september 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 juli 2017, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en het aanwezig hebben van cocaïne.
Verdachte en zijn twee medeverdachten hebben een afspraak gemaakt met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] om cocaïne en vals geld van hen te kopen. Verdachten hebben echter nooit de bedoeling gehad geld daarvoor te betalen, maar wilden deze goederen stelen (rippen).
In de keuken van de woning van [slachtoffer 1] hebben de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2] en is [slachtoffer 1] met een vuurwapen bedreigd. Tijdens het wegvluchten werd medeverdachte [medeverdachte 1] neergeschoten en hij is later in het ziekenhuis overleden.
Deze ripdeal en de daarop volgende dodelijke schietpartij heeft plaatsgevonden in een woning en midden in een woonwijk in [pleegplaats] . Dergelijke feiten zorgen in het algemeen voor veel maatschappelijke onrust en gevoelens van angst. De feiten hebben in het bijzonder een enorme impact gehad op de in de woning aanwezige bewoners en de direct omwonenden. Hoewel niet vast is komen te staan dat door een lid van de groep waartoe verdachte behoorde is geschoten, is wel voldoende aannemelijk geworden dat ook zij zich van wapens hadden voorzien, kennelijk om koste wat het kost zich de cocaïne en het valse geld zonder betaling toe te eigenen. Dit alles maakt dat het uit de hand lopen van de ripdeal en het gegeven dat de bewoners van de woning en de buurtbewoners zijn geconfronteerd met een ernstig feit mede door verdachte is veroorzaakt. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat hoewel verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, hij een beperktere rol had dan zijn medeverdachten. Ook de omstandigheid dat verdachte in zekere mate getraumatiseerd is door het waarnemen dat een vriend van hem is neergeschoten en later overleden, laat de rechtbank meewegen in de op te leggen straf.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een niet nader gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale en vermijdende trekken. Daarnaast is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in het gebruik van diverse middelen. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde delicten en hebben het gedrag van verdachte beïnvloed. De levensstijl van verdachte was gekenmerkt door maatschappelijke teloorgang mede ten gevolge van middelengebruik en onvoldoende vaardigheden om zich staande houden. Deze levensstijl maakte dat verdachte gemakkelijk in contact kwam met personen uit het criminele circuit. De opstelling van verdachte om mee te doen aan het delict en geen vragen te stellen, sluit aan bij de vermijdende copingstijl die hij hanteert. Deze past ook in het beeld van de antisociale persoonlijkheidstrekken die bij hem zijn geconstateerd. Zijn beslissing werd impulsief genomen zonder zich daarbij te bekommeren over de veiligheid van anderen en zichzelf.
Zowel door de reclassering als de psycholoog wordt gerapporteerd dat sprake is van hoog recidivegevaar. Met name het ontbreken van beschermende factoren ten aanzien van de motivationele en externe items en daarnaast de neiging tot middelengebruik bij opdoemende problemen, baren zorgen. Om tot een aanvaardbare reductie van het recidiverisico te komen dienen er op diverse niveaus interventies gepleegd te worden. In dit verband worden door de reclassering de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: meldplicht, gedragsinterventie, ambulante behandelverplichting, drugs- en alcoholverbod, contactverbod met de medeverdachten en locatiegebod met elektronische controle.
De rechtbank vindt in het voorgaande aanleiding om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen met de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatiegebod met elektronische controle. De rechtbank ziet van oplegging daarvan af, omdat aan verdachte een langdurige vrijheidsstraf wordt opgelegd en thans niet kan worden overzien of, en in hoeverre, elektronische controle bij het einde van zijn detentie nog onder dezelfde voorwaarden uitvoerbaar is. De voorwaarden worden gekoppeld aan een proeftijd van drie jaren.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden en zal deze opleggen. Aan het voorwaardelijke deel zullen de reeds genoemde voorwaarden worden gekoppeld.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot een jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
drie jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na vrijlating meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden/Solo, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen voor zijn problematiek bij Ambulante Forensische Psychiatrie Noord of Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde geen contact zal leggen met de medeverdachten, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2017.