ECLI:NL:RBNNE:2017:373
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake persoonsgebonden budget op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 februari 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een persoonsgebonden budget (pgb) had aangevraagd op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verzoekster had op 7 november 2016 een aanvraag ingediend voor verlenging van haar pgb voor schoonmaak, regie en begeleiding. Na het uitblijven van een besluit heeft verzoekster op 23 december 2016 bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 23 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het bezwaar tegen het uitblijven van de beslissing op de aanvraag als een beroepschrift kan worden beschouwd.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening, aangezien verweerder inmiddels een pgb had toegekend, maar deze toekenning slechts van tijdelijke duur was. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet op de juiste wijze een ingebrekestelling had gedaan. De e-mail van 19 december 2016 aan de wethouder werd niet als een formele ingebrekestelling beschouwd, maar als een informeel verzoek om de afhandeling van de aanvraag te bespoedigen. Hierdoor ontbrak het aan de vereiste formele ingebrekestelling, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk zou worden verklaard.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.